Bijbelse hoofdpunten Psalm 42 tot 72
Op Jehovah wachten
Jehovah’s dienstknechten kunnen met volharding het hoofd bieden aan geloofsbeproevingen, omdat God hun Toevlucht en Bevrijder is. Hoe duidelijk spreekt dit uit het Tweede Boek der Psalmen! Ja, door Psalm 42 tot 72 wordt bewezen dat wij kunnen volharden indien wij gebedsvol wachten tot Jehovah ten behoeve van ons zal optreden.
„Wacht op God”
Lees alstublieft Psalm 42 tot 45. Een leviet in ballingschap is bedroefd omdat hij niet naar Jehovah’s heiligdom kan gaan, maar hij vergenoegt zich ermee te wachten tot God als zijn Bevrijder zal optreden (Psalm 42, 43). Dan volgt een smeekbede ten behoeve van een in gevaar verkerende natie, wellicht in verband met de Assyrische invasie in Juda in de dagen van koning Hizkía (Psalm 44). Vervolgens wijst een koninklijk bruiloftslied vooruit naar de Messías, Jezus Christus. — Psalm 45.
◆ 42:1 — In welk opzicht was de psalmist als een ’hinde die verlangt naar water’?
Om een of andere reden vertoefde deze leviet in ballingschap. Hij miste de aanbidding in Jehovah’s heiligdom zo smartelijk dat hij zich voelde als een opgejaagde, dorstige hinde, een wijfjeshert dat snakt naar water in een onvruchtbaar, waterloos land. Hij ’dorstte’ of smachtte naar Jehovah en naar het voorrecht God in Zijn heiligdom te aanbidden. — 42 Vers 2.
◆ 45:1 — Door welke „aangename zaak” werd het hart van de psalmist geroerd?
Een deel van deze psalm werd op Jezus Christus van toepassing gebracht (Psalm 45:6, 7; Hebreeën 1:8, 9). Het hart van de psalmist werd derhalve geroerd door een toekomstige gebeurtenis — de oprichting van het Messiaanse koninkrijk in 1914. Ook Jehovah’s Getuigen worden ertoe bewogen deze „aangename zaak” te verkondigen.
Les voor ons: De ervaring van de psalmist in ballingschap dient ons ertoe te bewegen diepe waardering te tonen voor de omgang met Gods volk die wij thans genieten. Indien opsluiting ten gevolge van vervolging ons tijdelijk belet bij hen te zijn, kunnen wij mediteren over de vreugden die wij in het verleden uit de heilige dienst hebben geput en dienen wij om volharding te bidden, terwijl wij wachten tot God ervoor zorgt dat wij weer actief met zijn aanbidders kunnen omgaan. — Psalm 42:4, 5, 11; 43:3-5.
Onze barmhartige Toevlucht
Lees Psalm 46 tot 51. Jehovah, onze Toevlucht, zal oorlogen doen ophouden (Psalm 46). Hij is „Koning over de gehele aarde”, en deze onoverwinnelijke Beschermer is onze God voor eeuwig (Psalm 47, 48). De verdrukten moeten op Jehovah wachten, maar al wie ’dankzegging als hun slachtoffer brengen’, zullen „redding door God” zien (Psalm 49, 50). Indien wij dwalen doch berouw hebben, zoals David had over zijn zonde met Bathséba, zal God ons van bloedschuld bevrijden, omdat ’hij een gebroken en verbrijzeld hart niet zal verachten’. — Psalm 51.
◆ 46:2 — Hoe zou ’de aarde een verandering kunnen ondergaan’?
Zelfs indien de bergen bij een natuurlijke aardbeving in zee zouden verdwijnen, zouden degenen die op God vertrouwen geen reden hebben tot vrees. Wat er ook gebeurt, zij kunnen een onwankelbaar vertrouwen hebben in Jehovah als hun Toevlucht.
◆ 51:5 — Op welke zonde doelde David?
Hij bedoelde niet dat echtelijke betrekkingen, bevruchting en geboorte zondig zijn; ook doelde hij niet op een specifieke zonde die zijn moeder begaan zou hebben. Hij erkende daarentegen zijn eigen zondige aard als nakomeling van Adam (Job 14:4; Romeinen 5:12). Jehovah betoonde David barmhartigheid, niet alleen op grond van het Koninkrijksverbond maar ook op grond van zijn berouw. — 2 Samuël 7:12-16.
Les voor ons: Psalm 46 zou heel goed kunnen slaan op de tijd toen Jeruzalem door de Assyriërs werd bedreigd. Omdat koning Hizkía wist dat ’God een toevlucht is, een hulp die gemakkelijk te vinden is in benauwdheden’, bad hij tot Jehovah, en de stad werd door middel van een wonder bevrijd (2 Koningen hfdst. 19). Ook wij dienen in tijden van benauwdheid God tot onze Toevlucht te maken. Hoe? Door op hem te vertrouwen, vast te houden aan zijn Woord en trouw met zijn organisatie verbonden te blijven.
