LANKMOEDIGHEID
Het geduldig verdragen van kwaad of provocatie, zonder de hoop op te geven dat de verstoorde verhouding zal verbeteren. Lankmoedigheid beoogt derhalve het welzijn van degene die de onaangename situatie veroorzaakt. Het betekent echter niet dat men kwaad door de vingers ziet. Wanneer het doel van lankmoedigheid is bereikt of wanneer het zinloos is de situatie nog langer te verdragen, houdt lankmoedigheid op. Ze zal dan hetzij de beoogde goede uitwerking hebben gehad op degenen die tot de provocatie hebben aangezet, of er zal nu tegen de overtreders worden opgetreden. In beide gevallen lijdt degene die lankmoedigheid betracht, in geestelijk opzicht geen schade.
De met „langzaam tot toorn” (in sommige vertalingen met „lankmoedig”) vertaalde Hebreeuwse uitdrukking betekent letterlijk „lengte van neusgaten [waar toorn opflikkert]” (Ex 34:6; Nu 14:18; zie TOORN). Het Griekse woord ma·kro·thuʹmi·a (lankmoedigheid) betekent letterlijk „lengte [langheid] van geest [gemoedstoestand]” (Ro 2:4, Int). Zowel de Hebreeuwse als de Griekse uitdrukking duidt op geduld, verdraagzaamheid, traagheid tot toorn. Het Nederlandse woord „lankmoedig” is samengesteld uit „lank” ofte wel „lang” en „moedig”. De oorspronkelijke betekenis van „moedig” is „opwinding van den geest” (Franck’s Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, tweede druk, 1949, blz. 435). „Lankmoedig” betekent dan ook „veel kunnende verdragen”. „Lankmoedigheid” betekent meer dan enkel pijn of moeilijkheden verduren. Het houdt weloverwogen zelfbeheersing in.
De Schrift onthult dat God lankmoedigheid hoog aanslaat en wijst erop hoe dwaas het is en welke slechte gevolgen het heeft wanneer men geen „lengte van geest” bewaart. De lankmoedige mag dan zwak schijnen, maar in werkelijkheid gebruikt hij onderscheidingsvermogen. „Hij die langzaam is tot toorn, is overvloedig in onderscheidingsvermogen, maar wie ongeduldig is, verheft dwaasheid” (Sp 14:29). Lankmoedigheid is beter dan fysieke kracht en kan meer bewerken. „Hij die langzaam tot toorn is, is beter dan een sterke man, en hij die zijn geest beheerst dan wie een stad inneemt.” — Sp 16:32.
Iemand die niet ’lang van geest’ is, maar zonder zelfbeheersing „losbarst”, stelt zich bloot aan een „invasie” van alle mogelijke onjuiste gedachten en daden, want wij lezen: „Als een opengebroken stad, zonder muur, is de man die zijn geest niet in bedwang heeft” (Sp 25:28). „Heel zijn geest laat een verstandeloze de vrije loop, maar wie wijs is, houdt die tot het laatst toe kalm” (Sp 29:11). Om deze redenen gaf de wijze man de raad, niet ’kortmoedig’ of ’kort van geest’ te zijn: „Haast u niet in uw geest om geërgerd te raken, want ergernis rust in de boezem der verstandelozen.” — Pr 7:9.
Jehovah’s lankmoedigheid. Toen Jehovah Mozes de berg Horeb op liet komen en hem iets van zijn heerlijkheid toonde, verklaarde hij ten aanhoren van Mozes: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid, die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden, die dwaling en overtreding en zonde vergeeft, maar hij zal geenszins vrijstelling van straf geven” (Ex 34:5-7). Deze waarheid omtrent Jehovah’s traagheid tot toorn werd herhaald door Mozes, David, Nahum en anderen. — Nu 14:18; Ne 9:17; Ps 86:15; 103:8; Joë 2:13; Jon 4:2; Na 1:3.
Hoewel lankmoedigheid een eigenschap van Jehovah is, wordt ze altijd in harmonie met zijn voornaamste eigenschappen liefde, gerechtigheid, wijsheid en macht (kracht) tot uitdrukking gebracht (1Jo 4:8; De 32:4; Sp 2:6; Ps 62:11; Jes 40:26, 29). In de eerste plaats moet Gods eigen naam recht worden gedaan. Die naam moet boven alle andere namen in het universum verhoogd worden; en dit is onontbeerlijk voor het welzijn van al zijn schepselen. De verheerlijking van zijn naam is een van de voornaamste redenen voor zijn lankmoedigheid, zoals de apostel Paulus verklaart: „Indien God nu, ofschoon hij zijn gramschap wil tonen en zijn kracht wil bekendmaken, met veel lankmoedigheid de vaten der gramschap heeft verdragen, die voor de vernietiging geschikt zijn gemaakt, opdat hij de rijkdom van zijn heerlijkheid zou kunnen bekendmaken over de vaten van barmhartigheid, die hij tevoren heeft bereid tot heerlijkheid, namelijk ons, die hij niet alleen uit de joden maar ook uit de natiën heeft geroepen, wat zou dat dan?” (Ro 9:22-24) Gods lankmoedigheid heeft hem in staat gesteld een volk voor zijn naam uit te kiezen. En door middel van dit volk verheerlijkt hij zich op de gehele aarde. — Han 15:14; 1Kor 3:9, 16, 17; 2Kor 6:16.
