Jehovah, een God die „vergevensgezind” is
„Gij, o Jehovah, zijt goed en vergevensgezind.” — PSALM 86:5.
1. Welke zware last droeg koning David, en hoe vond hij troost voor zijn verontruste hart?
KONING DAVID van het oude Israël wist hoe zwaar de last van een schuldig geweten kon zijn. Hij schreef: „Mijn eigen dwalingen zijn mij boven het hoofd gestegen; als een zware vracht zijn ze te zwaar voor mij. Ik ben lamgeslagen en ben bovenmate verbrijzeld; ik heb gebruld wegens het gekerm van mijn hart” (Psalm 38:4, 8). Maar David vond troost voor zijn verontruste hart. Hij wist dat hoewel Jehovah zonde haat, hij de zondaar niet haat — mits deze werkelijk berouw heeft en zijn zondige handelwijze de rug toekeert (Psalm 32:5; 103:3). Met volledig geloof in Jehovah’s bereidheid om berouwvolle personen barmhartigheid te betonen, zei David: „Gij, o Jehovah, zijt goed en vergevensgezind.” — Psalm 86:5.
2, 3. (a) Welke last dragen wij wellicht wanneer wij gezondigd hebben, en waarom is dit heilzaam? (b) Welk gevaar schuilt erin door schuldgevoel „verzwolgen” te worden? (c) Welke verzekering geeft de bijbel ons aangaande Jehovah’s bereidheid om te vergeven?
2 Wanneer wij zondigen, kan het zijn dat ook wij als gevolg daarvan gebukt gaan onder de verpletterende last van een schuldig geweten. Een dergelijke wroeging is normaal, zelfs heilzaam. Ze kan ons ertoe bewegen positieve stappen te doen om onze fouten te corrigeren. Sommige christenen zijn echter overweldigd door schuldgevoel. Hun hart dat hen veroordeelt, blijft hun misschien ingeven dat God hen niet volledig zal vergeven, hoe berouwvol zij ook zijn. „Het is een afschuwelijk gevoel wanneer je denkt dat Jehovah je niet meer liefheeft”, zei een zuster, terugdenkend aan een fout die zij begaan had. Zelfs nadat zij tot berouw was gekomen en nuttige raad van de gemeenteouderlingen had aanvaard, bleef zij van mening dat zij Gods vergeving niet waard was. Zij zegt: „Er gaat geen dag voorbij of ik vraag Jehovah om zijn vergeving.” Als wij door schuldgevoel worden „verzwolgen”, kan Satan trachten ons ertoe te brengen het op te geven, te denken dat wij het niet waard zijn Jehovah te dienen. — 2 Korinthiërs 2:5-7, 11.
3 Maar dat is beslist niet de manier waarop Jehovah de kwestie beziet! Zijn Woord verzekert ons dat wanneer wij blijk geven van ongeveinsd, oprecht berouw, Jehovah bereid is, ja klaarstaat, om te vergeven (Spreuken 28:13). Als Gods vergeving u dus ooit onbereikbaar heeft toegeschenen, moet u misschien nog beter gaan begrijpen waarom en hoe hij vergeeft.
Waarom is Jehovah „vergevensgezind”?
4. Wat houdt Jehovah in gedachte omtrent onze aard, en hoe is dit van invloed op de wijze waarop hij ons bejegent?
4 Wij lezen: „Zover als de zonsopgang verwijderd is van de zonsondergang, zover heeft hij onze overtredingen van ons verwijderd. Zoals een vader barmhartigheid toont jegens zijn zonen, heeft Jehovah barmhartigheid getoond jegens hen die hem vrezen.” Waarom is Jehovah bereid barmhartigheid te tonen? Het volgende vers antwoordt: „Want hijzelf weet zeer goed hoe wij zijn gevormd, gedachtig dat wij stof zijn” (Psalm 103:12-14). Ja, Jehovah vergeet niet dat wij uit stof gemaakte schepselen zijn die als gevolg van onvolmaaktheid tekortkomingen of zwakheden hebben. De uitdrukking dat hij weet „hoe wij zijn gevormd”, brengt ons in herinnering dat de bijbel Jehovah met een pottenbakker vergelijkt en ons met de vaten die hij vormt (Jeremia 18:2-6).a Een pottenbakker behandelt zijn lemen vaten ferm maar voorzichtig, waarbij hij altijd rekening houdt met de aard van zijn materiaal. Zo handelt ook Jehovah, de Grote Pottenbakker, op gematigde wijze met ons overeenkomstig de zwakheid van onze zondige aard. — Vergelijk 2 Korinthiërs 4:7.
