-
Wie kunt u in onze vreeswekkende tijd werkelijk vertrouwen?De Wachttoren 1988 | 15 april
-
-
„Stelt uw vertrouwen niet op edelen, noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort.” — PSALM 146:3.
-
-
Wie kunt u in onze vreeswekkende tijd werkelijk vertrouwen?De Wachttoren 1988 | 15 april
-
-
Afnemend vertrouwen
3. Welk bewijs is er dat het vertrouwen zich in deze tijd niet heeft kunnen handhaven?
3 In deze vreeswekkende tijd hebben wij dan ook grote behoefte aan mensen die wij kunnen vertrouwen, mensen die loyaal zullen zijn, een steun en toeverlaat in tijden van nood. Maar velen voelen zich in de steek gelaten door degenen die zij vertrouwden. In één land stond de volgende kop boven een kranteartikel: „Mensen vertrouwen bijna geen enkele openbare instelling meer”. Het minste vertrouwen genoten politieke leiders en de topmensen in de zakenwereld. Ook in de gezinskring grijpt het wantrouwen snel om zich heen, zoals blijkt uit hoge echtscheidingscijfers. In sommige landen eindigt één op de drie huwelijken in een echtscheiding, of zelfs al één op de twee. In één land eindigt 70 procent van alle pasgesloten huwelijken binnen de tien jaar in echtscheiding! Steeds vaker dus gaat het vertrouwen te gronde. Het moet het veld ruimen voor wantrouwen. Het is niet ongewoon meer om te horen zeggen: „Ik vertrouw niemand meer.”
4. Hoe zijn veel jonge mensen door vrees beïnvloed?
4 Er heerst tegenwoordig zo veel wantrouwen omdat wij in de meest vreeswekkende tijd van de hele menselijke geschiedenis leven. Deze eeuw heeft twee wereldoorlogen en tientallen andere oorlogen meegemaakt, die aan meer dan honderd miljoen mensen het leven hebben gekost. Nu dreigen kernwapens alle leven op aarde te vernietigen. En dit is van invloed op het vertrouwen van zelfs heel jonge mensen. Een medisch tijdschrift berichtte: „Steeds meer kinderen, ja zelfs kleuters, worden bang voor de dreiging van een nucleaire holocaust.” Een Canadese krant zei dat er thans bij veel jonge mensen „cynisme, droefheid, bitterheid en een gevoel van hulpeloosheid” heerst. Eén jongere zei: „Wij voelen ons gewoon niet beschermd door de volwassen bevolking. Wij zouden wel eens kunnen opgroeien tot de meest cynische generatie aller tijden.”
5. Gesteld dat zij konden spreken, hoe zou de meest onschuldige en weerloze groep kinderen zich uiten?
5 En wat zou een andere groep kinderen te zeggen hebben — als zij konden spreken — over het gevoel dat zij niet worden beschermd door de volwassenen? Wij bedoelen de kinderen die door abortus worden gedood voordat zij zelfs maar geboren zijn. Eén schatting stelt het aantal abortussen wereldwijd op zo’n 55 miljoen per jaar. Wat een schending van het vertrouwen van het meest onschuldige en weerloze deel van de mensheid!
6. Hoe heeft misdaad het wantrouwen in onze tijd doen toenemen?
6 Ook een andere groeiende angst heeft bijgedragen tot de toename van het wantrouwen in onze tijd: de angst het slachtoffer te worden van misdaad. Velen doen nu hetzelfde als de vrouw die zei dat zij ’s nachts altijd met een revolver onder haar kussen slaapt. Een andere bange vrouw zei: „Het maakt mij razend. . . . Mijn grootmoeder deed haar deuren nooit op slot.” Zo schreef een krant in Porto Rico in een redactioneel commentaar: „Degenen die worden opgesloten, zijn wij”, ja, in onze eigen van tralies en sloten voorziene woningen. Deze angsten van de mensen zijn gegrond. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld zal naar schatting één op de drie vrouwen in haar leven een keer worden aangerand. Het hoofd van de Amerikaanse gezondheidsdienst merkte op dat „elk jaar zo’n vier miljoen Amerikanen het slachtoffer worden van ernstig geweld — moord, verkrachting, afranseling van echtgenotes, kindermishandeling, straatroof”. En die misdaden zijn in de meeste landen aan de orde van de dag, met als gevolg dat het vertrouwen van de ene mens in de andere nog meer wordt geschaad.
7. Waarom dragen slechte economische toestanden tot wantrouwen bij?
7 In de ontwikkelingslanden leven de meeste mensen in armoede. Weinigen hebben het vertrouwen dat ook maar iemand hen eruit kan helpen. De president van één zo’n land zei dat er in één provincie 270 van elke 1000 baby’s die ter wereld komen, sterven voor zij één jaar oud zijn. En slechts één op de honderd huizen is van water voorzien. Van een ander land verklaart de regering dat 60 procent van de kinderen in armoede leeft en zeven miljoen in de steek gelaten kinderen „opgroeien als analfabeten, als wereldvreemde en onbruikbare verschoppelingen”! In de Verenigde Staten bedraagt volgens een schatting het aantal dakloze jongeren 500.000, hoewel sommigen beweren dat het werkelijke aantal veel groter is. Hoeveel vertrouwen kunnen zulke jongeren in hun ouders, in de maatschappij, in orde en wet, of in de beloften van leiders stellen?