God toonde zijn lankmoedigheid reeds heel vroeg in de geschiedenis van de mensheid. Door de opstand van het eerste mensenpaar was zijn wet overtreden. Maar in plaats dat God hen onmiddellijk ter dood bracht, zoals hij terecht had kunnen doen, spreidde hij in zijn liefde lankmoedigheid tentoon. Dit deed hij ter wille van hun nog ongeboren nakomelingen, voor wie zijn lankmoedigheid alles betekende (zijn geduld betekent voor velen redding [2Pe 3:15]). Wat nog belangrijker is, God beoogde ook zijn heerlijkheid te vergroten door bemiddeling van het Zaad der belofte (Ge 3:15; Jo 3:16; Ga 3:16). En God toonde niet alleen in die tijd lankmoedigheid, maar hij wist dat hij enkele duizenden jaren lang onvolmaakte mensen zou moeten verdragen en zo lang de bestraffing van een wereld die in vijandschap met hem was, zou moeten uitstellen (Jak 4:4). Sommigen hebben Gods lankmoedigheid jegens hen verkeerd begrepen en misbruikt, zodat zij het doel ervan hebben gemist door zijn lankmoedigheid als traagheid in plaats van als liefdevol geduld te beschouwen. — Ro 2:4; 2Pe 3:9.
Nergens treedt Gods lankmoedigheid zo duidelijk aan het licht als in zijn bemoeienissen met de natie Israël uit de oudheid (Ro 10:21). Herhaaldelijk nam hij hen weer aan nadat zij afvallig geworden, gestraft en tot berouw gekomen waren. Zij doodden zijn profeten en ten slotte zijn eigen Zoon. Zij bestreden de prediking van het goede nieuws, waaraan Jezus en zijn apostelen deelnamen. Maar Gods lankmoedigheid was niet vergeefs. Een overblijfsel bleek getrouw te zijn (Jes 6:8-13; Ro 9:27-29; 11:5). God liet door enkelen van zulke getrouwe mensen onder inspiratie zijn Woord optekenen (Ro 3:1, 2). De Wet die hij gaf, toonde dat alle mensen zondaars zijn en een verlosser nodig hebben, en wees op Diegene die zijn leven als losprijs zou geven en tot de hoge positie van Koning verhoogd zou worden (Ga 3:19, 24). Er werden voorafbeeldingen van dat koninkrijk en van Christus’ priesterschap verschaft (Kol 2:16, 17; Heb 10:1), alsook voorbeelden die wij dienen na te volgen of, als het slechte voorbeelden betrof, dienen te mijden (1Kor 10:11; Heb 6:12; Jak 5:10). Al deze dingen zijn uitermate belangrijk opdat de mensheid eeuwig leven kan verwerven. — Ro 15:4; 2Ti 3:16, 17.
Jehovah niet voor eeuwig lankmoedig. Gods lankmoedigheid duurt daarentegen slechts zo lang als ze verenigbaar is met gerechtigheid, rechtvaardigheid en wijsheid. Dat in een slechte of provocerende situatie lankmoedigheid wordt betracht, geeft de betrokkenen de gelegenheid zich te veranderen en hun leven in het reine te brengen. Dat is het doel van lankmoedigheid. Wanneer echter een punt bereikt is dat er geen hoop op zo’n verandering meer bestaat, zou gerechtigheid en rechtvaardigheid geweld worden aangedaan indien er nog langer lankmoedigheid werd betracht. Dan handelt God in wijsheid om de slechte situatie uit te bannen. Het einde van zijn geduld is bereikt.
Een voorbeeld van deze verdraagzaamheid van Gods zijde en van het feit dat er eens een eind aan komt, is te vinden in de wijze waarop God met mensen vóór de Vloed handelde. Er bestond een beklagenswaardige toestand, en God zei: „Mijn geest zal niet voor onbepaalde tijd ten aanzien van de mens werkzaam zijn, omdat hij toch vlees is. Bijgevolg zullen zijn dagen honderd twintig jaar bedragen” (Ge 6:3). Later zei Jesaja over het misbruik dat de Israëlieten van Jehovah’s lankmoedigheid maakten: „Maar zíj werden weerspannig en maakten dat zijn heilige geest zich gegriefd voelde. Nu veranderde hij in een vijand van hen; hijzelf streed tegen hen.” — Jes 63:10; vgl. Han 7:51.