5. Hoe beschrijft het boek Romeinen de krachtige greep die de zonde op ons gevallen vlees heeft?
5 Jehovah begrijpt hoe krachtig zonde is. De Schrift beschrijft zonde als een sterke kracht die de mens in haar dodelijke greep houdt. Hoe sterk is de greep van de zonde? In het boek Romeinen zet de geïnspireerde apostel Paulus dit in levendige bewoordingen uiteen: Wij zijn „onder de zonde”, net als soldaten onder hun bevelhebber staan (Romeinen 3:9); de zonde heeft als een koning over de mensheid „geregeerd” (Romeinen 5:21); ze „woont” in ons (Romeinen 7:17, 20); de „wet” der zonde is voortdurend in ons aan het werk, probeert in feite ons doen en laten te beheersen (Romeinen 7:23, 25). Wat zijn wij in een moeilijke strijd gewikkeld om de krachtige invloed die de zonde op ons gevallen vlees uitoefent, te weerstaan! — Romeinen 7:21, 24.
6. Hoe beziet Jehovah degenen die met een berouwvol hart zijn barmhartigheid zoeken?
6 Daarom weet onze barmhartige God dat volmaakte gehoorzaamheid voor ons niet mogelijk is, hoezeer ons hart hem die wellicht ook wil schenken (1 Koningen 8:46). Hij verzekert ons liefdevol dat wanneer wij zijn vaderlijke barmhartigheid met een berouwvol hart zoeken, hij ons vergeving zal schenken. De psalmist David zei: „De slachtoffers aan God zijn een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart, o God, zult gij niet verachten” (Psalm 51:17). Jehovah zal een hart dat door de last van schuldgevoel gebroken en verbrijzeld is, nooit verwerpen of afwijzen. Wat een prachtige beschrijving van Jehovah’s vergevensgezindheid!
7. Waarom mogen wij Gods barmhartigheid niet als vanzelfsprekend aannemen?
7 Betekent dit echter dat wij Gods barmhartigheid als vanzelfsprekend mogen aannemen, waarbij wij onze zondige aard gebruiken als een excuus om te zondigen? Beslist niet! Jehovah laat zich niet door louter sentiment leiden. Zijn barmhartigheid kent grenzen. Hij zal geenszins vergeving schenken aan degenen die in de verstoktheid van hun hart boosaardig en moedwillig zonde beoefenen zonder berouw te hebben (Hebreeën 10:26-31). Wanneer hij daarentegen een „gebroken en verbrijzeld” hart ziet, is hij „vergevensgezind” (Spreuken 17:3). Laten wij eens enkele voorbeelden beschouwen van de krachtige taal waarvan de bijbel zich bedient om de volledigheid van goddelijke vergeving te beschrijven.
Hoe volledig vergeeft Jehovah?
8. Wat doet Jehovah in feite wanneer hij onze zonden vergeeft, en welke uitwerking dient dit op ons te hebben?
8 De berouwvolle koning David zei: „Ten slotte beleed ik u mijn zonde, en mijn dwaling bedekte ik niet. Ik zei: ’Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen aan Jehovah.’ En gijzelf hebt de dwaling van mijn zonden vergeven” (Psalm 32:5). De uitdrukking „vergeven” is de vertaling van een Hebreeuws woord dat in de grond der zaak „opheffen; tillen”, „vervoeren; dragen” betekent. De wijze waarop het hier wordt gebruikt, duidt op ’schuldgevoel, ongerechtigheid, overtreding wegnemen’. Jehovah tilde Davids zonden dus als het ware op en droeg ze weg. (Vergelijk Leviticus 16:20-22.) Ongetwijfeld ontlastte dit David van de schuldgevoelens waaronder hij gebukt was gegaan. (Vergelijk Psalm 32:3.) Ook wij kunnen volledig vertrouwen hebben in de God die de zonden vergeeft van degenen die op basis van hun geloof in het loskoopoffer van Jezus Christus zijn vergeving zoeken (Mattheüs 20:28; vergelijk Jesaja 53:12). Degenen wier zonden Jehovah aldus optilt en wegdraagt, hoeven de last van schuldgevoelens over in het verleden begane zonden niet te blijven dragen.
