Jobs rechtschapenheid — Wie kan die navolgen?
„Hij [zal] mij op een nauwkeurige weegschaal wegen en God zal mijn rechtschapenheid te weten komen.” — JOB 31:6.
1. Waarom is het goed Jobs voorbeeld te beschouwen, en welke vragen worden opgeworpen?
JOB was overtuigd van zijn rechtschapenheid en daarom was hij graag bereid zich door God te laten onderzoeken. Zijn voorbeeld kan een grote aanmoediging voor ons in deze tijd zijn, de speciale tijd waarin Satan wanhopige pogingen doet om de rechtschapenheid van allen die God dienen, te verbreken (1 Petrus 5:8). In het besef hiervan zei de discipel Jakobus: „Neemt tot een model van het lijden van kwaad en het oefenen van geduld de profeten”, in het bijzonder Job (Jakobus 5:10, 11). Maar wie kunnen Jobs rechtschapenheid navolgen? Kunnen wij het? In welke opzichten is Job voor ons een voorbeeld in het bewaren van rechtschapenheid?
2. (a) Wat betekent de naam Job? (b) Wat werd er door Jobs loopbaan van rechtschapenheid bewerkstelligd?
2 De naam Job betekent „voorwerp van vijandschap”, en dat is Job beslist geworden. Maar toen Jehovah Satans verzoek inwilligde en de beschermende omheining rondom Job wegnam, faalde elke poging die Satan deed om Jobs rechtschapenheid jegens God te verbreken (Job 1:1–2:10). Daardoor verschafte Job een antwoord op de honende bewering die Satan had geuit, dat hij iedereen ervan kon afbrengen God te dienen (Spreuken 27:11). Door aan zijn rechtschapenheid vast te houden, verkondigde Job in feite ten aanhoren van het gehele universum: ’Satan, je bent een verachtelijke leugenaar, want Jehovah is mijn God, en ik zal mijn rechtschapenheid jegens hem bewaren, wat er ook gebeurt!’ — Job 27:5.
Degenen die als Job zijn
3. Wie bevond zich in de hemel binnen een beschermende omheining, en welke vragen rezen er met betrekking tot hem?
3 Het is veelbetekenend dat de strijdvraag tussen Jehovah en Satan een universele strijdvraag was, aangezien het geestenrijk erbij betrokken was. Daar in de hemel, omheind door Jehovah’s beschermende zorg, bevond zich het beloofde „zaad” door bemiddeling van wie God zich had voorgenomen Zijn grootse voornemens te verwezenlijken (Genesis 3:15). Maar zou deze hemelse persoon, wanneer de ’beschermende omheining’ rondom hem weggenomen was, werkelijk Jobs rechtschapenheid navolgen? Zou hij het bewijs leveren dat een volmaakt mens, zoals Adam eens was, volmaakte rechtschapenheid jegens God kon bewaren? (1 Korinthiërs 15:45) Satan trof voorbereidingen om dit „zaad” zodra Hij op aarde zou verschijnen aan de zwaarst denkbare beproeving te onderwerpen.
4. (a) Wie werd het voornaamste voorwerp van Satans vijandschap, en hoe weten wij dat God zijn beschermende zorg van hem terugtrok? (b) Wat verschafte Jezus aan Jehovah?
4 Jezus Christus bleek het vanuit de hemel gezonden „zaad” te zijn. Zo werd hij het brandpunt van Satans aandacht, ja, het voornaamste voorwerp van Satans vijandschap. Dat Jehovah zijn omheining van beschermende zorg had weggenomen, bleek uit Christus’ uitroep aan de martelpaal: „Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?” (Matthéüs 27:46; Psalm 22:1) Hoewel Jezus op smartelijke wijze voelde dat God zijn bescherming had teruggetrokken, ’zondigde hij niet’, net als Job, „en schreef hij God niets onbetamelijks toe” (Job 1:22). Hij volgde Job na door volmaakte rechtschapenheid jegens God te bewaren, en bewees daarmee dat ’er niemand op aarde was als hij’ (Job 1:8). In Jezus heeft Jehovah God dus een volledig en eeuwigdurend antwoord gegeven op Satans valse beschuldiging dat God geen mens op de aarde kan plaatsen die hem onder de zwaarste beproeving trouw zal blijven.
5. (a) Wat blijft Satan doen? (b) Wat deed Satan toen hij uit de hemel geworpen was?
