Gedenk uw Grootse Schepper!
„Gedenk nu uw Grootse Schepper . . . voordat de rampspoedige dagen gaan komen.” — PREDIKER 12:1.
1. Hoe dienen jonge mensen die zich aan God hebben opgedragen hun jeugd en kracht te willen gebruiken?
JEHOVAH geeft zijn dienstknechten kracht om zijn wil te doen (Jesaja 40:28-31), ongeacht hun leeftijd. Maar jonge mensen die zich aan God hebben opgedragen, dienen vooral hun jeugd en kracht verstandig te willen gebruiken. Daarom nemen zij de raad van „de bijeenbrenger”, koning Salomo van het oude Israël, ter harte. Hij gaf de aansporing: „Gedenk nu uw Grootse Schepper in uw jongelingsdagen, voordat de rampspoedige dagen gaan komen, of de jaren zijn aangebroken waarin gij zult zeggen: ’Ik heb er geen behagen in.’” — Prediker 1:1; 12:1.
2. Wat dienen kinderen van aan God opgedragen christenen te doen?
2 Salomo’s aanmaning om de Grootse Schepper in de jeugd te gedenken, werd aanvankelijk gericht tot jonge mannen en vrouwen in Israël. Zij werden in een aan Jehovah opgedragen natie geboren. Maar hoe staat het met de kinderen van opgedragen christenen in deze tijd? Zij dienen hun Grootse Schepper beslist in gedachte te houden. Als zij dit doen, zullen zij hem eren en zichzelf baat verschaffen. — Jesaja 48:17, 18.
Voortreffelijke voorbeelden uit het verleden
3. Welk voorbeeld hebben Jozef, Samuël en David gegeven?
3 Veel in de bijbel genoemde jonge mensen gaven een voortreffelijk voorbeeld als personen die aan hun Grootse Schepper dachten. Vanaf zijn jonge jaren heeft Jakobs zoon Jozef aan zijn Schepper gedacht. Toen Potifars vrouw Jozef in de verleiding bracht zich aan seksuele immoraliteit met haar over te geven, weigerde hij resoluut en zei: „Hoe zou ik . . . deze grote slechtheid kunnen begaan en in werkelijkheid zondigen tegen God?” (Genesis 39:9) De leviet Samuël dacht niet alleen in zijn kinderjaren aan zijn Schepper, maar zijn leven lang (1 Samuël 1:22-28; 2:18; 3:1-5). De jeugdige David uit Bethlehem hield zijn Schepper beslist in gedachte. Zijn vertrouwen in God bleek duidelijk toen hij de Filistijnse reus Goliath tegemoet trad en zei: „Gij komt tot mij met een zwaard en met een speer en met een werpspies, maar ik kom tot u met de naam van Jehovah der legerscharen, de God van de gevechtslinies van Israël, die gij gehoond hebt. Deze dag zal Jehovah u in mijn hand overleveren, en ik zal u stellig neerslaan en uw hoofd van u wegnemen; . . . en mensen van heel de aarde zullen weten dat er een God bestaat die aan Israël toebehoort. En deze hele gemeente zal weten dat Jehovah niet met zwaard of speer redt, want Jehovah behoort de strijd toe, en hij moet ulieden in onze hand geven.” Weldra was Goliath dood en sloegen de Filistijnen op de vlucht. — 1 Samuël 17:45-51.
4. (a) Waaruit blijkt dat een gevangengenomen Israëlitisch meisje in Syrië en de jonge koning Josia aan onze Grootse Schepper dachten? (b) Hoe toonde de twaalfjarige Jezus dat hij aan zijn Schepper dacht?
