De wet vóór Christus
„Waarlijk, hoe lief heb ik uw wet! De gehele dag heeft ze mijn intense belangstelling.” — PSALM 119:97.
1. Waardoor worden de bewegingen van de hemellichamen bestuurd?
VANAF zijn kinderjaren had Job waarschijnlijk met bewondering naar de sterren getuurd. Ongetwijfeld hadden zijn ouders hem de namen van de grote sterrenbeelden geleerd en hem verteld wat zij wisten over de wetten die de beweging van de sterrenbeelden langs de hemel bestuurden. In de oudheid maakten mensen immers gebruik van de gestadige bewegingen van deze uitgestrekte, elegante sterrengroeperingen om de wisselende seizoenen te markeren. Maar hoe vaak Job ook met ontzag naar de sterren had getuurd, hij wist niet welke geweldige krachten deze sterrenformaties bijeenhielden. Derhalve kon hij geen antwoord geven toen Jehovah God hem vroeg: „Kent u de wetten van de hemellichamen?” (Job 38:31-33, Willibrordvertaling) Ja, de sterren worden bestuurd door wetten — wetten die zo exact en complex zijn dat hedendaagse wetenschappers ze niet volledig kunnen bevatten.
2. Waarom kan er worden gezegd dat de hele schepping door wetten wordt bestuurd?
2 Jehovah is de Opperste Wetgever in het universum. Al zijn werken worden door wetten bestuurd. Zijn geliefde Zoon, „de eerstgeborene van heel de schepping”, gehoorzaamde de wet van zijn Vader getrouw voordat het stoffelijke universum tot bestaan was gekomen! (Kolossenzen 1:15) Ook de engelen worden door wetten geleid (Psalm 103:20). Zelfs dieren worden door wetten bestuurd, want ze gehoorzamen het door hun Schepper ingeprogrammeerde instinct. — Spreuken 30:24-28; Jeremia 8:7.
3. (a) Waarom heeft de mensheid wetten nodig? (b) Door middel waarvan bestuurde Jehovah de natie Israël?
3 Hoe staat het met de mensheid? Hoewel wij gezegend zijn met gaven als intelligentie, moraliteit en spiritualiteit (geestelijke levenshouding), hebben wij bij de aanwending van deze vermogens toch nog goddelijke wetten nodig om ons te leiden. Onze eerste ouders, Adam en Eva, waren volmaakt, zodat zij slechts enkele wetten nodig hadden om hen te leiden. Liefde voor hun hemelse Vader had hun alle reden moeten geven om hem blijmoedig te gehoorzamen. Maar zij waren ongehoorzaam (Genesis 1:26-28; 2:15-17; 3:6-19). Dientengevolge waren hun nakomelingen zondige schepselen die veel meer wetten nodig hadden om hun leiding te verschaffen. Met het voortschrijden van de tijd kwam Jehovah liefdevol aan die behoefte tegemoet. Hij gaf Noach specifieke wetten die hij aan zijn gezin moest doorgeven (Genesis 9:1-7). Eeuwen later gaf God, via Mozes, de nieuwe natie Israël een uitvoerig, geschreven wetsstelsel. Dit was de eerste keer dat Jehovah een hele natie door middel van goddelijke wetten bestuurde. Door die Wet te onderzoeken, zullen wij geholpen worden de belangrijke rol te begrijpen die goddelijke wetten in het leven van christenen in deze tijd spelen.
De Mozaïsche wet — Het doel ervan
4. Waarom zou het voor de uitverkoren nakomelingen van Abraham geen gemakkelijke zaak zijn om het beloofde Zaad voort te brengen?
4 De apostel Paulus, die een diepgaande studie van de Wet had gemaakt, vroeg: „Waartoe dient dan de Wet?” (Galaten 3:19) Voor het antwoord op deze vraag moeten wij bedenken dat Jehovah zijn vriend Abraham beloofde dat in zijn geslachtslijn een Zaad zou worden voortgebracht waardoor alle natiën rijkelijk gezegend zouden worden (Genesis 22:18). Maar dit was geen gemakkelijke zaak: Abrahams uitverkoren nakomelingen, de Israëlieten, waren niet allemaal personen die Jehovah liefhadden. Mettertijd bleken de meesten hardnekkig en weerspannig te zijn — sommigen waren nagenoeg onbestuurbaar! (Exodus 32:9; Deuteronomium 9:7) Zulke personen behoorden louter op grond van geboorte tot Gods volk, niet uit vrije keus.
