Jehovah is redelijk!
„De wijsheid van boven is . . . redelijk.” — JAKOBUS 3:17.
1. Hoe hebben sommigen God als onredelijk afgeschilderd, en hoe vindt u zo’n kijk op God?
WAT voor een God aanbidt u? Gelooft u dat hij een God van onbuigzame, strikte gerechtigheid is, grimmig en star van aard? Zo moet God de protestantse hervormer Johannes Calvijn hebben toegeschenen. Calvijn beweerde dat God een „eeuwig en onveranderlijk plan” ten aanzien van elke afzonderlijke persoon heeft, voor een ieder voorbeschikkend of hij eeuwig in geluk zal leven of eeuwig in het hellevuur zal worden gepijnigd. Stel u voor: Als dit waar was, zou niets wat u ooit zou kunnen doen, hoezeer u ook uw best deed, Gods reeds vanouds bestaande starre plan omtrent u en uw toekomst kunnen veranderen. Zou u zich tot zo’n onredelijke God aangetrokken voelen? — Vergelijk Jakobus 4:8.
2, 3. (a) Hoe zouden wij de onredelijkheid van menselijke instellingen en organisaties kunnen illustreren? (b) Hoe onthult Ezechiëls visioen van Jehovah’s hemelse wagen Zijn aanpassingsvermogen?
2 Wat een opluchting is het voor ons te vernemen dat de God van de bijbel in hoge mate redelijk is! Niet God, maar mensen hebben de neiging star en onbuigzaam te zijn, ingeperkt door hun eigen onvolmaaktheden. Menselijke organisaties kunnen zo log zijn als een goederentrein. Wanneer een reusachtige goederentrein denderend op een zich op de rails bevindend obstakel afkomt, is er van omkeren geen sprake en is stoppen al haast even onmogelijk. De voorwaartse impuls van sommige treinen is zo groot dat ze pas na een remweg van meer dan een kilometer tot stilstand komen! Zo kan ook een supertanker nog wel acht kilometer doorvaren nadat de motoren zijn afgezet. Zelfs als ze in hun achteruit worden gezet, kan het schip nog wel drie kilometer doorschieten! Maar beschouw nu eens een voertuig dat veel ontzagwekkender is dan deze beide, een voertuig waardoor Gods organisatie wordt afgebeeld.
3 Meer dan 2600 jaar geleden gaf Jehovah de profeet Ezechiël een visioen waarin hij een afbeelding te zien kreeg van Zijn uit geestelijke schepselen bestaande hemelse organisatie. Ezechiël zag een wagen van ontzag inboezemende afmetingen, Jehovah’s eigen „voertuig” dat hij altijd in bedwang heeft. Hoogst interessant was de wijze waarop het zich voortbewoog. De reusachtige wielen hadden vier zijden en waren vol ogen, zodat ze naar alle kanten konden zien en onmiddellijk van richting konden veranderen, zonder te stoppen of zich te wenden. En dit reusachtige voertuig hoefde zich niet zo log voort te bewegen als een supertanker of een goederentrein. Het kon zich met de snelheid van de bliksem voortbewegen en zelfs wendingen van negentig graden maken! (Ezechiël 1:1, 14-28) Jehovah verschilt evenzeer van de God die Calvijn predikte als Zijn wagen verschilt van lompe, door mensen gemaakte machines. Zijn aanpassingsvermogen is volmaakt. Waardering voor dit aspect van Jehovah’s persoonlijkheid dient ons te helpen ons aanpassingsvermogen te behouden en de strik van onredelijkheid te mijden.
Jehovah — Niemand in het universum heeft een groter aanpassingsvermogen
4. (a) Op welke wijze onthult alleen al Jehovah’s naam dat hij een plooibare God is? (b) Wat zijn enkele van de titels die aan Jehovah God worden toegekend, en waarom zijn ze passend?