4 Nog een jongere die aan de Grootse Schepper dacht, was een gevangengenomen Israëlitisch meisje. Zij gaf zo’n voortreffelijk getuigenis aan de vrouw van de Syrische legeroverste Naäman dat hij naar Gods profeet ging, van melaatsheid werd genezen en een aanbidder van Jehovah werd (2 Koningen 5:1-19). De jonge koning Josia bevorderde moedig de zuivere aanbidding van Jehovah (2 Koningen 22:1–23:25). Maar het voortreffelijkste voorbeeld van iemand die reeds op jeugdige leeftijd aan zijn Grootse Schepper dacht, was Jezus van Nazareth. Beschouw eens wat er gebeurde toen hij twaalf jaar was. Zijn ouders namen hem mee naar Jeruzalem voor de viering van het Pascha. Op de terugweg bemerkten zij dat Jezus niet bij hen was; dus keerden zij terug om hem te zoeken. Op de derde dag vonden zij hem terwijl hij met leraren in de tempel discussieerde over bijbelse vragen. In antwoord op de bezorgde vraag van zijn moeder vroeg Jezus: „Waarom moest gij naar mij gaan zoeken? Wist gij niet dat ik in het huis van mijn Vader moet zijn?” (Lukas 2:49) Het was nuttig voor Jezus om in de tempel, ’het huis van zijn Vader’, geestelijk waardevolle inlichtingen te verkrijgen. In deze tijd is de Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen een uitstekende plaats om nauwkeurige kennis van onze Grootse Schepper te verwerven.
Gedenk Jehovah nu!
5. Hoe zou u met eigen woorden weergeven wat de bijeenbrenger, zoals in Prediker 12:1 staat opgetekend, zei?
5 Iemand die Jehovah met een onverdeeld hart aanbidt, wenst Zijn dienst zo vlug mogelijk op zich te nemen en God de rest van zijn leven te dienen. Maar wat zijn de vooruitzichten van een persoon die zijn jeugd heeft verspild omdat hij niet aan de Schepper heeft gedacht? Onder goddelijke inspiratie zegt de bijeenbrenger: „Gedenk nu uw Grootse Schepper in uw jongelingsdagen, voordat de rampspoedige dagen gaan komen, of de jaren zijn aangebroken waarin gij zult zeggen: ’Ik heb er geen behagen in.’” — Prediker 12:1.
6. Welke bewijzen zijn er dat de bejaarde Simeon en Anna aan hun Grootse Schepper dachten?
6 Niemand schept behagen in „de rampspoedige dagen” van de ouderdom. Maar de ouderen die God in gedachte houden, zijn vreugdevol. De bejaarde Simeon bijvoorbeeld nam in de tempel de baby Jezus in zijn armen en zei vreugdevol: „Laat nu, Soevereine Heer, uw slaaf in vrede gaan overeenkomstig uw verklaring; want mijn ogen hebben uw middel tot redding gezien, dat gij voor het oog van alle volken hebt bereid, een licht dat de sluier zal verwijderen van de natiën en een heerlijkheid van uw volk Israël” (Lukas 2:25-32). De 84-jarige Anna gedacht ook haar Schepper. Zij was altijd in de tempel en was aanwezig toen de baby Jezus daarheen werd gebracht. „In datzelfde uur kwam zij naderbij en ging dank aan God brengen en tot allen die Jeruzalems bevrijding verwachtten, over het kind spreken.” — Lukas 2:36-38.
7. In welke situatie verkeren degenen die oud zijn geworden in Gods dienst?
7 Hedendaagse getuigen van Jehovah die oud zijn geworden in Gods dienst, voelen misschien de pijnen en beperkingen van een gevorderde leeftijd. Maar wat zijn zij gelukkig, en hoezeer waarderen wij hun getrouwe dienst! Zij hebben „de vreugde van Jehovah”, want zij weten dat hij zijn onoverwinnelijke kracht ten aanzien van deze aarde heeft opgenomen en Jezus Christus als een machtige hemelse Koning geïnstalleerd heeft (Nehemia 8:10). Nu is het voor jong en oud de tijd om acht te geven op de aansporing: „Gij jongelingen en ook gij maagden, gij oude mannen te zamen met knapen. Dat zij de naam van Jehovah loven, want zijn naam alleen is onbereikbaar hoog. Zijn waardigheid gaat aarde en hemel te boven.” — Psalm 148:12, 13.
8, 9. (a) Voor wie zijn „de rampspoedige dagen” onbevredigend, en waarom is dat het geval? (b) Hoe zou u Prediker 12:2 uitleggen?