5. (a) Wat leerde Jehovah de Israëlieten door middel van de Mozaïsche wet? (b) Hoe was de Wet erop gericht invloed uit te oefenen op het gedrag van degenen die zich eraan hielden?
5 Hoe zou zo’n volk het beloofde Zaad kunnen voortbrengen en erdoor gezegend kunnen worden? In plaats van hen als robots te besturen, onderwees Jehovah hen door middel van wetten (Psalm 119:33-35; Jesaja 48:17). Het Hebreeuwse woord voor „wet”, tō·rahʹ, betekent in feite „onderricht”. Wat leerde de Wet? In eerste instantie leerde ze de Israëlieten dat zij de Messias nodig hadden, die hen uit hun zondige toestand zou verlossen (Galaten 3:24). De Wet leerde ook godvruchtige vrees en gehoorzaamheid. In overeenstemming met de Abrahamitische belofte moesten de Israëlieten voor alle andere natiën als getuigen van Jehovah dienen. De Wet moest hun dus een verheven, edel stelsel van gedragsregels leren waardoor een gunstig licht op Jehovah geworpen zou worden; ze zou de Israëlieten helpen zich afgescheiden te houden van de verdorven praktijken van de omringende natiën. — Leviticus 18:24, 25; Jesaja 43:10-12.
6. (a) Uit ongeveer hoeveel verordeningen bestaat de Mozaïsche wet, en waarom dient dat aantal niet als buitensporig te worden beschouwd? (Zie voetnoot.) (b) Welk inzicht kunnen wij door een studie van de Mozaïsche wet verkrijgen?
6 Het wekt dan ook geen verbazing dat de Mozaïsche wet veel verordeningen bevat — ruim 600.a Dit geschreven stelsel reglementeerde de terreinen van de aanbidding, de regering, de moraal en de rechtspleging. Er waren zelfs spijswetten en hygiënische voorschriften in opgenomen. Maar betekent dit dat de Wet slechts uit een verzameling kille voorschriften en korte, zakelijke geboden bestond? Beslist niet! Een studie van dit wetsstelsel verschaft een rijkdom aan inzicht in Jehovah’s liefdevolle persoonlijkheid. Beschouw eens enkele voorbeelden.
Een wet die barmhartigheid en mededogen ademde
7, 8. (a) Hoe legde de Wet de nadruk op barmhartigheid en mededogen? (b) Hoe paste Jehovah in het geval van David de Wet op barmhartige wijze toe?
7 De Wet legde de nadruk op barmhartigheid en mededogen, vooral jegens de geringen of de hulpelozen. Weduwen en wezen genoten speciale bescherming (Exodus 22:22-24). Werkdieren werden tegen wreedheid beschermd. Fundamentele eigendomsrechten werden gerespecteerd (Deuteronomium 24:10; 25:4). Hoewel de Wet de doodstraf eiste voor moord, kon er in gevallen van onopzettelijke doodslag barmhartigheid betoond worden (Numeri 35:11). Kennelijk werd aan Israëlitische rechters de vrijheid verleend om te beslissen welke straf er voor sommige overtredingen, afhankelijk van de houding van de kwaaddoener, zou worden opgelegd. — Vergelijk Exodus 22:7 en Leviticus 6:1-7.
8 Jehovah gaf rechters het voorbeeld door de Wet waar nodig met gestrengheid maar waar enigszins mogelijk met barmhartigheid toe te passen. Koning David, die zich schuldig had gemaakt aan overspel en moord, werd barmhartigheid betoond. Niet dat hij ongestraft bleef, want Jehovah beschermde hem niet voor de verschrikkelijke gevolgen die uit zijn zonde voortsproten. Maar wegens het Koninkrijksverbond en omdat David van nature een barmhartig man was en een hartetoestand bleek te bezitten waaruit diepgevoeld berouw sprak, werd hij niet ter dood gebracht. — 1 Samuël 24:4-7; 2 Samuël 7:16; Psalm 51:1-4; Jakobus 2:13.