4 Alleen al Jehovah’s naam duidt op zijn aanpassingsvermogen. „Jehovah” betekent letterlijk „Hij veroorzaakt te worden”. Kennelijk betekent dit dat Jehovah zichzelf tot de Vervuller van al zijn beloften maakt. Toen Mozes God naar zijn naam vroeg, weidde Jehovah als volgt over de betekenis ervan uit: „Ik zal bewijzen te zijn wat ik zal bewijzen te zijn” (Exodus 3:14). Rotherhams vertaling zegt het treffend aldus: „Ik zal worden wat mij ook behaagt.” Jehovah bewijst te zijn, of verkiest te worden, wat er ook maar nodig is om zijn rechtvaardige voornemens en beloften te vervullen. Hij voert dan ook een indrukwekkende reeks titels, zoals Schepper, Vader, Soevereine Heer, Herder, Jehovah der legerscharen, Hoorder van het gebed, Rechter, Grootse Onderwijzer, Terugkoper. Tot dit alles en nog meer heeft hij zichzelf gemaakt om zijn liefdevolle voornemens te volvoeren. — Jesaja 8:13; 30:20; 40:28; 41:14; Psalm 23:1; 65:2; 73:28; 89:26; Rechters 11:27; zie ook de Nieuwe-Wereldvertaling, Studiebijbel, Appendix 1J.
5. Waarom dienen wij niet de conclusie te trekken dat Jehovah’s aanpassingsvermogen inhoudt dat zijn aard of zijn maatstaven aan veranderingen onderhevig zijn?
5 Betekent dit dan dat Gods aard of zijn maatstaven aan veranderingen onderhevig zijn? Nee; in Jakobus 1:17 wordt het als volgt uitgedrukt: „Bij hem is geen verandering van het keren van de schaduw.” Is hier sprake van een tegenstrijdigheid? Volstrekt niet. Welke liefdevolle ouder bijvoorbeeld verandert niet van rol als dat tot nut van de kinderen is? In de loop van één enkele dag kan een ouder de rol opnemen van raadgever, kok, gezinsverzorger, onderwijzer, bestraffer, vriend, monteur, verpleger — er komt geen eind aan de lijst. De ouder verandert bij het op zich nemen van deze rollen niet van persoonlijkheid; hij of zij past zich eenvoudig aan de behoeften van het ogenblik aan. Zo is het ook met Jehovah, maar dan op veel grotere schaal. Er zijn geen grenzen aan de mogelijkheden die hij bezit om te worden wat tot nut van zijn schepselen is. De diepte van zijn wijsheid is werkelijk overweldigend! — Romeinen 11:33.
Redelijkheid een karakteristiek kenmerk van goddelijke wijsheid
6. Wat is de letterlijke betekenis van het Griekse woord dat Jakobus gebruikte om goddelijke wijsheid te beschrijven, en wat ligt er zoal in opgesloten?
6 De discipel Jakobus gebruikte een interessant woord om de wijsheid van deze uitermate plooibare God te beschrijven. Hij schreef: „De wijsheid van boven is . . . redelijk” (Jakobus 3:17). Het Griekse woord dat hij hier gebruikte (e·pi·eiʹkes), is moeilijk te vertalen. Vertalers hebben er woorden voor gebruikt als „vriendelijk”, „welwillend”, „lankmoedig”, en „van consideratie blijk gevend”. De Nieuwe-Wereldvertaling (Studiebijbel) geeft het weer met „redelijk”, terwijl de voetnoot te kennen geeft dat de letterlijke betekenis „toegevend; inschikkelijk” is.a Het woord brengt ook de betekenis over van niet te staan op de letter van de wet, niet onnodig strikt of streng te zijn. De bijbelgeleerde William Barclay merkt in New Testament Words op: „Het elementaire en fundamentele kenmerk van epieikeia is dat deze hoedanigheid op God terug te voeren is. Als God op zijn rechten zou staan, als God niets dan de starre maatstaven van de wet op ons zou toepassen, waar zouden wij dan zijn? God is het allerbeste voorbeeld van iemand die epieikēs is en die anderen met epieikeia bejegent.”