8 „De rampspoedige dagen” van de ouderdom zijn onbevredigend — misschien erg verdrietig — voor degenen die niet aan hun Grootse Schepper denken en die geen begrip van zijn glorierijke voornemens hebben. Zij hebben geen geestelijk inzicht dat een tegenwicht kan vormen tegen de beproevingen van de ouderdom en de weeën waaronder de mensheid sinds de tijd dat Satan uit de hemel werd geworpen, gebukt gaat (Openbaring 12:7-12). Bijgevolg drukt de bijeenbrenger ons op het hart onze Schepper te gedenken „voordat de zon en het licht en de maan en de sterren duister worden, en de wolken zijn teruggekeerd, daarna de stortregen” (Prediker 12:2). Wat betekenen deze woorden?
9 Salomo vergelijkt de jeugdtijd met de zomer in Palestina, wanneer zon, maan en sterren hun licht uit een wolkeloze hemel laten schijnen. Dan zien de dingen er heel rooskleurig uit. In de ouderdom zijn de dagen van een mens echter als de koude, regenachtige winterperiode, waarin de ene stortregen van moeilijkheden op de andere volgt (Job 14:1). Hoe droevig zou het zijn kennis omtrent de Schepper te hebben, maar hem in de zomertijd van het leven niet te dienen! In de wintertijd van de ouderdom worden de dingen duister, vooral voor degenen die gelegenheden om Jehovah in hun jeugd te dienen, hebben laten voorbijgaan omdat zij zijn opgegaan in het najagen van ijdele bezigheden. Ongeacht hoe oud wij echter zijn, laten wij net als de getrouwe Kaleb, een loyale metgezel van de profeet Mozes, ’Jehovah volkomen volgen’. — Jozua 14:6-9.
De gevolgen van de ouderdom
10. Wat wordt afgebeeld door (a) „de bewakers van het huis”? (b) „de mannen van vitale kracht”?
10 Vervolgens wijst Salomo op moeilijkheden „op de dag dat de bewakers van het huis beven, en de mannen van vitale kracht zich hebben gekromd, en de maalsters zijn opgehouden met werken omdat zij weinige zijn geworden, en de vrouwen die door de vensters zien het duister hebben gevonden” (Prediker 12:3). Het „huis” duidt op het menselijk lichaam (Mattheüs 12:43-45; 2 Korinthiërs 5:1-8). De „bewakers” zijn de armen en de handen, die het lichaam beschermen en in de behoeften ervan voorzien. Op hoge leeftijd beven ze vaak als gevolg van zwakheid, zenuwachtigheid en verlammingsverschijnselen. „De mannen van vitale kracht” — de benen — zijn niet langer sterke pilaren, maar zijn verzwakt en gekromd, zodat de voeten slechts voortschuifelen. Maar bent u niet blij om oudere medegelovigen op christelijke vergaderingen te zien?
11. Wie zijn, figuurlijk gesproken, „de maalsters” en „de vrouwen die door de vensters zien”?
11 „De maalsters zijn opgehouden met werken omdat zij weinige zijn geworden” — maar hoe is dit gekomen? De tanden zijn misschien verrot of uitgevallen, zodat er weinig of geen over zijn. Het vermalen van vast voedsel is moeilijk of houdt helemaal op. „De vrouwen die door de vensters zien” — de ogen samen met de verstandelijke vermogens waardoor wij kunnen zien — worden dof, zo niet volkomen duister.
12. (a) Hoe komt het dat „de deuren naar de straat zijn gesloten”? (b) Hoe denkt u over oudere Koninkrijksverkondigers?
12 „En”, zo vervolgt de bijeenbrenger, „de deuren naar de straat zijn gesloten, wanneer het geluid van de molen zwak wordt, en men opstaat op het geluid van een vogel, en alle dochters van het lied gedempt klinken” (Prediker 12:4). De twee deuren van de mond — de lippen — gaan nauwelijks of helemaal niet meer open om uiting te geven aan wat er zich in het „huis”, oftewel het lichaam, van mensen van gevorderde leeftijd die God niet dienen, afspeelt. Niets wordt „de straat” van het openbare leven op gestuurd. Maar hoe staat het met ijverige oudere Koninkrijksverkondigers? (Job 41:14) Zij lopen misschien langzaam van huis tot huis en sommigen spreken wellicht moeilijk, maar zij loven Jah beslist! — Psalm 113:1.
13. Hoe beschrijft de bijeenbrenger andere problemen waar ouderen mee kampen, maar wat kan er van oudere christenen worden gezegd?