9. Welke rol speelde liefde in de Mozaïsche wet?
9 Bovendien legde de Mozaïsche wet de nadruk op liefde. Denk u eens in dat een van de hedendaagse natiën een wetsstelsel had waarin werkelijk liefde werd geëist! De Mozaïsche wet verbood dus niet alleen moord; ze gebood: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf” (Leviticus 19:18). Ze verbood niet alleen de inwonende vreemdeling onrechtvaardig te behandelen; ze gebood: „Gij moet hem liefhebben als uzelf, want gij werdt inwonende vreemdelingen in het land Egypte” (Leviticus 19:34). Ze bande niet alleen overspel uit; ze gebood de man ervoor te zorgen dat zijn vrouw zich verheugde! (Deuteronomium 24:5) Alleen al in het boek Deuteronomium worden Hebreeuwse woorden waardoor de hoedanigheid liefde tot uitdrukking wordt gebracht, zo’n twintigmaal gebruikt. Jehovah verzekerde de Israëlieten van zijn eigen liefde — in het verleden, in het heden en in de toekomst (Deuteronomium 4:37; 7:12-14). Ja, het grootste gebod van de Mozaïsche wet was: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en geheel uw ziel en geheel uw levenskracht” (Deuteronomium 6:5). Jezus zei dat aan dit gebod, alsook aan het gebod dat men zijn naaste moet liefhebben, de gehele Wet hangt (Leviticus 19:18; Mattheüs 22:37-40). Geen wonder dat de psalmist schreef: „Waarlijk, hoe lief heb ik uw wet! De gehele dag heeft ze mijn intense belangstelling.” — Psalm 119:97.
Het misbruik van de Wet
10. Hoe bezag het merendeel van de joden de Mozaïsche wet?
10 Wat was het dus tragisch dat het merendeel van de Israëlieten geen waardering had voor de Mozaïsche wet! Het volk was ongehoorzaam aan de Wet, negeerde die of vergat haar. Zij verontreinigden de zuivere aanbidding met de walgelijke religieuze praktijken van andere natiën (2 Koningen 17:16, 17; Psalm 106:13, 35-38). En ook in andere opzichten overtraden zij de Wet.
11, 12. (a) Hoe brachten groeperingen van religieuze leiders na de dagen van Ezra schade toe aan de Wet? (Zie kader.) (b) Waarom achtten de rabbi’s uit de oudheid het noodzakelijk „een omheining rond de Wet te maken”?
11 De ergste schade aan de Wet werd juist toegebracht door degenen die beweerden haar te onderwijzen en te bewaren. Dit gebeurde na de dagen van de getrouwe afschrijver Ezra uit de vijfde eeuw v.G.T. Ezra deed al het mogelijke om de verderfelijke invloeden van andere natiën tegen te gaan en legde de nadruk op het lezen en onderwijzen van de Wet (Ezra 7:10; Nehemia 8:5-8). Sommige leraren van de Wet beweerden in Ezra’s voetstappen te treden en stichtten wat bekend kwam te staan als de „Grote Synagoge”. Tot haar uitspraken behoorde de instructie: „Maak een omheining rond de Wet.” Deze leraren redeneerden dat de Wet als een kostbare tuin was. Opdat niemand deze tuin wederrechtelijk zou betreden door zich niet aan de wetten ervan te houden, riepen zij nog meer wetten in het leven, de „mondelinge wet”, om te voorkomen dat de mensen zelfs maar dicht in de buurt van zo’n overtreding kwamen.
12 Sommigen betogen misschien dat joodse leiders er met recht zo over dachten. Na Ezra’s tijd werden de joden door buitenlandse machten overheerst, in het bijzonder Griekenland. Om de invloed van de Griekse filosofie en cultuur tegen te gaan, stonden er onder de joden groeperingen van religieuze leiders op. (Zie het kader op blz. 10.) Mettertijd gingen sommige van deze groeperingen de levitische priesterschap als leraren van de Wet naar de kroon steken en zich zelfs boven hen stellen. (Vergelijk Maleachi 2:7.) Tegen 200 v.G.T. begon de mondelinge wet het joodse leven binnen te dringen. Aanvankelijk mochten deze wetten niet opgetekend worden, uit vrees dat er evenveel gezag aan toegekend zou worden als aan de geschreven Wet. Maar geleidelijk werden menselijke gedachten belangrijker geacht dan Gods gedachten, zodat deze „omheining” uiteindelijk in werkelijkheid schade toebracht aan de „tuin” die ze juist zou moeten beschermen.