7. Hoe spreidde Jehovah in de tuin van Eden redelijkheid tentoon?
7 Denk eens aan de tijd toen de mensheid tegen Jehovah’s soevereiniteit in opstand kwam. Hoe gemakkelijk zou het voor God geweest zijn die drie ondankbare opstandelingen — Adam, Eva en Satan — terecht te stellen! Hoeveel hartzeer had hij zichzelf daarmee kunnen besparen! En wie zou kunnen hebben betogen dat hij niet het recht had zo’n strikte gerechtigheid te eisen? Niettemin laat Jehovah nooit toe dat zijn hemelse met een wagen te vergelijken organisatie opgesloten raakt in de ijzeren omklemming van een starre, onbuigzame maatstaf van gerechtigheid. Die wagen rolde dus niet onverbiddelijk over de menselijke familie en alle vooruitzichten op een gelukkige toekomst voor de mensheid heen. In plaats daarvan manoeuvreerde Jehovah zijn wagen bliksemsnel. Onmiddellijk na de opstand deelde Jehovah God in hoofdtrekken een voornemen mee dat zich tot in de verre toekomst uitstrekte en dat op barmhartige wijze hoop bood aan al Adams nakomelingen. — Genesis 3:15.
8. (a) Welk contrast bestaat er tussen de verkeerde kijk die de christenheid op redelijkheid heeft en Jehovah’s ware redelijkheid? (b) Waarom kunnen wij zeggen dat Jehovah’s redelijkheid niet inhoudt dat hij misschien ten aanzien van goddelijke beginselen zal schipperen?
8 Jehovah’s redelijkheid houdt echter niet in dat hij misschien ten aanzien van goddelijke beginselen zal schipperen. De hedendaagse kerken van de christenheid denken wellicht dat ze redelijk zijn wanneer ze immoraliteit door de vingers zien eenvoudig om de gunst van hun eigenzinnige kudde te winnen. (Vergelijk 2 Timotheüs 4:3.) Jehovah schendt nooit zijn eigen wetten, noch schippert hij ten aanzien van zijn beginselen. Hij toont zich veeleer bereid inschikkelijk te zijn, zich aan omstandigheden aan te passen, opdat die beginselen zowel in overeenstemming met gerechtigheid als barmhartig worden toegepast. Hij is er altijd op bedacht gerechtigheid en macht zo aan te wenden dat deze hoedanigheden in evenwicht zijn met zijn liefde en redelijke wijsheid. Laten wij eens drie manieren beschouwen waarop Jehovah blijk geeft van redelijkheid.
„Vergevensgezind”
9, 10. (a) Wat heeft „vergevensgezind” zijn met redelijkheid te maken? (b) Hoe trok David voordeel van Jehovah’s vergevensgezindheid, en waarom?
9 David schreef: „Want gij, o Jehovah, zijt goed en vergevensgezind; en de liefderijke goedheid jegens allen die u aanroepen, is overvloedig” (Psalm 86:5). Toen de Hebreeuwse Geschriften in het Grieks werden vertaald, werd het woord voor „vergevensgezind” met e·pi·eiʹkes, ofte wel „redelijk”, weergegeven. Ja, op barmhartige wijze vergevensgezind zijn, is misschien wel de belangrijkste manier om van redelijkheid blijk te geven.