5 Satan echter, die met dit antwoord nog geen genoegen neemt, blijft beschuldigingen uiten tegen Jezus’ geestelijke broeders, die samen met Jezus het „zaad” van Gods met een vrouw te vergelijken organisatie vormen. In de beschrijving die de bijbel omtrent de oprichting van het Koninkrijk in de hemel geeft, wordt betreffende Satan gezegd: „De beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht beschuldigt voor onze God, is neergeslingerd!” Satan doet echter meer dan beschuldigingen uiten, hij zet een vijandige aanval op touw! De bijbel verklaart dat „de draak”, Satan, nadat hij uit de hemel verwijderd was, „toornig [werd] op de vrouw en [heenging] om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad, die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus”. — Openbaring 12:7-12, 17.
6. (a) Wie staan thans aan de spits van het predikingswerk, en wie hebben zich bij hen aangesloten? (b) Tot het doelwit waarvan probeert Satan hen allen te maken?
6 „De overgeblevenen van [het] zaad” van de vrouw zijn de gezalfde getuigen van Jehovah die thans nog op aarde overgebleven zijn. Zij staan aan de spits van „het werk . . . dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” door op wereldomvattende schaal in het openbaar bekend te maken dat hij thans als Koning op de troon geplaatst is en binnenkort een eind zal maken aan dit onrechtvaardige samenstel van dingen (Matthéüs 24:14; Daniël 2:44). Maar zij staan allerminst alleen! Een grote schare van meer dan drie miljoen personen heeft zich thans bij hen aangesloten en vormt samen met hen een verenigde, wereldomvattende, rechtschapenheid bewarende organisatie. Ook al deze rechtschapenheidbewaarders zijn het doelwit geworden van Satans meedogenloze vervolging, en hun hemelse Vader, Jehovah, schept behagen in hun rechtschapenheid. — 2 Timótheüs 3:12; Spreuken 27:11.
7. Waarom kunnen wij Satans aanvallen vol vertrouwen onder de ogen zien?
7 Het is beslist een ernstig stemmende gedachte te beseffen dat evenals Satans boosaardige aandacht op Job gericht was, ze ook gericht is op ons die trachten onze rechtschapenheid jegens God te bewaren. Wij hoeven daardoor echter niet van streek te raken. Waarom niet? Omdat „Jehovah zeer teder in genegenheid en barmhartig is” en „u niet in de steek [zal] laten, noch u geheel en al [zal] verlaten” (Jakobus 5:11; Deuteronomium 31:6). Ja, Jehovah zal ons staande houden. „Voor hen die in rechtschapenheid wandelen, is hij een schild”, zegt de bijbel (Spreuken 2:7). Dit betekent echter niet dat Jehovah niet zal toelaten dat wij op de proef worden gesteld. Dat zal hij wèl, net als in het geval van Job. „Maar God is getrouw”, merkte de apostel Paulus op, „en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” — 1 Korinthiërs 10:13.
Wanneer wij beproevingen ondergaan
8. Hoe kan Jobs voorbeeld ons thans tot nut strekken?
8 Jobs voorbeeldige rechtschapenheid kan vooral nuttig voor ons zijn wanneer wij tegenover zware beproevingen komen te staan. Jobs lijden was zo intens dat hij wilde sterven en verborgen wilde worden in Sjeool, het gemeenschappelijke graf der mensheid (Job 14:13). In deze tijd zijn er sommigen die zich net zo hebben gevoeld en die zeggen dat zij zich vereenzelvigd hebben met Job toen hij zoveel lijden onderging. Misschien hebt u dat gevoel af en toe ook wel gekend. Ja, lezen over zijn lijden, kan werkelijk net zijn alsof wij aanmoediging krijgen van een vriend die een nog zwaardere beproeving heeft ondergaan dan wijzelf. Weten dat iemand anders heeft volhard en begrip heeft, helpt ons beslist ook de beproeving te doorstaan.