De verderfelijkheid van het farizeïsme
13. Hoe rechtvaardigden sommige joodse religieuze leiders het opstellen van een menigte regels?
13 De rabbi’s redeneerden dat aangezien de thora, of Mozaïsche wet, volmaakt was, ze op elke vraag die zou kunnen rijzen een antwoord moest bevatten. Deze opvatting was niet echt eerbiedig. In werkelijkheid vormde ze voor de rabbi’s een vrijbrief om knappe menselijke redenatie aan te wenden, waardoor de schijn werd gewekt dat Gods Woord de basis was voor regels inzake allerlei kwesties — sommige van persoonlijke, andere louter van onbeduidende aard.
14. (a) Hoe voerden de joodse religieuze leiders het schriftuurlijke gebod om afgescheiden van de natiën te blijven tot een onschriftuurlijk uiterste door? (b) Waaruit blijkt dat rabbijnse regels het joodse volk niet tegen heidense invloeden hebben beschermd?
14 Steeds weer hebben de religieuze leiders schriftuurlijke voorschriften genomen en ze tot onredelijke uitersten gevoerd. De Mozaïsche wet moedigde bijvoorbeeld tot afgescheidenheid van de natiën aan, maar de rabbi’s drongen op een onredelijke verachting aan voor alles wat niet joods was. Zij onderwezen dat een jood zijn vee niet bij een heidense herberg mocht achterlaten, want heidenen „worden van bestialiteit verdacht”. Een joodse vrouw mocht een heidense vrouw geen hulp verlenen bij een bevalling, omdat zij daardoor „een kind voor afgoderij ter wereld zou helpen brengen”. Aangezien de rabbi’s de Griekse sportscholen terecht met wantrouwen bezagen, verboden zij alle gymnastische oefeningen. De geschiedenis bewijst dat dit alles weinig uitrichtte om de joden tegen heidense geloofsopvattingen te beschermen. In feite gingen de Farizeeën zelf de heidense Griekse leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel onderwijzen! — Ezechiël 18:4.
15. Hoe verdraaiden de joodse religieuze leiders de wetten inzake reiniging en incest?
15 De Farizeeën verdraaiden ook de reinigingswetten. Er werd wel gezegd dat de Farizeeën de zon zelf zouden reinigen als hun de kans daartoe werd gegeven. Hun wet stelde dat uitstel om naar het toilet te gaan een man onrein zou maken! Het wassen van de handen werd een ingewikkeld ritueel, met regels die bepaalden welke hand het eerst gewassen moest worden en hoe. Vooral vrouwen werden als onrein beschouwd. Op grond van het schriftuurlijke gebod om geen vleselijke verwant te „naderen” (in werkelijkheid een wet tegen incest), bepaalden de rabbi’s dat een echtgenoot niet achter zijn vrouw mocht lopen; ook diende hij op de markt niet met haar te spreken. — Leviticus 18:6.
16, 17. Hoe weidde de mondelinge wet uit over het gebod om een wekelijkse sabbat te onderhouden, en met welk gevolg?
16 Bijzonder berucht is de geestelijke karikatuur die de mondelinge wet van de sabbatswet maakte. God gaf Israël een eenvoudig gebod: Verricht op de zevende dag van de week geen enkel werk (Exodus 20:8-11). De mondelinge wet definieerde daarbij echter zo’n 39 verschillende soorten verboden werk, waaronder een knoop leggen of losmaken, twee steken naaien, twee Hebreeuwse letters schrijven, enzovoort. Vervolgens vereiste elk van deze soorten verboden werk een eindeloze reeks verdere regels. Welke knopen waren verboden en welke geoorloofd? De mondelinge wet beantwoordde deze vragen met willekeurige voorschriften. Genezingen verrichten ging men als verboden werk beschouwen. Het was bijvoorbeeld verboden om op de sabbat een gebroken arm of been te zetten. Een man met kiespijn kon azijn gebruiken om zijn voedsel te kruiden, maar hij mocht zijn tanden niet met azijn spoelen. Dat zou zijn kies kunnen genezen!