9. Wat is de betekenis van Jezus’ woorden: „Vergeef ons onze schulden”?
9 Jezus maakte gebruik van de verhouding die er tussen schuldeisers en schuldenaars bestond om te illustreren hoe Jehovah vergeeft. Jezus drukte ons bijvoorbeeld op het hart om te bidden: „Vergeef ons onze schulden” (Mattheüs 6:12). Jezus vergeleek „zonden” dus met „schulden” (Lukas 11:4). Wanneer wij zondigen, komen wij bij Jehovah ’in de schuld te staan’. Het Griekse werkwoord dat met „vergeven” is vertaald, kan duiden op „een schuld laten varen, opgeven, door er geen aanspraak op te maken”. Wanneer Jehovah vergeeft, scheldt hij in zekere zin de schuld kwijt die hij ons anders in rekening zou brengen. Berouwvolle zondaars kunnen dus moed vatten. Jehovah zal nooit een schuld betaald willen krijgen die hij heeft kwijtgescholden! — Psalm 32:1, 2; vergelijk Mattheüs 18:23-35.
10, 11. (a) Wat is het beeld dat door de zinsnede „worden uitgewist” in Handelingen 3:19 wordt geschilderd? (b) Hoe wordt de volledigheid van Jehovah’s vergeving geïllustreerd?
10 In Handelingen 3:19 gebruikt de bijbel nog een levendige beeldspraak om Gods vergeving te beschrijven: „Hebt daarom berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist.” De zinsnede „worden uitgewist” is de vertaling van een Grieks werkwoord dat wanneer het overdrachtelijk wordt gebruikt, de betekenis kan hebben van „schoonvegen, ongedaan maken, kwijtschelden of tenietdoen”. Volgens sommige geleerden is het beeld dat wordt geschilderd, dat van het uitvegen van een handschrift. Hoe was dit mogelijk? De inkt die in de oudheid gewoonlijk werd gebruikt, was vervaardigd van een mengsel dat uit koolstof, gom en water bestond. Kort nadat met deze inkt iets geschreven was, kon men een natte spons nemen en het schrift wegvegen.
11 Daarin ligt een prachtig beeld opgesloten van de volledigheid van Jehovah’s vergeving. Wanneer hij onze zonden vergeeft, is het alsof hij een spons neemt en ze wegveegt. Wij hoeven niet te vrezen dat hij ons die zonden in de toekomst zal aanrekenen, want de bijbel onthult nog iets anders over Jehovah’s barmhartigheid dat zeer opmerkelijk is: Wanneer hij vergeeft, vergeet hij!
„Hun zonde zal ik niet meer gedenken”
12. Wanneer de bijbel zegt dat Jehovah onze zonden vergeet, betekent dit dan dat hij niet in staat is zich die te herinneren, en waarom antwoordt u aldus?
12 Bij monde van de profeet Jeremia beloofde Jehovah betreffende degenen die in het nieuwe verbond zijn opgenomen: „Ik zal hun dwaling vergeven, en hun zonde zal ik niet meer gedenken” (Jeremia 31:34). Wil dit zeggen dat wanneer Jehovah vergeeft, hij niet meer in staat is zich zonden te binnen te roepen? Dit zou nooit kunnen. De bijbel vertelt ons over de zonden van veel personen aan wie Jehovah vergeving schonk, met inbegrip van David (2 Samuël 11:1-17; 12:1-13). Klaarblijkelijk is Jehovah zich nog steeds bewust van de fouten die zij begingen, en ook wij dienen dat te zijn. Het bericht over hun zonden, alsook over het feit dat zij berouw hadden en vergeving van God hebben ontvangen, is tot ons nut bewaard gebleven (Romeinen 15:4). Wat bedoelt de bijbel dan wanneer er wordt gezegd dat Jehovah de zonden van degenen aan wie hij vergeving schenkt, niet ’gedenkt’?
13. (a) Welke betekenis ligt opgesloten in het Hebreeuwse werkwoord dat met ’zal ik gedenken’ is weergegeven? (b) Waarvan verzekert Jehovah ons wanneer hij zegt: „Hun zonde zal ik niet meer gedenken”?