9. Hoe vinden wij er baat bij dat anderen hun rechtschapenheid bewaren?
9 Aangezien Jehovah weet wat wij nodig hebben, heeft hij het boek Job laten optekenen om ons te helpen net als Job onze rechtschapenheid te bewaren (Romeinen 15:4; Jakobus 5:10, 11). God weet dat net zoals het ene deel van het lichaam afhankelijk is van het andere, zijn getrouwe dienstknechten elkaar eveneens nodig hebben (1 Korinthiërs 12:20, 26). Denk eens terug aan de onlangs gehouden „Rechtschapenheidbewaarders”-congressen, die door miljoenen lezers van dit tijdschrift werden bijgewoond. Degenen die daar geweest zijn, zullen zich herinneren wat een fijn gevoel het was in gezelschap te zijn van zovelen voor wie het voornaamste doel in het leven is hun rechtschapenheid jegens God te bewaren. Voor de aanwezigen was de wetenschap dat de vele duizenden om hen heen in hun eigen gemeenschap — hetzij op hun werk of op school — eveneens onder beproevingsvolle omstandigheden hun rechtschapenheid bewaarden, een geweldige aanmoediging om hun rechtschapenheid te bewaren! — 1 Petrus 5:9.
10. (a) Hoe zou iemand zover kunnen komen dat hij de dingen niet meer in het juiste perspectief ziet? (b) Waaraan begon Job te twijfelen?
10 Toch zien wij misschien net als Job de dingen niet altijd in het juiste perspectief. Iemand die hevig lijden ondergaat en in een gedeprimeerde stemming verkeert, zou kunnen zeggen: ’O, waarom doet God mij dit aan? Waarom laat hij toe dat dit gebeurt?’ Het kan zelfs zover komen met zo iemand dat hij zegt: ’Wat voor zin heeft het God te dienen?’ Job, die niet wist wat de oorzaak van zijn lijden was, betwijfelde of het op dat ogenblik wel nut had rechtvaardig te zijn, aangezien de goeden evenzeer bleken te lijden als de kwaden, zo niet meer (Job 9:22). Volgens Elihu zei Job: „Wat baat het mij, Wat voordeel heb ik als ik niet zondig?” (Job 35:3, Petrus-Canisiusvertaling) Maar wij kunnen ons niet zo door onze eigen moeilijkheden in beslag laten nemen dat wij de dingen niet meer in het juiste perspectief zien en betwijfelen of het wel waarde heeft God te dienen.
11. Welke voortreffelijke terechtwijzing gaf Elihu aan Job?
11 Elihu gaf Job de terechtwijzing die hij nodig had en verschafte een juiste kijk op de dingen door erop te wijzen dat Jehovah hoog boven Job verheven was (Job 35:4, 5). Elihu toonde aan dat wij, wat er ook gebeurt, nooit de conclusie mogen trekken dat God zich niet om ons bekommert en het nooit zover mogen laten komen dat onze redenatie er op de een of andere manier op neerkomt dat wij God mogen tergen wegens vermeende onrechtvaardigheden van Zijn zijde. „Indien gij inderdaad zondigt,” vroeg Elihu aan Job, „wat richt gij dan tegen hem uit? En indien uw daden van opstandigheid inderdaad toenemen, wat doet gij hem daarmee aan?” (Job 35:6) Ja, als u probeert God te tergen door zijn wegen of zijn dienst te verlaten, brengt u alleen uzelf schade toe, maar niet God.
12. In hoeverre heeft het bewaren van onze rechtschapenheid invloed op God?
12 Anderzijds toonde Elihu aan dat Jehovah er geen persoonlijk voordeel van heeft als wij doen wat juist is. Natuurlijk verheugt het God als wij onze rechtschapenheid bewaren maar tegelijkertijd is hij op geen enkele manier afhankelijk van onze aanbidding, zoals te kennen werd gegeven door de vraag die Elihu aan Job stelde: „Indien gij werkelijk in uw recht zijt, wat geeft gij hem, of wat ontvangt hij uit uw eigen hand?” (Job 35:7) God heeft ons het leven gegeven, en dank zij hem ademen en bewegen en bestaan wij. Alles is zijn eigendom! (Handelingen 17:25; 1 Kronieken 29:14) Onze goddeloosheid of onze rechtvaardigheid kan dus geen invloed hebben op God zelf. — Job 35:8.
Wanneer wij terechtgewezen worden
13. (a) Hoe reageerde Job op de terechtwijzing die hij kreeg? (b) Welk probleem hebben wij allen?
13 Hoe reageerde Job op de terechtwijzing die hij eerst van Elihu en vervolgens van Jehovah zelf ontving? Hij aanvaardde die en had berouw „in stof en as” (Job 42:6). Ja, Job vernederde zich en erkende zijn dwaling. En hebben wij geen bewondering voor zo’n nederigheid? Maar hoe staat het met ons? Ook al zijn wij misschien standvastige rechtschapenheidbewaarders zoals Job, toch zijn wij allen geneigd fouten te maken en op een of andere manier ons evenwicht te verliezen (Jakobus 3:2; Galáten 2:11-14). Wat zullen wij doen als onze fout of onze onvolmaaktheid onder onze aandacht wordt gebracht, misschien zelfs door iemand die jonger is, zoals Elihu? — Job 32:4.
