Bijbelse hoofdpunten Psalm 107 tot 150
Een gelukkige God, een gelukkig volk!
Geluk is een doel dat de meeste mensen nooit bereiken. Het leven van een kleine groep anderen is echter van geluk vervuld. Hun sleutel hiertoe? De ware aanbidding! De Psalmen overtuigen ons ervan dat Jehovah een gelukkige God is, en daarom kan het ons gelukkig maken hem te aanbidden. Laten wij als bewijs hiervan het Vijfde Boek van de Psalmen, dat wil zeggen Psalm 107 tot 150, eens beschouwen.
Jehovah de Bevrijder
Lees alstublieft Psalm 107 tot 119. Het gebed van de joden om bevrijding uit Babylonische ballingschap wordt verhoord en degenen „die door Jehovah zijn opgeëist”, bejubelen de terugkeer in een lied (Psalm 107). Toen David bij een vroegere gelegenheid was bevrijd, ’speelde hij melodieën’ voor God en maakte hij Zijn goedheid en liefde bekend (Psalm 108, 109). Met van Jehovah afkomstige kracht zou Davids Heer, Jezus Christus, Gods vijanden onderwerpen (Psalm 110). Jehovah bevrijdt zijn volk niet alleen, maar ook zegent hij degene die oprecht is en hem vreest (Psalm 111, 112). Na hun bevrijding uit Babylon zongen de joden tijdens de grote jaarlijkse feesten de hallelpsalmen of lofliederen (Psalm 113–118). De 119de Psalm 119 is het langst, en op slechts twee verzen na hebben alle 176 verzen van deze psalm betrekking op het woord of de wet van God.
◆ 107:27 — Hoe ’bleek hun wijsheid verward te zijn’?
Als zeelieden die in een vernietigende storm terechtgekomen waren, bleken de joden in hun gevangen toestand in Babylon niets met hun wijsheid te kunnen uitrichten; alle menselijke middelen om hen te bevrijden, waren waardeloos gebleken. Maar door zich in deze stormachtige situatie tot Jehovah te wenden, was er bevrijding gekomen. Hij had ervoor gezorgd dat de symbolische storm bedaarde, waarna hij hen bevrijdde en naar een veilige „haven” bracht — het land Juda. — Psalm 107:30.
◆ 110:3 — Wat wil het zeggen „jonge mannen net als dauwdruppels” te hebben?
Dauw houdt verband met zegen, produktiviteit en overvloed (Genesis 27:28). Dauwdruppels zijn ook zacht, verkwikkend, levenonderhoudend en talrijk. Op de dag van de strijdkracht van de Messiaanse Koning bieden zijn onderdanen zich snel en blijmoedig aan en in zulke grote aantallen dat zij met dauwdruppels te vergelijken zijn. Net als verkwikkende dauwdruppels verrichten talloze jonge mannen en vrouwen op allerlei plaatsen in Jehovah’s organisatie dienst voor God en hun medeaanbidders.
◆ 116:3 — Wat zijn „de koorden van de dood”?
Het leek alsof de dood de psalmist zo stevig met onverbreekbare koorden had vastgebonden, dat ontkoming onmogelijk was. Koorden die stevig om ledematen heen zijn gebonden, veroorzaken hevige pijnen, of smarten, en in de Griekse Septuaginta-vertaling wordt het Hebreeuwse woord voor „koorden” met „smarten” vertaald. Toen Jezus Christus stierf, was hij dus in de verlammende greep, of de smarten, van de dood. Vandaar dat Jehovah, toen hij Jezus uit de doden opwekte, ’de smarten van de dood ontbond’. — Handelingen 2:24.
◆ 119:83 — Hoe was de psalmist „als een leren zak”?
Terwijl de psalmist wachtte totdat Jehovah hem zou troosten, was hij als een leren zak geworden die werd opgehangen als hij niet werd gebruikt. Door de rook in een tent of een huis zonder schoorsteen, zou zo’n zak geleidelijk aan donkerder worden, opdrogen en verschrompelen. Dit overkwam de psalmist inderdaad wegens zijn vervolgers (119 vers 84). Zijn verdrietige toestand was waarschijnlijk af te lezen van zijn sombere uiterlijk en gegroefde gezicht, en zijn hele lichaam kan er zo onder te lijden hebben gehad, dat het wat van zijn levenssap verloren scheen te hebben. (Vergelijk Psalm 32:4.) Zo kan hij zich net zo waardeloos gevoeld hebben als een verschrompelde leren zak die anderen als onbruikbaar voor het bewaren van vloeistoffen, hadden weggeworpen. Toch was hij ’Gods voorschriften niet vergeten’.