Bevrijding verzekerd
Lees Psalm 52 tot 57. God zal slechte mensen „ontwortelen uit het land der levenden” en zal „de beenderen verstrooien” van allen die Zijn volk tegenstaan (Psalm 52, 53). Toen David door Saul werd opgejaagd, had hij het vaste vertrouwen dat God hem zou bevrijden, en toen hij het slachtoffer werd van verraad, wierp hij zijn last op Jehovah (Psalm 54, 55). De psalmist vergenoegde zich ermee te wachten tot God een eind zou maken aan zijn onheilen. — Psalm 56, 57.
◆ 52:8 — In welk opzicht is de rechtvaardige als een olijfboom?
Een olijfboom kan een symbool zijn van vruchtbaarheid, schoonheid en waardigheid (Jeremia 11:16; Hosea 14:6). In deze psalm wordt een tegenstelling geschetst tussen de goddeloze intrigant, met wie het slecht zal aflopen, en de rechtvaardige, die wordt beschermd en die gedijt als een lommerrijke olijfboom.
◆ 54:1 — Waarom zei David: „Red mij door uw naam”?
De goddelijke „naam” heeft geen mystieke krachten, maar kan op God zelf duiden. David erkende dus door dit smekende verzoek dat Jehovah bij machte is Zijn volk te redden (Exodus 6:1-8). Hoewel de Zifieten Davids verblijfplaats aan koning Saul onthulden, werd er aan Sauls jacht op David een eind gemaakt doordat de Filistijnen een inval deden in Israël (1 Samuël 23:13-29; Psalm 54, opschrift). Aldus redde Jehovah David werkelijk.
Les voor ons: Davids vijanden hadden een valkuil voor hem gedolven (Psalm 57:6). Zo’n valkuil voor mensen zou duiden op gevaarlijke omstandigheden of intriges waardoor Jehovah’s dienstknechten worden bedreigd. Maar tegenstanders van Gods volk kunnen in hun eigen boosaardig gekonkel verstrikt raken. Indien wij op Jehovah vertrouwen en behoedzaam te werk gaan, zijn wij derhalve van bevrijding verzekerd. — Spreuken 11:21; 26:27.
’In stilheid wachten’
Lees Psalm 58 tot 64. Uit verontrusting over onrecht bad David om goddelijke vergelding jegens de goddelozen (Psalm 58, 59). Toen hij een nederlaag dreigde te lijden, bad hij om redding en was hij er zeker van dat God de tegenstanders zou vertreden (Psalm 60). Jehovah was al eerder een toevlucht voor David geweest; hij zou daarom stil op redding wachten (Psalm 61, 62). Toen David naar de wildernis uitgeweken was, misschien ten tijde van Absaloms opstand, vond hij vreugde ’in de schaduw van Gods vleugels’ (Psalm 63). De psalmist bad ook om bescherming tegen „beoefenaars van wat schadelijk is” en had het vertrouwen dat de rechtvaardige bij Jehovah een toevlucht zou vinden. — Psalm 64.
◆ 58:3-5 — In welk opzicht zijn de goddelozen als een slang?
De leugenachtige, lasterlijke uitspraken van de goddelozen kunnen de goede reputatie van een slachtoffer te gronde richten, juist zoals het gif van een slang dodelijk kan zijn (Psalm 140:3; Romeinen 3:13; Jakobus 3:8). Bovendien zijn de goddelozen „doof als de cobra die haar oor toesluit”, want zij weigeren naar aanwijzingen te luisteren en leiding te aanvaarden.
◆ 63:3 — Waarom is Gods liefderijke goedheid „beter dan het leven”?
Een leven zonder God heeft geen werkelijk doel. Maar de loyale liefde die Jehovah jegens David tot uitdrukking bracht, gaf werkelijk zin aan Davids leven. Intimiteit met God maakt het leven altijd zinvol voor zijn goedgekeurde dienstknechten, verzekert hen van goddelijke hulp en leiding en stelt hen in staat uit te zien naar een eeuwigheid van leven in geluk.
Les voor ons: David vergenoegde zich ermee ’stil te wachten’ tot God ten behoeve van hem zou optreden (Psalm 62:1-7). Daar hij zich aan Jehovah’s wil had onderworpen, voelde hij zich geborgen en had hij een kalm vertrouwen in God. Indien wij zulk een vertrouwen in Jehovah hebben, zal „de vrede van God” ons hart en onze geestelijke vermogens behoeden terwijl wij wachten op goddelijke bevrijding van vijanden en verdrukkingen. — Filippenzen 4:6, 7; Psalm 33:20.