13 Het geluid van de molen wordt zwak aangezien het voedsel met tandeloos tandvlees wordt gekauwd. Op zijn bed slaapt een oude man niet meer zo vast. Zelfs het getjilp van een vogel verstoort zijn rust. Hij zingt maar weinig liederen, en een eventuele melodie die hij voortbrengt, is zwak. „Alle dochters van het lied” — de melodieuze tonen — ’klinken gedempt’. Het vermogen van een oudere persoon om muziek en liederen die door anderen worden voortgebracht te horen, is slecht. Maar oudere gezalfden en hun metgezellen, van wie sommigen ook niet meer zo jong zijn, blijven op christelijke vergaderingen hun stem verheffen in lofliederen voor God. Wat zijn wij blij hen in ons midden te hebben, terwijl zij Jehovah in de gemeente verheerlijken! — Psalm 149:1.
14. Welke angsten kwellen bejaarden?
14 Wat een droevig lot is ouderen beschoren, vooral degenen die de Schepper hebben genegeerd! De bijeenbrenger zegt: „Ook zijn zij alleen al voor wat hoog is bevreesd geworden, en er zijn verschrikkingen op de weg. En de amandelboom draagt bloesems, en de sprinkhaan sleept zich voort, en de kapperbes springt open, omdat de mens op weg is naar zijn huis dat van lange duur zal zijn en de weeklagers zijn rondgegaan op de straat” (Prediker 12:5). Wanneer zij op een hoge trap staan, zijn veel bejaarden bang om te vallen. Zelfs het opkijken naar iets wat hoog is, kan hen duizelig maken. Wanneer zij zich op drukke straten moeten begeven, slaat de schrik hun om het hart bij de gedachte aan letsel of een roofoverval.
15. Hoe kan er gezegd worden dat ’de amandelboom bloesems draagt,’ en hoe ’sleept de sprinkhaan zich voort’?
15 In het geval van een oude man ’draagt de amandelboom bloesems’, waarmee blijkbaar te kennen wordt gegeven dat zijn haar grijs en daarna sneeuwwit wordt. De witte haren vallen uit, net als de witte bloesems van de amandelboom afvallen. Terwijl hij ’zich voortsleept’, misschien voorovergebogen met neerhangende armen of handen die op zijn heupen rusten met omhooggebogen ellebogen, ziet hij eruit als een sprinkhaan. Als iemand van ons er enigszins zo uitziet, laten anderen er dan nota van nemen dat wij ons in Jehovah’s energieke, snelle sprinkhanenleger bevinden! — Zie De Wachttoren van 1 mei 1998, blz. 8-13.
16. (a) Wat wordt door ’het openspringen van de kapperbes’ te kennen gegeven? (b) Wat is ’s mensen „huis dat van lange duur zal zijn”, en welke tekenen van de naderende dood worden waarneembaar?
16 De oudere persoon heeft geen goede eetlust meer, zelfs al is het voedsel dat voor hem staat net zo smakelijk als de kapperbes. Deze bessen zijn lang gebruikt om de eetlust op te wekken. ’Het openspringen van de kapperbes’ geeft te kennen dat wanneer de eetlust van een oude man afneemt, zelfs deze vrucht zijn verlangen naar voedsel niet meer kan opwekken. Zulke dingen geven te kennen dat hij „zijn huis dat van lange duur zal zijn”, het graf, nadert. Het zal zijn eeuwige huis zijn als hij zijn Schepper niet in gedachte heeft gehouden en zo’n goddeloze handelwijze heeft gevolgd dat God hem in de opstanding niet gedenkt. De tekenen van de naderende dood blijken duidelijk uit de treurige klanken en de klagende verzuchtingen die uit de deuren van de mond van de bejaarde komen.
17. Hoe wordt „het zilveren koord” verwijderd, en wat wordt misschien door „de gouden schaal” afgebeeld?
17 Ons wordt op het hart gedrukt onze Schepper te gedenken „voordat het zilveren koord wordt verwijderd, en de gouden schaal wordt verbrijzeld, en de kruik bij de bron wordt gebroken, en het scheprad voor de regenput verbrijzeld is” (Prediker 12:6). Het „zilveren koord” is misschien het ruggenmerg. Men is ten dode opgeschreven wanneer deze wonderbaarlijke baan, die impulsen naar de hersenen overbrengt, onherstelbaar beschadigd is. De „gouden schaal” kan betrekking hebben op de hersenen, die zich in de met een schaal te vergelijken schedel bevinden, en waaraan het ruggenmerg is vastgehecht. Wanneer de hersenen, die wegens hun kostbaarheid met goud worden vergeleken, ophouden te functioneren, treedt de dood in.