◆ 119:119 — Hoe doet God de goddelozen „als schuimslakken” ophouden te bestaan?
Het schuim dat zich op gesmolten metaal of in de smeltoven vormt, is een waardeloos afvalprodukt, iets onreins dat weggegooid moet worden. Vandaar dat een louteraar metaal als goud of zilver van de „schuimslakken” ontdoet. Evenzo acht Jehovah de goddelozen alleen geschikt voor de slakkenberg en doet hij hen ophouden te bestaan door hen af te scheiden van degenen die waardevol zijn en zijn gunst genieten. — Vergelijk Ezechiël 22:17-22.
Les voor ons: Evenals de joden uit de oudheid zien Jehovah’s Getuigen in deze tijd uit naar bevrijding — deze keer door de storm van Armageddon heen (Openbaring 16:14, 16). Op Gods bestemde tijd zal dit samenstel van dingen door deze grote oorlog worden weggevaagd. Degenen die niet voor redding naar Jehovah opzien, zullen volkomen hulpeloos zijn als zij door de golven van deze grote vernietiging heen en weer worden geslingerd. De overlevenden echter zullen „Jehovah danken voor zijn liefderijke goedheid”. In deze laatste dagen kunnen derhalve zowel Jezus’ gezalfde volgelingen als de leden van de „grote schare” hun volledige vertrouwen op Jehovah stellen. — Psalm 107:31; Openbaring 7:9.
’Liederen der opgangen’
Lees Psalm 120 tot 134. Deze vijftien psalmen worden liederen „der opgangen” genoemd. Geleerden verschillen van mening over de precieze betekenis van „opgangen”, maar misschien werden deze psalmen door de Israëlieten gezongen als zij voor de viering van hun drie jaarlijkse feesten naar de hooggelegen stad Jeruzalem opgingen. — Psalm 122:1.
◆ 120:4 — Wat waren deze „gescherpte pijlen” en „brandende kolen”?
Een lasterlijke tong kan even vernietigend zijn als een wapen of als vuur (Spreuken 12:18; Jakobus 3:6). Als vergelding ziet Jehovah erop toe dat de lasterlijke tong tot zwijgen wordt gebracht als door de pijlen van een krijgsman. Het is interessant dat houtskool die van het hout van de bremstruik is gemaakt, intens brandt, hetgeen op de hevigheid duidt van het goddelijke oordeel dat over „de bedrieglijke tong” wordt geveld. — Psalm 120:2, 3.
◆ 131:2 — Hoe wordt de ziel als een „gespeend kind”?
Een nog niet gespeend klein kind hunkert naar zijn moeder om zijn verlangen naar voedsel te bevredigen. En een gespeend kind in de armen van zijn moeder vindt bevrediging, zekerheid en vertroosting. De psalmist was er tevreden mee een nederige handelwijze te volgen (131 vers 1) en voelde zich „tot kalmte en rust gebracht”, als een gespeend kind in de armen van zijn moeder. Nederig op Jehovah wachten en zijn wil doen, zal zekerheid en rijke zegeningen brengen.
Les voor ons: Hoewel Jehovah zijn dienstknechten uit rampspoed kan bevrijden, behoedt hij hen niet voor alle tegenspoed. Tegenspoed heeft de psalmdichters er zelfs toe gebracht deze psalmen te uiten. Maar God ’zal niet toelaten dat u wordt verzocht boven hetgeen u kunt dragen, maar hij zal ook voor de uitweg zorgen’ (1 Korinthiërs 10:13). Jehovah beschermt ons beslist voor een geestelijke ineenstorting. Hij kan hetzij de gebeurtenissen dusdanig manoeuvreren dat de rampspoed zelf wordt weggenomen of ons versterken, zodat wij de druk kunnen weerstaan. Met het oog hierop is de eenheid die wij op onze christelijke bijeenkomsten ervaren, heel vertroostend en heilzaam. — Psalm 133:1-3.
De lofwaardige God
Lees Psalm 135 tot 145. In tegenstelling tot afgoden met hun makers die net als zij worden, is Jehovah de lofwaardige God en Bevrijder (Psalm 135, 136). Zelfs toen zijn volk in Babylon was, vergaten zij „de liederen van Sion” niet (Psalm 137). David zegt dat ’koningen Jehovah zullen prijzen’ en verheugt zich uitbundig over de wonderbare wijze waarop hij is gemaakt (Psalm 138, 139). Hij bidt om Gods bescherming en verhoogt Zijn goedheid, in de wetenschap dat alleen een goede verhouding met Jehovah waar geluk schenkt. — Psalm 140–145.