10 David zelf was zich er terdege van bewust hoe redelijk Jehovah in dit opzicht is. Toen David overspel had bedreven met Bathseba en regelingen had getroffen om haar man te laten ombrengen, verdiende zowel hij als Bathseba de doodstraf (Deuteronomium 22:22; 2 Samuël 11:2-27). Als starre menselijke rechters de kwestie hadden behandeld, had dat hun beiden heel goed het leven kunnen kosten. Maar Jehovah gaf blijk van redelijkheid (e·pi·eiʹkes), wat volgens Vine’s Expository Dictionary of Biblical Words „die consideratie tot uitdrukking brengt die ’de feiten van een kwestie op menselijke en redelijke wijze’ beschouwt”. Tot de feiten die van invloed waren op Jehovah’s barmhartige beslissing behoorden vermoedelijk het oprechte berouw van de overtreders en de barmhartigheid die David zelf voordien ten aanzien van anderen had getoond (1 Samuël 24:4-6; 25:32-35; 26:7-11; Mattheüs 5:7; Jakobus 2:13). In overeenstemming met de beschrijving die Jehovah in Exodus 34:4-7 van zichzelf had gegeven, was het echter redelijk dat Jehovah David zou corrigeren. Hij zond de profeet Nathan naar David met een krachtige boodschap, waardoor David ervan doordrongen raakte dat hij het woord van Jehovah had geminacht. David had berouw en stierf daarom niet wegens zijn zonde. — 2 Samuël 12:1-14.
11. Hoe betoonde Jehovah zich vergevensgezind in het geval van Manasse?
11 Het voorbeeld van koning Manasse van Juda is in dit opzicht nog opmerkelijker, aangezien Manasse, in tegenstelling tot David, lange tijd door en door goddeloos was geweest. Manasse bevorderde walgelijke religieuze praktijken in het land, waaronder het brengen van mensenoffers. Misschien is hij er ook verantwoordelijk voor geweest dat de getrouwe profeet Jesaja „in stukken gezaagd” werd (Hebreeën 11:37). Om Manasse te straffen, liet Jehovah hem gevankelijk naar Babylon wegvoeren. In de gevangenis kreeg Manasse echter berouw en smeekte om barmhartigheid. In antwoord op dit oprechte berouw was Jehovah „vergevensgezind” — zelfs in dit extreme geval. — 2 Kronieken 33:9-13.
Van handelwijze veranderen wanneer zich nieuwe omstandigheden voordoen
12, 13. (a) Welke keer in omstandigheden bewoog Jehovah er in het geval van Nineve toe van handelwijze te veranderen? (b) Hoe gaf Jona er blijk van minder redelijk te zijn dan Jehovah God?
12 Jehovah’s redelijkheid treedt ook aan het licht in zijn bereidheid een voorgenomen handelwijze te veranderen als zich nieuwe omstandigheden voordoen. Toen bijvoorbeeld de profeet Jona door de straten van het oude Nineve trok, was zijn geïnspireerde boodschap vrij eenvoudig: De grote stad zou binnen veertig dagen verwoest worden. Maar de omstandigheden veranderden — drastisch! De Ninevieten hadden berouw. — Jona hoofdstuk 3.
13 Het is leerzaam om Jehovah’s reactie en Jona’s reactie op deze keer in de gebeurtenissen tegenover elkaar te stellen. Jehovah liet zijn hemelse wagen feitelijk van richting veranderen. In dit geval paste hij zich aan en maakte zich tot iemand die zonden vergeeft in plaats van tot een „manlijk persoon van oorlog” (Exodus 15:3). Jona daarentegen was veel minder plooibaar. In plaats van gelijke tred te houden met Jehovah’s wagen, handelde hij meer zoals de eerder genoemde goederentrein of supertanker. Hij had rampspoed afgekondigd, dus moest er rampspoed komen! Misschien vond hij dat elke verandering van handelwijze hem in de ogen van de Ninevieten zijn gezicht zou doen verliezen. Maar geduldig leerde Jehovah zijn ongevoelige profeet een gedenkwaardige les in redelijkheid en barmhartigheid. — Jona hoofdstuk 4.
14. Waarom veranderde Jehovah zijn handelwijze met betrekking tot zijn profeet Ezechiël?
14 Jehovah is ook bij andere gelegenheden van handelwijze veranderd — zelfs in betrekkelijk onbelangrijke aangelegenheden. Toen hij bijvoorbeeld eens de profeet Ezechiël opdroeg een profetisch drama uit te beelden, bepaalde Jehovah in zijn instructies dat Ezechiël zijn voedsel moest bereiden op een vuur dat mensendrek als brandstof had. Dit was de profeet net te veel, en hij riep uit: „Ach, o Soevereine Heer Jehovah!”, en smeekte niet gedwongen te worden iets te doen wat zo weerzinwekkend voor hem was. Jehovah wees de gevoelens van de profeet niet als irrationeel af; hij stond Ezechiël daarentegen toe rundermest te gebruiken, wat tot op de dag van vandaag in veel landen een algemeen gebruikte bron van brandstof is. — Ezechiël 4:12-15.