13 Het Hebreeuwse werkwoord dat met ’zal ik gedenken’ is weergegeven, houdt meer in dan zich eenvoudig het verleden te herinneren. Volgens het Theological Wordbook of the Old Testament heeft het „de extra implicatie van gepast handelend optreden”. In deze betekenis houdt „gedenken” het handelend optreden tegen zondaars in. Toen de profeet Hosea over de weerspannige Israëlieten zei: „Hij [Jehovah] zal hun dwaling gedenken”, bedoelde de profeet dat Jehovah handelend tegen hen zou optreden wegens hun gebrek aan berouw. Bijgevolg wordt er in het vers aan toegevoegd: „Hij zal aandacht schenken aan hun zonden” (Hosea 9:9). Wanneer Jehovah daarentegen zegt: „Hun zonde zal ik niet meer gedenken”, geeft hij ons de verzekering dat als hij een berouwvolle zondaar eenmaal heeft vergeven, hij niet op een toekomstig tijdstip vanwege die zonden handelend tegen hem zal optreden (Ezechiël 18:21, 22). Derhalve vergeet hij in de zin dat hij onze zonden niet constant te berde brengt teneinde ons steeds weer te beschuldigen of te straffen. Jehovah geeft ons aldus een schitterend voorbeeld ter navolging in de manier waarop wij met anderen dienen om te gaan. Wanneer er onenigheden rijzen, is het het beste om niet de in het verleden begane overtredingen naar boven te halen terwijl u inmiddels al was overeengekomen ze te vergeven.
Hoe staat het met de consequenties?
14. Waarom betekent vergeving niet dat een berouwvolle zondaar vrijgesteld is van alle gevolgen van zijn verkeerde handelwijze?
14 Wil het feit dat Jehovah vergevensgezind is, zeggen dat een berouwvolle zondaar vrijgesteld is van alle gevolgen van zijn verkeerde handelwijze? Beslist niet. Wij kunnen niet ongestraft zondigen. Paulus schreef: „Wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten” (Galaten 6:7). Het kan zijn dat wij bepaalde consequenties van onze handelwijze of problemen onder ogen moeten zien, maar nadat Jehovah vergeving heeft geschonken, leidt hij het niet zo dat wij door tegenslagen getroffen worden. Wanneer er moeilijkheden rijzen, dient een christen niet te denken: ’Misschien straft Jehovah mij voor in het verleden begane zonden.’ (Vergelijk Jakobus 1:13.) Anderzijds behoedt Jehovah ons niet voor alle gevolgen van onze verkeerde daden. Echtscheiding, ongewenste zwangerschap, seksueel overdraagbare ziekte, verlies van vertrouwen of respect van anderen — al zulke dingen kunnen de droevige gevolgen zijn van zonde, en Jehovah zal ons er niet voor behoeden. Bedenk dat ook al vergaf Jehovah David zijn zonden in verband met Bathseba en Uria, hij David niet beschermde tegen de eruit voortvloeiende rampzalige gevolgen. — 2 Samuël 12:9-14.
15, 16. Hoe was de in Leviticus 6:1-7 opgetekende wet tot welzijn van zowel het slachtoffer als de overtreder?
15 Onze zonden kunnen ook andere consequenties hebben. Beschouw bijvoorbeeld eens het verslag in Leviticus hoofdstuk 6. De Mozaïsche wet handelt hier over de situatie waarin een persoon zich aan ernstig kwaaddoen schuldig maakt doordat hij door roof, afpersing of bedrog de hand legt op goederen van een mede-Israëliet. De zondaar ontkent vervolgens schuldig te zijn en is zelfs zo vermetel dat hij vals zweert. Het is het woord van de een tegen dat van de ander. Later gaat het geweten van de overtreder hem echter kwellen en belijdt hij zijn zonde. Om Gods vergeving te verwerven, moet hij nog drie dingen doen: vergoeden wat hij had genomen, het slachtoffer een geldboete van twintig procent betalen en een ram offeren als schuldoffer. Dan, zo zegt de wet, „moet [de priester] verzoening voor hem doen voor het aangezicht van Jehovah, en aldus moet het hem vergeven worden”. — Leviticus 6:1-7; vergelijk Mattheüs 5:23, 24.
16 Deze wet was een barmhartige voorziening van God. Ze was tot welzijn van het slachtoffer, wiens eigendom werd teruggegeven en voor wie het ongetwijfeld een hele verademing was wanneer de overtreder uiteindelijk zijn zonde erkende. Terzelfder tijd was de wet tot welzijn van degene wiens geweten hem er ten slotte toe bewoog zijn schuld te bekennen en zijn fout te herstellen. Ja, als hij had geweigerd dit te doen, zou er geen goddelijke vergeving voor hem zijn.