14. (a) Wat is een veel voorkomende neiging als iemand terechtgewezen wordt? (b) Wat kan bijdragen tot fouten of een onjuiste beoordeling, en welk voorbeeld gaf Job toen hij terechtgewezen werd?
14 Het is niet altijd gemakkelijk terechtwijzing te aanvaarden (Hebreeën 12:11; Spreuken 3:11, 12). Wij hebben de neiging ons te rechtvaardigen. Net als Job hebben wij misschien niet met opzet iets verkeerds gezegd of gedaan. Ons motief kan goed geweest zijn. Maar misschien hebben wij zonder volledige kennis van zaken gesproken, met een gebrek aan begrip of fijngevoeligheid. Misschien weerspiegelden onze opmerkingen een houding van raciale of nationale superioriteit, of een niet door de Schrift ondersteunde starheid in een bepaalde kwestie. Misschien wordt ons onder de aandacht gebracht dat wat wij gezegd hebben meer onze persoonlijke zienswijze weerspiegelt en dat het anderen zo gekwetst heeft dat hun geestelijke gezindheid erdoor in gevaar is gebracht. Wanneer wij terechtgewezen worden, zullen wij dan, net als Job, erkennen dat wij ’zonder begrip gesproken hebben’ en het ’herroepen’? — Job 42:3, 6.
Op God vertrouwen, niet op rijkdom
15. Hoe weten wij dat Job zijn vertrouwen niet op zijn rijkdom stelde?
15 Bildad trok de basis van Jobs vertrouwen in twijfel en liet doorschemeren dat Job God vergeten was en dat hij zijn vertrouwen op iets anders had gesteld (Job 8:13, 14). Maar ook al was Job met veel materiële dingen gezegend, toch had hij zijn vertrouwen niet daarop gesteld. Zijn rechtschapenheid werd in geen enkel opzicht aan het wankelen gebracht toen hij al zijn bezittingen verloor (Job 1:21). In zijn laatste verdediging zei Job: „Indien ik het goud tot mijn vertrouwen heb gesteld, of tot het goud heb gezegd: ’Gij zijt mijn vertrouwen!’ Indien ik mij placht te verheugen omdat mijn bezit veel was, en omdat mijn hand heel veel dingen gevonden had . . . zou ook dat een dwaling zijn ter attentie van de rechters, want ik zou de ware God daarboven hebben verloochend.” — Job 31:24-28.
16. Welk zelfonderzoek dienen wij te doen? (b) Wat belooft God aan hen die hun vertrouwen op hem stellen?
16 Hoe staat het met ons? Waarop stellen wij ons vertrouwen — op Jehovah of op materiële bezittingen? Indien wij op een nauwkeurige weegschaal werden gewogen, zoals Job wenste dat met hem gedaan zou worden, zou God dan onze rechtschapenheid in dit opzicht te weten komen? Gaat onze voornaamste zorg in het leven er werkelijk naar uit Jehovah door onze loopbaan van rechtschapenheid een antwoord te verschaffen waarmee hij de honende uitdagingen van Satan kan beantwoorden? Of zijn wij er vooral op uit onze begeerte naar genoegens en bezittingen te bevredigen? Wat is het heerlijk indien wij als Job kunnen zijn en Jehovah’s hart kunnen verblijden door op Hem te vertrouwen en onszelf of de materiële dingen die er te krijgen zijn, niet al te belangrijk te vinden! Indien wij op Jehovah vertrouwen en zijn belangen op de eerste plaats stellen, belooft hij dat hij ons nooit in de steek zal laten. — Matthéüs 6:31-33; Hebreeën 13:5, 6.