15. (a) Uit welke voorbeelden blijkt dat Jehovah altijd bereid is geweest naar mensen te luisteren en gunstig op hen te reageren? (b) Wat zouden wij hieruit kunnen leren?
15 Is het niet hartverwarmend de nederigheid van onze God Jehovah te overdenken? (Psalm 18:35) Hij is oneindig hoger dan wij; toch luistert hij geduldig naar onvolmaakte mensen en verandert bij tijden zelfs zijn handelwijze dienovereenkomstig. Hij stond Abraham toe uitgebreid bij hem te pleiten in verband met de vernietiging van Sodom en Gomorra (Genesis 18:23-33). En Hij stond Mozes toe bezwaar te maken tegen Zijn voorstel om de opstandige Israëlieten te verdelgen en in plaats daarvan Mozes tot een machtige natie te maken (Exodus 32:7-14; Deuteronomium 9:14, 19; vergelijk Amos 7:1-6). Daarmee gaf hij een volmaakt voorbeeld aan zijn menselijke dienstknechten, die een soortgelijke bereidheid aan de dag dienen te leggen om naar anderen te luisteren wanneer dat redelijk en mogelijk is. — Vergelijk Jakobus 1:19.
Redelijkheid in de uitoefening van autoriteit
16. Hoe verschilt Jehovah van veel mensen in de wijze waarop hij zijn autoriteit uitoefent?
16 Is het u ooit opgevallen dat als mensen meer autoriteit krijgen, zij in veel gevallen minder redelijk schijnen te worden? Jehovah daarentegen bekleedt de hoogste positie van autoriteit in het universum en toch is hij het voortreffelijkste voorbeeld van redelijkheid. Hij oefent zijn autoriteit steeds op een redelijke wijze uit. Anders dan veel mensen is Jehovah niet onzeker ten aanzien van zijn autoriteit, dus voelt hij zich ook niet gedrongen er jaloers over te waken — alsof zijn eigen autoriteit op de een of andere wijze bedreigd zou worden indien hij anderen een mate van autoriteit zou verlenen. Trouwens, toen er nog maar één ander wezen in het universum bestond, bekleedde Jehovah die persoon met verregaande autoriteit. Hij maakte de Logos tot zijn „meesterwerker”, en bracht van toen af aan alle dingen door bemiddeling van deze geliefde Zoon tot bestaan (Spreuken 8:22, 29-31; Johannes 1:1-3, 14; Kolossenzen 1:15-17). Later delegeerde hij „alle autoriteit in de hemel en op aarde” aan hem. — Mattheüs 28:18; Johannes 5:22.
17, 18. (a) Waarom zond Jehovah engelen naar Sodom en Gomorra? (b) Waarom vroeg Jehovah de engelen om suggesties over de wijze waarop Achab misleid kon worden?
17 Insgelijks vertrouwt Jehovah aan veel van zijn schepselen taken toe die hij zelf heel wat beter zou kunnen behartigen. Toen hij bijvoorbeeld tot Abraham zei: „Ik ben vastbesloten af te dalen [naar Sodom en Gomorra] om te zien of zij geheel en al handelen naar het luide geroep dat erover tot mij is doorgedrongen”, bedoelde hij niet dat hij persoonlijk daarheen zou gaan. Jehovah verkoos veeleer autoriteit te delegeren en stelde engelen aan om die inlichtingen voor hem te verzamelen. Hij verleende hun de autoriteit om dit onderzoek naar de feiten in te stellen en hem verslag te komen uitbrengen. — Genesis 18:1-3, 20-22.