17. Wanneer anderen door onze zonden gekwetst zijn, wat verwacht Jehovah dan dat wij doen?
17 Hoewel wij niet onder de Mozaïsche wet staan, geeft ze ons een kostbaar inzicht in Jehovah’s denkwijze, met inbegrip van zijn standpunt inzake vergeving (Kolossenzen 2:13, 14). Wanneer anderen door onze zonden gekwetst of gedupeerd zijn, behaagt het Jehovah wanneer wij doen wat wij kunnen om ’het onrecht te herstellen’ (2 Korinthiërs 7:11). Dit houdt in dat wij onze zonde erkennen, onze schuld toegeven en het slachtoffer zelfs excuus aanbieden. Vervolgens kunnen wij ons op basis van Jezus’ slachtoffer tot Jehovah wenden en de verlichting van een rein geweten ondervinden alsook de verzekering hebben dat God ons vergeven heeft. — Hebreeën 10:21, 22.
18. Welk strenge onderricht gaat misschien gepaard met Jehovah’s vergeving?
18 Net als elke liefdevolle ouder kan Jehovah vergeving schenken en daarbij een mate van streng onderricht toedienen (Spreuken 3:11, 12). Een berouwvolle christen moet misschien zijn voorrecht opgeven om als ouderling, dienaar in de bediening of pionier te dienen. Het kan pijnlijk voor hem zijn om een tijdlang voorrechten te verliezen die hem kostbaar waren. Zulk streng onderricht betekent echter niet dat hij Jehovah’s gunst heeft verloren of dat Jehovah hem niet vergeven heeft. Bovendien moeten wij bedenken dat het van Jehovah afkomstige strenge onderricht bewijst dat hij ons liefheeft. Het is in ons beste belang om het strenge onderricht te aanvaarden en toe te passen, en het kan tot eeuwig leven leiden. — Hebreeën 12:5-11.
19, 20. (a) Waarom dient u als u zonden hebt begaan, niet te denken dat u niet voor Jehovah’s barmhartigheid in aanmerking komt? (b) Wat zal in het volgende artikel worden besproken?
19 Hoe verkwikkend is het te weten dat wij een God dienen die „vergevensgezind” is! Jehovah ziet meer dan onze zonden en fouten (Psalm 130:3, 4). Hij weet wat er in ons hart leeft. Als u het gevoel hebt dat uw hart wegens in het verleden begane zonden gebroken en verbrijzeld is, trek dan niet de conclusie dat u niet voor Jehovah’s barmhartigheid in aanmerking komt. Ongeacht wat voor fouten u wellicht hebt begaan, indien u werkelijk berouwvol bent, stappen hebt ondernomen om het onrecht te herstellen en op basis van Jezus’ vergoten bloed oprecht om Jehovah’s vergeving hebt gebeden, kunt u er volledig op vertrouwen dat de woorden uit 1 Johannes 1:9 op u van toepassing zijn: „Indien wij onze zonden belijden, dan is hij getrouw en rechtvaardig, zodat hij ons onze zonden vergeeft en ons van alle onrechtvaardigheid reinigt.”
20 De bijbel moedigt ons aan Jehovah’s vergevensgezindheid na te volgen in onze omgang met elkaar. In welke mate kan er echter van ons verwacht worden te vergeven en te vergeten wanneer anderen tegen ons zondigen? Dit zal in het volgende artikel worden besproken.
[Voetnoot]
a Het is interessant dat het Hebreeuwse woord dat met „hoe wij zijn gevormd” is weergegeven, wordt gebruikt met betrekking tot de lemen vaten die door een pottenbakker worden gevormd. — Jesaja 29:16.
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom is Jehovah „vergevensgezind”?
◻ Hoe beschrijft de bijbel de volledigheid van Jehovah’s vergeving?
◻ Wanneer Jehovah vergeeft, in welke zin vergeet hij dan?
◻ Wat verwacht Jehovah dat wij doen wanneer anderen door onze zonden gekwetst zijn?
[Illustratie op blz. 12]
Wanneer anderen door onze zonden gekwetst zijn, verwacht Jehovah dat wij het goedmaken