◆ 138:2 — Hoe heeft God zijn woord grootgemaakt boven zijn naam?
Als Jehovah iets op basis van zijn naam aankondigt, verwachten wij veel ten aanzien van de vervulling ervan. Maar wat hij doet, overtreft altijd onze stoutste verwachtingen, want hij zorgt ervoor dat de verwezenlijking veel grootser is dan wij ooit hadden durven hopen. God maakt zijn „woord” groot door het boven verwachting te vervullen.
◆ 139:9 — Wat wordt er bedoeld met „de vleugels van de dageraad”?
Deze uitdrukking beschrijft hoe het licht van de dageraad zich snel, als met vleugels, van het oosten naar het westen verspreidt. Indien David zich met behulp van „de vleugels van de dageraad” tot het verst verwijderde deel van het westen zou begeven, zou hij daar nog steeds onder Jehovah’s zorg en toezicht staan. — Psalm 139:10; vergelijk Amos 9:2, 3.
◆ 141:3 — Waarom wilde David ’een post bij de deur van zijn lippen’?
David wist welke schade de tong kan aanrichten en hoe onvolmaakte mensen ertoe verleid worden onbezonnen te spreken, vooral wanneer zij geërgerd zijn. Mozes was de zachtmoedigste mens op aarde, maar toch zondigde hij met zijn tong in de kwestie van de wateren van Meriba (Numeri 12:3; 20:9-13). Om nadelige spraak te vermijden en een goed hart te bewaren, is het derhalve noodzakelijk de lippen te beheersen. — Jakobus 3:5-12.
◆ 142:7 — Waarom meende David dat zijn ziel zich in een „kerker” bevond?
Hij voelde zich helemaal alleen met zijn problemen, als in een donkere, gevaarlijke kerker, onbegrepen en afgezonderd van alle mensen. Als wij soortgelijke gevoelens hebben en van mening zijn dat onze rechterzijde onbeschermd is en aan aanvallen blootstaat, kunnen wij vol vertrouwen Jehovah’s hulp inroepen. — Psalm 142:3-7.
Les voor ons: In Psalm 139 gaf David uiting aan grote vreugde over Gods vermogen hem te ’doorvorsen’ en hem en zijn wegen te ’kennen’. In plaats van ontkoming te zoeken, wilde David zich vollediger aan Jehovah’s leiding en toezicht onderwerpen. Hij wist dat God hem altijd gadesloeg. Zo’n kennis weerhoudt iemand niet alleen van kwaaddoen, maar schenkt hem ook de meeste vertroosting. Dat Jehovah onze daden ziet, onze problemen begrijpt en altijd klaarstaat om ons te helpen, schenkt een intens gevoel van zekerheid en vrede, wat essentieel is voor ons geluk.
„Looft Jah!”
Lees Psalm 146 tot 150. Deze psalmen doen het thema van het hele Boek der Psalmen — „Looft Jah!” — sterk uitkomen. Elke psalm begint en eindigt met die luisterrijke woorden. Dit alles zwelt aan tot een groots crescendo in de 150ste psalm, waarin de gehele schepping wordt opgeroepen om ’Jah te loven’.
◆ 146:3 — Waarom geen vertrouwen stellen in menselijke leiders?
Menselijke leiders zijn sterfelijk. Zij kunnen noch zichzelf redden noch degenen die zich op hen verlaten. Daarom wordt vertrouwen op menselijk leiderschap ondermijnd door de mogelijkheid van de dood. Maar „gelukkig is hij . . . wiens hoop is op Jehovah, zijn God” (Psalm 146:5, 6). De psalmist zag in dat er een hogere leiding nodig was dan wat mensen zichzelf kunnen schenken.
◆ 148:4 — Wat zijn de ’wateren boven de hemel’?
De psalmist doelde klaarblijkelijk op de met water gevulde wolken boven de aarde, die zich van tijd tot tijd ledigen in de vorm van regen die uiteindelijk naar de oceanen terugvloeit. Deze kringloop is essentieel voor het leven, en het bestaan ervan is op zichzelf reeds tot lof van de Schepper. Aangezien het atmosferische uitspansel tussen de aarde en de wolken hemel genoemd zou kunnen worden, doelde de psalmist op de wolken als de ’wateren die boven de hemel zijn’.
De Psalmen maken de volgende waarheid duidelijk: Om werkelijk gelukkig te kunnen zijn, hebben wij een goede verhouding met Jehovah nodig. Het gehele doel van Gods volk en het doel van ons bestaan kan derhalve samengevat worden in de laatste oproep van de psalmist: „Al wat adem heeft, love Jah. Looft Jah!” — Psalm 150:6.