18 Toen Jehovah bij een andere gelegenheid besloot het vonnis aan de goddeloze koning Achab te voltrekken, nodigde Hij de engelen tijdens een hemelse bijeenkomst uit suggesties te doen over de wijze waarop die afvallige koning ’misleid’ kon worden, zodat hij zich in de strijd zou begeven en daarin zou omkomen. Jehovah, de Bron van alle wijsheid, had beslist van niemand hulp nodig om hem de beste handelwijze aan de hand te doen! Toch vereerde hij de engelen met het voorrecht oplossingen aan te dragen en verleende hij hun de autoriteit om de door hem gekozen oplossing uit te voeren. — 1 Koningen 22:19-22.
19. (a) Waarom beperkt Jehovah het aantal wetten dat hij maakt? (b) Hoe betoont Jehovah zich redelijk als het erom gaat wat hij van ons verwacht?
19 Jehovah gebruikt zijn autoriteit niet om anderen overdreven veel voorschriften op te leggen. Ook hierin toont hij weergaloze redelijkheid. Zorgvuldig beperkt hij het aantal wetten dat hij maakt en verbiedt zijn dienstknechten om ’buiten de dingen te gaan die geschreven staan’ door er drukkende lasten in de vorm van wetten van hun eigen makelij aan toe te voegen (1 Korinthiërs 4:6; Handelingen 15:28; vergelijk Mattheüs 23:4). Nooit eist hij blinde gehoorzaamheid van zijn schepselen, maar gewoonlijk verschaft hij voldoende inlichtingen om hen te leiden en legt hij hun de keuze voor, terwijl hij hun laat weten wat de voordelen van gehoorzaamheid en de gevolgen van ongehoorzaamheid zijn (Deuteronomium 30:19, 20). In plaats van mensen door schuldgevoelens, schaamte of vrees ergens toe te pressen, tracht hij harten te bereiken; hij wil dat mensen hem uit oprechte liefde en niet gedwongen dienen (2 Korinthiërs 9:7). Al die van ganser harte verrichte dienst verheugt Gods hart, en hij is dus niet onredelijk „moeilijk te behagen”. — 1 Petrus 2:18; Spreuken 27:11; vergelijk Micha 6:8.
20. Hoe is Jehovah’s redelijkheid van invloed op u?
20 Is het niet opmerkelijk dat Jehovah God, die meer macht heeft dan wie maar ook in heel de schepping, die macht nooit op onredelijke wijze uitoefent, ze nooit gebruikt om anderen te intimideren? De mens echter, die in vergelijking met hem zo nietig is, heeft altijd op een onderdrukkende wijze over zijn medemens geheerst (Prediker 8:9). Het is duidelijk dat redelijkheid een kostbare hoedanigheid is, een hoedanigheid die ons ertoe beweegt Jehovah des te meer lief te hebben. Dat op zijn beurt kan ons motiveren zelf deze hoedanigheid aan te kweken. Hoe kunnen wij dat doen? Dit zal in het volgende artikel worden behandeld.
[Voetnoten]
a In 1769 definieerde de lexicograaf John Parkhurst het woord als „toegevend, van een toegevende gezindheid, vriendelijk, mild, geduldig”. Ook andere geleerden hebben „toegevend” als definitie geopperd.
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe laten Jehovah’s naam en het visioen van zijn hemelse wagen zijn aanpassingsvermogen krachtig uitkomen?
◻ Wat is redelijkheid, en waarom is het een kenmerk van goddelijke wijsheid?
◻ Op welke manieren heeft Jehovah getoond dat hij „vergevensgezind” is?
◻ Waarom heeft Jehovah het in bepaalde gevallen verkozen een voorgenomen handelwijze te veranderen?
◻ Hoe toont Jehovah redelijkheid in de wijze waarop hij autoriteit uitoefent?
[Illustratie op blz. 10]
Waarom vergaf Jehovah de goddeloze koning Manasse?