Theocratisch bestuur in het christelijke tijdperk
„Het is overeenkomstig zijn welbehagen . . . alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen in de hemelen en de dingen op de aarde.” — EFEZIËRS 1:9, 10.
1, 2. (a) Hoe verliep, te beginnen in 33 G.T., de bijeenvergadering van „de dingen in de hemelen”? (b) Hoe hebben gezalfde christenen sinds 1914 de geest van Mozes en Elia aan de dag gelegd?
DIT bijeenvergaderen van „de dingen in de hemelen” begon in 33 G.T., toen „het Israël Gods” geboren werd (Galaten 6:16; Jesaja 43:10; 1 Petrus 2:9, 10). Na de eerste eeuw G.T. ging de bijeenvergadering trager verlopen omdat ware christenen (door Jezus „tarwe” genoemd) werden overwoekerd door afvallig „onkruid” dat door Satan was gezaaid. Maar toen „de tijd van het einde” naderde, kwam het ware Israël Gods opnieuw in zicht voor menselijke ogen en in 1919 werd hun de aanstelling gegeven over al Jezus’ bezittingen.a — Mattheüs 13:24-30, 36-43; 24:45-47; Daniël 12:4.
2 Gedurende de Eerste Wereldoorlog verrichtten gezalfde christenen krachtige werken, net als Mozes en Elia hadden gedaan (Openbaring 11:5, 6).b Sinds 1919 hebben zij in een vijandige wereld het goede nieuws gepredikt, en daarin dezelfde moed betoond als Elia (Mattheüs 24:9-14). En sinds 1922 hebben zij de mensheid Jehovah’s oordelen aangezegd, zoals Mozes Gods plagen over het oude Egypte bracht (Openbaring 15:1; 16:2-17). Het overblijfsel van deze gezalfde christenen vormt thans de kern van de nieuwe-wereldmaatschappij van Jehovah’s Getuigen.
Een besturend lichaam in actie
3. Welke gebeurtenissen tonen dat de vroege christelijke gemeente goed was georganiseerd?
3 Vanaf het begin waren Jezus’ gezalfde volgelingen georganiseerd. Toen het aantal discipelen toenam, werden er plaatselijke gemeenten gevormd en werden er ouderlingen aangesteld (Titus 1:5). Na 33 G.T. traden de twaalf apostelen als een gezaghebbend centraal besturend lichaam op. Als zodanig namen zij onbevreesd de leiding in het getuigeniswerk (Handelingen 4:33, 35, 37; 5:18, 29). Zij organiseerden de uitreiking van voedsel aan behoeftigen, en zij zonden Petrus en Johannes naar Samaria toen er berichten kwamen van belangstelling daar (Handelingen 6:1-6; 8:6-8, 14-17). Barnabas bracht Paulus bij hen opdat vastgesteld kon worden dat deze vroegere vervolger nu een volgeling van Jezus was (Handelingen 9:27; Galaten 1:18, 19). En nadat Petrus tot Cornelius en zijn huisgezin had gepredikt, keerde hij terug naar Jeruzalem en legde de apostelen en andere Judese broeders uit hoe heilige geest te kennen had gegeven wat Gods wil in deze aangelegenheid was. — Handelingen 11:1-18.
4. Welke poging werd er gedaan om Petrus te doden, maar hoe werd zijn leven gered?
4 Toen kreeg het besturende lichaam een wrede aanval te verduren. Petrus werd gevangengenomen, en slechts door tussenkomst van een engel werd zijn leven gered (Handelingen 12:3-11). Nu verscheen voor het eerst een ander dan een van de twaalf apostelen in Jeruzalem in een prominente positie. Toen Petrus uit de gevangenis was bevrijd, vertelde hij een groep die vergaderd was in het huis van de moeder van Johannes Markus: „Bericht deze dingen aan Jakobus [Jezus’ halfbroer] en de broeders.” — Handelingen 12:17.
5. Hoe werd de samenstelling van het besturende lichaam gewijzigd na het martelaarschap van Jakobus?
5 Voordien was, na de zelfmoord van Judas Iskariot, de apostel die een verrader was gebleken, de noodzaak ingezien om „zijn ambt van opzicht” als apostel aan iemand te geven die met Jezus was geweest tijdens zijn bediening en die een getuige was van zijn dood en opstanding. Toen Jakobus, de broer van Johannes, was terechtgesteld, had echter niemand hem vervangen als een van de twaalf (Handelingen 1:20-26; 12:1, 2). In plaats daarvan laat de volgende schriftuurlijke vermelding van het besturende lichaam zien dat het inmiddels was uitgebreid. Toen er onenigheid ontstond over de kwestie of heidenen die Jezus’ volgelingen werden, zich aan de Mozaïsche wet moesten onderwerpen, werd de aangelegenheid ter beslissing voorgelegd aan „de apostelen en oudere mannen die zich in Jeruzalem bevonden” (Handelingen 15:2, 6, 20, 22, 23; 16:4). Waarom maakten nu „oudere mannen” kennelijk deel uit van het besturende lichaam? De bijbel zegt er niets over, maar er was duidelijk een voordeel aan verbonden. De dood van Jakobus en de gevangenneming van Petrus hadden laten zien dat de apostelen op zekere dag in de gevangenis zouden kunnen zitten of gedood konden zijn. Bij zo’n eventualiteit zou de aanwezigheid van andere bekwame ouderlingen met ervaring in de gang van zaken in het besturende lichaam ervoor zorgen dat het opzicht op een ordelijke wijze voortgang vond.