Onze Bevrijder prijzen
Lees Psalm 65 tot 72. Jehovah wordt geprezen als de Bron van rijke oogsten, overvloedige regenbuien, grazige weiden en vruchtbare kudden (Psalm 65). „De heerlijkheid van zijn naam” moet met melodieën worden bezongen (Psalm 66). Hij dient geprezen te worden en hem wordt lof toegezongen als „een God van reddingsdaden” (Psalm 67, 68). Het lijden van de Messías wordt voorzegd, en Jehovah wordt hoog verheven als ’Degene die ontkoming verschaft’, op wiens hulp de psalmist zal wachten (Psalm 69-71). Dat vertrouwen zal beloond worden want het staat vast dat gedurende de gezegende regering van de Messías overal op aarde voorspoed zal heersen en de mensheid bevrijd zal zijn van onderdrukking. — Psalm 72.
◆ 68:11 — Uit wie bestaat het ’grote leger’ van vrouwen?
Nadat Jehovah Israëls krijgslieden had gebruikt om een vijand te verslaan, verkondigden de Israëlitische vrouwen het goede nieuws van de overwinning met muziek, zang en dans (1 Samuël 18:6, 7; vergelijk Exodus 15:20, 21). Gehoorzaam aan Gods „woord” of gebod streden de mannen van Israël tegen de vijandige natiën in het Beloofde Land en overwonnen ze. Dit gaf de Israëlitische vrouwen goed nieuws ter verkondiging bij overwinningsfeesten. In deze tijd spelen vrouwelijke bedienaren een voorname rol als Koninkrijksverkondigers die het goede nieuws bekendmaken dat betrekking heeft op Jehovah’s „woord”, waartoe ook de aankondiging aan de natiën behoort dat zij binnenkort door de Messiaanse Koning, Jezus Christus, zullen worden bedwongen.
◆ 69:23 — Waarom werd God gevraagd de heupen van de vijand te doen wankelen?
Wanneer de sterke heupspieren gespannen worden, kunnen ze veel kracht uitoefenen. Maar wanneer heupen beven of wankelen, misschien van vrees, is verlies van kracht het gevolg. In dit smekende verzoek om bevrijding vroeg David aan God, zijn vijanden van hun verkeerd gebruikte kracht te beroven.
◆ 72:16 — Wat wordt door deze produktiviteit afgebeeld?
’Vrucht als op de Libanon’ kan betrekking hebben op koren dat zo dicht opeen staat en zo hoog opgroeit dat het te vergelijken was met de groene, hoog opgaande wouden van de Libanon. De lange, dikke halmen met zware korenaren die gedijen op terrassen die misschien tot helemaal boven op de bergtoppen te vinden zijn, zouden vergeleken kunnen worden met de hoog oprijzende, statige ceders van de Libanon. Dit wijst op ongewoon overvloedige oogsten gedurende de regering van de Messías. En het feit dat „zij die uit de stad afkomstig zijn, zullen bloeien als de plantengroei”, wijst erop dat Jezus’ aardse onderdanen uitermate talrijk zullen zijn.
Les voor ons: De psalmist bad: „Want gij hebt mij vele benauwdheden en rampspoeden doen zien, moogt gij [Jehovah] mij weer levend maken” (Psalm 71:20). Hoewel God dergelijke ontberingen niet veroorzaakt, laat hij toe dat wij op de proef worden gesteld en een antwoord verschaffen op de honende uitdaging van de Duivel (Jakobus 1:13; Spreuken 27:11). Jehovah laat nooit toe dat wij worden verzocht boven hetgeen wij kunnen dragen en hij kan ons helpen zegevierend uit onze beproevingen te voorschijn te komen met een sterk geloof (1 Korinthiërs 10:13; 1 Petrus 1:6, 7). Gezalfde christenen hebben veel „benauwdheden en rampspoeden” meegemaakt toen zij op het hoogtepunt van de Eerste Wereldoorlog werden vervolgd. Maar in 1919 werden zij door Jehovah ’weer levend gemaakt’, en ijverig gingen zij voort in de Koninkrijksdienst, later bijgestaan door de „grote schare” (Openbaring 7:9). Voor een dergelijke uitkomst komt de Grote Bevrijder beslist lof toe.
Het vereist geloof om te wachten tot God ten behoeve van ons zal optreden. Misschien zullen wij in stilheid moeten wachten omdat wij niets aan onze moeilijke omstandigheden kunnen veranderen. Maar wij zullen in staat zijn net als de psalmisten te volharden indien wij ons ermee vergenoegen te wachten op Jehovah.