Seksuele moraliteit
17. Welke insinuaties uitten Jobs „vertroosters”, maar wat zei Job over zijn morele gedrag?
17 Jobs valse vertroosters beschuldigden hem niet rechtstreeks van seksueel wangedrag, maar herhaaldelijk suggereerden zij dat hij schuldig was aan een of andere verborgen overtreding waarvoor God hem strafte. Als vermogend man, ja, als „de grootste van alle oosterlingen”, had Job stellig gelegenheden tot buitenechtelijke seks (Job 1:3; 24:15). Andere dienstknechten zowel vóór als na de dagen van Job zijn voor seksuele verleidingen bezweken (Genesis 38:15-23; 2 Samuël 11:1-5). Job verweerde zich echter tegen iedere insinuatie van zulke overtredingen door te verklaren: „Een verbond heb ik gesloten met mijn ogen. Hoe zou ik mij dan opmerkzaam kunnen betonen ten opzichte van een maagd? Indien mijn hart is verleid tot een vrouw, en ik zelfs aan de ingang van het huis van mijn metgezel op de loer bleef liggen, . . . dat zou losbandig gedrag zijn, en dat zou een dwaling zijn ter attentie van de rechters.” — Job 31:1, 9-11.
18. Waarom is het zo moeilijk vast te houden aan seksuele moraliteit, maar waarom zullen wij ons gelukkig voelen als wij daarin slagen?
18 Misschien heeft Satan op geen enkele andere manier zoveel succes gehad in het ondermijnen van de rechtschapenheid van Gods dienstknechten als door hen ertoe te bewegen hoererij te bedrijven (Numeri hoofdstuk 25). Kunt u Jobs rechtschapenheid navolgen door alle verlokkingen tot seksueel wangedrag te weerstaan? Het is werkelijk een uitdaging, vooral in deze op het gebied van seks krankzinnige wereld waar de immoraliteit zozeer hoogtij viert. Maar bedenk eens hoe geweldig het is om, wanneer u ter verantwoording wordt geroepen, vol vertrouwen net als Job te kunnen zeggen: „God zal mijn rechtschapenheid te weten komen”! — Job 31:6.
Wat ons kan helpen
19. Wat is van essentieel belang om ons te helpen onze rechtschapenheid te bewaren?
19 Het is niet gemakkelijk Jobs rechtschapenheid na te volgen, aangezien Satan in deze tijd net zo hard probeert onze rechtschapenheid te verbreken als destijds die van Job. Het is derhalve van essentieel belang dat wij de volledige wapenrusting van God aandoen (Efeziërs 6:10-18). Dit houdt in dat wij net als Job op God gericht moeten zijn, er altijd op bedacht Hem te behagen in alles wat wij of onze gezinsleden doen (Job 1:5). Daarom zijn bijbelstudie, geregelde omgang met medegelovigen en de openbare bekendmaking van ons geloof uitermate belangrijk. — 2 Timótheüs 2:15; Hebreeën 10:25; Romeinen 10:10.
20. (a) Welke hoop kan ons tijdens beproevingen schragen? (b) Welke door de psalmist genoemde beloning kunnen wij ontvangen voor het bewaren van onze rechtschapenheid?
20 Maar wat ons onder beproevingen bovenal staande kan houden, is dat waardoor Job staande werd gehouden — zijn vertrouwen dat dit leven niet alles is wat er is. „Kan een fysiek sterke man als hij sterft opnieuw leven?” vroeg Job. En hij antwoordde: „Gij zult roepen, en ikzelf zal u antwoorden” (Job 14:13-15). Als wij datzelfde absolute vertrouwen hebben dat Jehovah zijn getrouwe dienstknechten uit de dood zal opwekken, kan dat ons ook helpen het hoofd te bieden aan iedere beproeving die Satan over ons kan brengen (Hebreeën 6:10). Lang geleden schreef de bijbelse psalmist: „Wat mij betreft, wegens mijn rechtschapenheid hebt gij mij ondersteund, en gij zult mij tot onbepaalde tijd voor uw aangezicht stellen” (Psalm 41:12). Moge dat voor een ieder van ons de gelukkige toekomst zijn — dat Jehovah ons ondersteunt en ons eeuwig bewaart omdat wij zijn rechtschapenheid bewarende dienstknechten zijn!
Kunt u dit beantwoorden?
◻ Wie hebben bewezen als Job te zijn, en welke vergelijkingen kunnen er tussen hen en Job getrokken worden?
◻ Wat kunnen wij leren van de wijze waarop Job op zijn beproevingen reageerde?
◻ Hoe reageerde Job op terechtwijzing, en wat kunnen wij hiervan leren?
◻ Welk voortreffelijke voorbeeld gaf Job met betrekking tot materiële dingen en seksuele moraliteit?
◻ Wat kan ons helpen net als Job onze rechtschapenheid te bewaren?
[Illustratie op blz. 17]
Hebt u net als Job ooit eraan getwijfeld of het thans nut heeft uw rechtschapenheid te bewaren?