8. (a) Hoe worden de stabiliteit van rijke landen en de wereldeconomie bedreigd? (b) In welke mate mag men hopen dat de experts economische problemen kunnen oplossen?
8 Economische problemen teisteren zelfs de rijke landen. In een recent jaar hadden de Verenigde Staten het grootste aantal bankfaillissementen sedert de grote crisis van de jaren dertig. Een econoom schreef: „Het netto resultaat is een bankwezen dat thans minstens zo kwetsbaar is als in de jaren twintig”, vlak voordat het ineenstortte. Een waarnemer sprak van „een potentieel verwoestende, naderende storm” in de wereldeconomie. Een ander zei: „Het gevoel van urgentie komt doordat deze overbelasting van het internationale systeem niet langer dreigt; ze is er inmiddels.” Is het vertrouwen gerechtvaardigd dat de economen de natiën uit dit moeras van moeilijkheden zullen leiden? Een van hen zei dat zij er met hun prognoses ’zo afschuwelijk naast geweest zijn dat zij ongetwijfeld voornamelijk verwarring zaaien’.
Misplaatst optimisme
9. (a) Wat is er gebeurd met het optimisme dat bij de eeuwwisseling bestond? (b) Waarom zouden Jehovah’s Getuigen in 1945 geen document van de Verenigde Naties hebben willen ondertekenen?
9 Hoe sterk verschilt dit alles van het optimisme dat er heerste toen de wereld de twintigste eeuw binnenging. Tientallen jaren had er een betrekkelijke vrede geheerst, en men ging ervan uit dat vrede en welvaart nieuwe hoogtepunten zouden bereiken. Maar in 1914 maakte de Eerste Wereldoorlog in één klap een eind aan die verwachting. In 1945 werd, na een nog gruwelijker tweede wereldoorlog, het Handvest der Verenigde Naties ondertekend. De natiën stelden op schrift hoe ze zich een naoorlogse wereld van vrede, welvaart en gerechtigheid voorstelden. Een recent verslag zei: „Het definitieve document werd ondertekend door 51 landen, die elk werelddeel, elk ras en elke religie vertegenwoordigden.” Toch was er één religie die niet vertegenwoordigd was en dat ook niet wilde, namelijk Jehovah’s Getuigen. Zij wisten dat die beloften van vrede, welvaart en gerechtigheid niet verwezenlijkt zouden worden door enige natie van deze wereld, noch door een bundeling van natiën, zoals de Verenigde Naties.
10. Hoe laat de realiteit van thans zich vergelijken met de droom van de Verenigde Naties destijds in 1945?
10 Datzelfde verslag zegt: ’Veertig jaar later lijkt het op zijn plaats de realiteit eens met de idealen te vergelijken. Het bewijsmateriaal is ontnuchterend. Een minder rechtvaardige, minder veilige wereld en toenemende gewelddadigheid vormen de realiteit. Het deel van de wereldbevolking dat voedsel, water, onderdak, gezondheidszorg en onderwijs moet ontberen, groeit gestadig. In de droom van 1945 kwamen deze dingen niet voor.’ Het voegt eraan toe: ’Veertig jaar nadat de natiën de handen ineensloegen om ervoor te zorgen dat alle mensen vrij van vrees en gebrek konden leven, blijkt de realiteit van de jaren tachtig voor ten minste een kwart van de mensheid een verpletterende armoede te zijn. Het aantal sterfgevallen dat met honger verband houdt, bedraagt gemiddeld 50.000 per dag.’ Toch besteden de natiën ieder uur meer dan honderd miljoen dollar aan oorlog!
11. Hoe betrouwbaar zijn menselijke beloften van een betere wereld?
11 Kunnen wij, gezien dit troosteloze beeld na al die eeuwen waarin de mens voldoende kansen heeft gehad, vertrouwen stellen in menselijke beloften dat deze problemen opgelost zullen worden? Zulke beloften zijn ongeveer even betrouwbaar als de woorden van de kapitein van een grote oceaanstomer, die zei: „Ik kan mij geen enkele omstandigheid voorstellen die een [groot] schip tot zinken zou kunnen brengen. . . . De moderne scheepsbouw is dat stadium ontgroeid.” En een bemanningslid van dat schip zei tegen een passagier: „God zelf zou dit schip niet tot zinken kunnen brengen.” Toch is dat schip, de Titanic, in 1912 gezonken en zijn daarbij 1500 mensen omgekomen. In 1931 zei de Nationale Onderwijsraad in de Verenigde Staten dat dank zij het onderwijs „de misdaad vóór 1950 zo goed als uitgeroeid zal zijn”. In 1936 schreef een Britse journalist dat tegen 1960 „voedsel, kleding en onderdak even goedkoop zullen zijn als lucht”. Bent u het er niet mee eens dat de realiteit van thans die beloften logenstraft?
-