18. Wat is de figuurlijke „kruik bij de bron”, en wat gebeurt er wanneer die wordt gebroken?
18 „De kruik bij de bron” is het hart, dat de bloedstroom ontvangt en deze er weer uitpompt om door het lichaam te kunnen circuleren. Bij de dood wordt het hart als een gebroken kruik, die bij de bron verbrijzeld is omdat het niet langer het voor de voeding en verkwikking van het lichaam zo uitermate belangrijke bloed kan ontvangen, bevatten en weer door het bloedvatenstelsel kan pompen. Het ’verbrijzelde scheprad voor de regenput’ houdt op met draaien, waardoor het levenonderhoudende bloed niet langer circuleert. Bijgevolg onthulde Jehovah de bloedsomloop aan Salomo lang voordat de zeventiende-eeuwse geneesheer William Harvey aantoonde dat bloed circuleert.
19. Hoe hebben de woorden uit Prediker 12:7 betrekking op de dood?
19 De bijeenbrenger voegde eraan toe: „Dan keert het stof terug tot de aarde, net zoals het geweest is, en de geest zelf keert terug tot de ware God, die hem gegeven heeft” (Prediker 12:7). Wanneer het „scheprad” is verbrijzeld, keert het menselijk lichaam, dat aanvankelijk uit stof van de aardbodem was gemaakt, tot het stof terug (Genesis 2:7; 3:19). De ziel sterft omdat de door God gegeven geest, of levenskracht, naar onze Schepper terugkeert en de macht erover nu bij hem berust. — Ezechiël 18:4, 20; Jakobus 2:26.
Welke toekomst wacht degenen die de Schepper gedenken?
20. Wat verzocht Mozes toen hij bad zoals in Psalm 90:12 staat opgetekend?
20 Salomo belichtte op zeer doeltreffende wijze hoe belangrijk het is onze Grootse Schepper te gedenken. Een betrekkelijk kort en door zorgen gekweld leven is voor degenen die Jehovah in gedachte houden en met een onverdeeld hart zijn wil doen, beslist niet alles wat er is. Of zij nu jong zijn of oud, zij hebben dezelfde instelling als Mozes, die bad: „Toon ons hoe onze dagen eigenlijk zó te tellen dat wij een hart van wijsheid bekomen.” Gods nederige profeet verlangde er vurig naar dat Jehovah hem en het volk Israël zou tonen, of leren, van wijsheid blijk te geven door ’de dagen van hun jaren’ naar waarde te schatten en ze op een door God goedgekeurde wijze te gebruiken. — Psalm 90:10, 12.
21. Wat moeten wij doen, willen wij onze dagen tot Jehovah’s heerlijkheid tellen?
21 Vooral christelijke jongeren dienen vastbesloten te zijn acht te slaan op de raad van de bijeenbrenger om de Schepper in gedachte te houden. Wat een voortreffelijke gelegenheden hebben zij om heilige dienst voor God te verrichten! Als wij echter, ongeacht onze leeftijd, leren in deze „tijd van het einde” onze dagen tot Jehovah’s heerlijkheid te tellen, zijn wij misschien in staat ze voor eeuwig te blijven tellen (Daniël 12:4; Johannes 17:3). Om dit te kunnen doen, moeten wij uiteraard onze Grootse Schepper gedenken. Ook moeten wij onze gehele verplichting jegens God nakomen.
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom worden jonge mensen ertoe aangespoord hun Schepper te gedenken?
◻ Wat zijn enkele bijbelse voorbeelden van personen die aan hun Grootse Schepper dachten?
◻ Wat zijn enkele door Salomo beschreven gevolgen van de ouderdom?
◻ Welke toekomst is weggelegd voor degenen die Jehovah in gedachte houden?
[Illustraties op blz. 15]
David, het gevangengenomen Israëlitische meisje, Anna en Simeon dachten aan Jehovah
[Illustraties op blz. 16]
Oudere getuigen van Jehovah verrichten vreugdevol heilige dienst voor onze Grootse Schepper