Om deze redenen wordt christenen dringend verzocht „de onverdiende goedheid van God niet te aanvaarden en dan het doel ervan te missen” (2Kor 6:1). Hun wordt de raad gegeven: ’Bedroeft niet voortdurend Gods heilige geest’ (Ef 4:30, Int) en: „Dooft het vuur van de geest niet uit” (1Th 5:19). Anders komt het misschien zover dat zij tegen Gods geest zondigen, die geest lasteren en in feite krenken. In dat geval is er geen sprake van berouw en geen vergeving, zodat zulke personen slechts de vernietiging wacht. — Mt 12:31, 32; Heb 6:4-6; 10:26-31.
Jezus Christus. Jezus Christus was onder de mensen het toonbeeld van lankmoedigheid. De profeet Jesaja schreef over hem: „Hij kreeg het zwaar te verduren, en hij liet zich kwellen; toch placht hij zijn mond niet open te doen. Hij werd net als een schaap ter slachting geleid; en als een ooi die voor haar scheerders stom is geworden, placht ook hij zijn mond niet open te doen” (Jes 53:7). Hij verdroeg de zwakheden van zijn apostelen en de beledigingen en onhoffelijkheden die hij van verbitterde, boosaardige vijanden moest incasseren. Toch vergold hij geen kwaad met kwaad, noch door woorden noch door daden (Ro 15:3). Toen de apostel Petrus onbezonnen handelde en Malchus een oor afhieuw, wees Jezus hem terecht met de woorden: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats . . . denkt gij dat ik geen beroep op mijn Vader kan doen om mij op dit ogenblik meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking te stellen? Hoe zouden in dat geval de Schriften worden vervuld, dat het aldus moet geschieden?” — Mt 26:51-54; Jo 18:10, 11.
Waarom is het voor christenen belangrijk lankmoedigheid aan te kweken?
Uit het voorgaande blijkt dat lankmoedigheid haar oorsprong vindt bij Jehovah God. Ze is een vrucht van zijn geest (Ga 5:22). De mens, die naar Gods beeld en gelijkenis werd geschapen, heeft een mate van deze eigenschap en kan ze ontwikkelen door Gods Woord te onderhouden en de leiding van zijn heilige geest te volgen (Ge 1:26, 27). Christenen wordt daarom geboden deze eigenschap aan te kweken en tentoon te spreiden (Kol 3:12). Het is een identificerend kenmerk van een dienaar van God (2Kor 6:4-6). De apostel Paulus zegt: „Weest lankmoedig jegens allen” (1Th 5:14). Hij geeft te kennen dat het absoluut noodzakelijk is deze eigenschap aan de dag te leggen, wil men God welgevallig zijn. Lankmoedigheid is evenwel niet echt als ze met morren en klagen gepaard gaat. Zoals Paulus toont, is het prijzenswaardig „met vreugde lankmoedig” te zijn. — Kol 1:9-12.
Het aan de dag leggen van lankmoedigheid schenkt niet alleen vreugde maar is ook bijzonder lonend. Voor Jehovah is het lonend doordat zijn naam wordt verheerlijkt. Dat de rechtvaardigheid en de rechtmatigheid van Gods soevereiniteit in twijfel is getrokken, wordt als onjuist aan de kaak gesteld, en hij wordt gerechtvaardigd (Ge 3:1-5; Job 1:7-11; 2:3-5). En als hij Adam, Eva en Satan nu eens ten tijde van de opstand ter dood had gebracht? Dan hadden sommigen kunnen concluderen dat Satans uitdaging misschien toch gefundeerd was. Door echter lankmoedig te zijn, heeft Jehovah mensen de gelegenheid gegeven om onder beproeving te bewijzen dat zij hem als hun Soeverein verkiezen en hem willen dienen wegens zijn voortreffelijke eigenschappen, ja, om duidelijk te tonen dat zij Jehovah’s soevereiniteit verkiezen boven volledige onafhankelijkheid, omdat zij weten dat het eerste veel beter is. — Ps 84:10.
Omdat Jezus Christus in gehoorzaamheid aan God lankmoedigheid aan de dag legde, ontving hij een schitterende beloning. Hij werd tot een superieure positie als Koning verheven en zijn Vader gaf hem „de naam . . . die boven elke andere naam is” (Fil 2:5-11). Bovendien ontvangt hij een „bruid”, bestaande uit zijn geestelijke broeders, het Nieuwe Jeruzalem, dat wordt afgebeeld als een stad met op de fundamentstenen de namen van de twaalf apostelen van het Lam. — 2Kor 11:2; Opb 21:2, 9, 10, 14.
Allen die lankmoedigheid aankweken en er in overeenstemming met Gods voornemen aan vasthouden, worden eveneens rijkelijk beloond (Heb 6:11-15). Zij smaken de voldoening Gods eigenschap na te bootsen, Gods wil te doen en Gods goedkeuring te genieten. Bovendien zal hun lankmoedigheid bewerken dat anderen geholpen worden God te leren kennen en eeuwig leven te verwerven. — 1Ti 4:16.