17 Aangezien de sabbatswet aldus onder honderden door mensen gemaakte regels werd bedolven, verloor ze voor de meeste joden haar geestelijke betekenis. Toen Jezus Christus, de „Heer van de sabbat”, spectaculaire, hartverwarmende wonderen op de sabbat verrichtte, bleven de schriftgeleerden en de Farizeeën daar onbewogen onder. Het enige wat hun dwarszat, was dat hij hun voorschriften scheen te negeren. — Mattheüs 12:8, 10-14.
Lering trekken uit de dwaasheid van de Farizeeën
18. Waartoe leidde het dat er mondelinge wetten en overleveringen aan de Mozaïsche wet werden toegevoegd? Illustreer dit.
18 Kortom, wij zouden kunnen zeggen dat deze toegevoegde wetten en overleveringen zich aan de Mozaïsche wet vasthechtten als zeepokken aan de romp van een schip. Een scheepseigenaar getroost zich veel moeite om deze hinderlijke diertjes van zijn schip te schrapen, omdat ze de snelheid van het vaartuig vertragen en de roestwerende verflaag aantasten. Op overeenkomstige wijze werd de Wet door de mondelinge wetten en overleveringen omslachtig en blootgesteld aan corroderend misbruik. In plaats van zulke bijkomstige wetten echter weg te schrappen, bleven de rabbi’s er meer aan toevoegen. Tegen de tijd dat de Messias kwam om de Wet te vervullen, zat het „schip” zo onder de „zeepokken” dat het nauwelijks kon blijven drijven! (Vergelijk Spreuken 16:25.) In plaats van het Wetsverbond te beschermen, begingen deze religieuze leiders de dwaasheid het door trouweloos gedrag schade toe te brengen. Maar hoe komt het dat hun „omheining” van regels faalde?
19. (a) Waarom faalde de „omheining rond de Wet”? (b) Waaruit blijkt dat het de joodse religieuze leiders aan waar geloof ontbrak?
19 De leiders van het judaïsme begrepen niet dat de strijd tegen verdorvenheid wordt gestreden in het hart en niet op de bladzijden van wetboeken (Jeremia 4:14). De sleutel tot de overwinning is liefde — liefde voor Jehovah, zijn wet en zijn rechtvaardige beginselen. Die liefde brengt een daarmee overeenkomende haat voort voor wat Jehovah haat (Psalm 97:10; 119:104). Degenen wier hart aldus vervuld is van liefde, blijven trouw aan Jehovah’s wetten in deze verdorven wereld. De joodse religieuze leiders hadden het grote voorrecht de mensen te onderwijzen teneinde die liefde te bevorderen en daartoe aan te zetten. Waarom zijn zij hier niet in geslaagd? Kennelijk ontbrak het hun aan geloof (Mattheüs 23:23, voetnoot). Als zij geloof hadden gehad in de kracht van Jehovah’s geest om in het hart van getrouwe mensen werkzaam te zijn, zouden zij zich niet genoopt hebben gevoeld het leven van anderen zo strikt te beheersen (Jesaja 59:1; Ezechiël 34:4). Aangezien het hun aan geloof ontbrak, brachten zij geen geloof over; zij legden het volk met door mensen gemaakte geboden een zware last op. — Mattheüs 15:3, 9; 23:4.
20, 21. (a) Welke uitwerking had een traditiegebonden geestesgesteldheid op het judaïsme? (b) Wat kunnen wij leren uit hetgeen er met het judaïsme is gebeurd?
20 Die joodse leiders bevorderden geen liefde. Hun overleveringen brachten een religie voort die geobsedeerd was door uiterlijkheden, door mechanische gehoorzaamheid ter wille van de uiterlijke schijn — een vruchtbare voedingsbodem voor huichelarij (Mattheüs 23:25-28). Hun voorschriften verschaften talloze redenen om anderen te oordelen. Bijgevolg voelden de trotse, autoritaire Farizeeën zich gerechtvaardigd Jezus Christus zelf te bekritiseren. Zij verloren het voornaamste doel van de Wet uit het oog en verwierpen de enige ware Messias. Dientengevolge moest hij de joodse natie aanzeggen: „Ziet! Uw huis wordt u verlaten achtergelaten.” — Mattheüs 23:38; Galaten 3:23, 24.
21 Wat kunnen wij hieruit leren? Het is duidelijk dat een starre, traditiegebonden geesteshouding de zuivere aanbidding van Jehovah niet bevordert! Maar wil dit zeggen dat aanbidders van Jehovah thans helemaal geen regels mogen hebben, tenzij die specifiek in de Heilige Schrift worden omschreven? Nee. Laten wij nu voor een volledig antwoord hierop beschouwen hoe Jezus Christus de Mozaïsche wet door een nieuwe en betere wet heeft vervangen.
[Voetnoot]
a Natuurlijk is dat nog steeds een zeer klein aantal vergeleken met de wetsstelsels van hedendaagse natiën. Tegen het begin van de jaren ’90 bijvoorbeeld vulden de federale wetten van de Verenigde Staten meer dan 125.000 pagina’s, waaraan elk jaar duizenden nieuwe wetten worden toegevoegd.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Hoe wordt de hele schepping door goddelijke wetten bestuurd?
◻ Wat was het voornaamste doel van de Mozaïsche wet?
◻ Waaruit blijkt dat de Mozaïsche wet de nadruk legde op barmhartigheid en mededogen?
◻ Waarom voegden de joodse religieuze leiders talloze regels aan de Mozaïsche wet toe, en met welk gevolg?
[Kader op blz. 10]
De joodse religieuze leiders
Schriftgeleerden: Zij beschouwden zichzelf als Ezra’s opvolgers en als de uitleggers van de Wet. Volgens het boek A History of the Jews „waren niet alle schriftgeleerden nobele personen, en hun pogingen om verborgen betekenissen aan de wet te ontlenen, ontaardden vaak in nietszeggende formules en zinloze restricties. Deze raakten ingeburgerd als een gebruik, dat weldra een meedogenloze tiran werd.”
Chassidim: De naam betekent „vromen” of „heiligen”. Zij werden omstreeks 200 v.G.T. voor het eerst genoemd als een klasse en waren met grote macht beklede, fanatieke verdedigers van de zuiverheid van de Wet tegen de tirannie van de Griekse invloed. De Chassidim waren in drie groeperingen verdeeld: De Farizeeën, de Sadduceeën en de Essenen.
Farizeeën: Sommige geleerden geloven dat de naam is afgeleid van de woorden voor „Afgescheidenen” of „Separatisten”. Zij waren inderdaad fanatiek in hun krachtige poging om zich afgescheiden te houden van de heidenen, maar zij beschouwden hun broederschap ook als afgescheiden van — en superieur aan — het gewone joodse volk, dat onbekend was met de gecompliceerdheid van de mondelinge wet. Eén historicus zei over de Farizeeën: „In het algemeen behandelden zij mannen als kinderen door rituele voorschriften tot in de kleinste bijzonderheden te formaliseren en te definiëren.” Een andere geleerde zei: „Het farizeïsme heeft een massa wetsvoorschriften opgesteld die alle situaties beheersen, met het onvermijdelijke gevolg dat zij kleinigheden tot iets groots opbliezen en daardoor de belangrijke zaken veronachtzaamden (Mt. 23:23).”
Sadduceeën: Een groepering die nauw verbonden was met de aristocratie en de priesterschap. Zij waren hevig gekant tegen de schriftgeleerden en de Farizeeën, want zij beweerden dat de mondelinge wet niet de rechtsgeldigheid bezat van de geschreven Wet. Dat zij in deze strijd het onderspit dolven, blijkt uit de misjna zelf: „Grotere striktheid geldt voor [het naleven van] de woorden van de Schriftgeleerden dan voor [het naleven van] de woorden van de [geschreven] Wet.” De talmoed, die veel commentaar op de mondelinge wet bevatte, zei later zelfs: „De woorden van de schriftgeleerden zijn . . . kostbaarder dan de woorden van de thora.”
Essenen: Een groepering van asceten die zichzelf in afgescheiden communes afzonderden. Volgens The Interpreter’s Dictionary of the Bible waren de Essenen nog exclusiever dan de Farizeeën en „konden soms farizeïscher zijn dan de Farizeeën zelf”.
[Illustratie op blz. 8]
Jobs ouders hebben hem ongetwijfeld onderwezen aangaande de wetten die de sterrenbeelden besturen