6. Hoe bleef het besturende lichaam in Jeruzalem functioneren, ook al waren de oorspronkelijke leden ervan niet meer in die stad?
6 Toen Paulus omstreeks 56 G.T. naar Jeruzalem kwam, bracht hij verslag uit aan Jakobus en, zo zegt de bijbel, „alle oudere mannen waren daar aanwezig” (Handelingen 21:18). Waarom is er geen vermelding van apostelen op deze vergadering? Alweer, de bijbel zegt het niet. De geschiedschrijver Eusebius berichtte echter later dat enige tijd voor 66 G.T. „de resterende apostelen, voortdurend in gevaar verkerend vanwege moordkomplotten, uit Judea verdreven waren. Maar om hun boodschap te onderwijzen reisden zij in de kracht van Christus naar elk land” (Eusebius, Boek III, V, v. 2). Het is waar dat Eusebius’ woorden geen deel zijn van het geïnspireerde verslag, maar ze zijn in harmonie met wat dat verslag zegt. Zo bevond Petrus zich in ongeveer 62 G.T. in Babylon — ver van Jeruzalem (1 Petrus 5:13). Desalniettemin was er in 56 G.T., en waarschijnlijk helemaal tot 66 G.T., duidelijk een besturend lichaam actief in Jeruzalem.
Bestuur in moderne tijden
7. Wat is vergeleken met het besturende lichaam van de eerste eeuw hèt grote verschil in de samenstelling van het Besturende Lichaam in moderne tijden?
7 Van 33 G.T. tot de verdrukking over Jeruzalem bestond het besturende lichaam kennelijk uit joodse christenen. Tijdens zijn bezoek in 56 G.T. vernam Paulus dat veel joodse christenen in Jeruzalem ondanks „het geloof van onze Heer Jezus Christus” toch ook „vol ijver voor de [Mozaïsche] Wet” waren (Jakobus 2:1; Handelingen 21:20-25).c Zulke joden hadden zich wellicht moeilijk een niet-jood in het besturende lichaam kunnen voorstellen. In moderne tijden heeft er echter nog een verandering in de samenstelling van dit lichaam plaatsgevonden. Nu bestaat het geheel uit gezalfde niet-joodse christenen, en Jehovah heeft hun opzicht rijk gezegend. — Efeziërs 2:11-15.
8, 9. Welke ontwikkelingen hebben zich in moderne tijden in het Besturende Lichaam voorgedaan?
8 Vanaf het moment dat de Watchtower Bible and Tract Society of Pennsylvania in 1884 rechtspersoonlijkheid kreeg tot het jaar 1972 heeft de president van het Genootschap een grote autoriteit in Jehovah’s organisatie gehad, terwijl het Besturende Lichaam nauw verbonden was met de bestuursraad van het Genootschap. De zegeningen in die jaren vormen het bewijs dat Jehovah die regeling aanvaardde. Tussen 1972 en 1975 werd het Besturende Lichaam uitgebreid tot achttien leden. De eerste-eeuwse regeling werd dichter benaderd toen meer autoriteit werd verleend aan dit vergrote lichaam, van wie sommigen bestuursleden van de Watchtower Bible and Tract Society of Pennsylvania zijn.
9 Sinds 1975 hebben een aantal van deze achttien personen hun aardse loopbaan beëindigd. Zij hebben de wereld overwonnen en ’hebben met Jezus plaatsgenomen op zijn hemelse troon’ (Openbaring 3:21). Om deze en andere redenen bestaat het Besturende Lichaam nu uit tien leden, onder wie een die in 1994 is toegevoegd. De meesten zijn vergevorderd in jaren. Deze gezalfde broeders krijgen echter een voortreffelijke ondersteuning terwijl zij zich van hun gewichtige taken kwijten. Waar wordt die steun gevonden? Een blik op moderne ontwikkelingen onder Gods volk levert het antwoord op die vraag.
Steun voor het Israël Gods
10. Wie hebben zich in deze laatste dagen in Jehovah’s dienst bij de gezalfden gevoegd, en hoe was dit voorzegd?
10 In 1884 waren bijna allen die zich bij het Israël Gods geschaard hadden, gezalfde christenen. Geleidelijk begon zich echter een andere groep af te tekenen, en in 1935 werd deze groep geïdentificeerd als de „grote schare” van Openbaring hoofdstuk 7. Zij bezitten een aardse hoop en vertegenwoordigen „de dingen op de aarde” die Jehovah zich voorneemt in de Christus bijeen te vergaderen (Efeziërs 1:10). Zij vertegenwoordigen de „andere schapen” van Jezus’ gelijkenis van de schaapskooien (Johannes 10:16). Sinds 1935 zijn andere schapen Jehovah’s organisatie binnengestroomd. Zij zijn „komen aanvliegen net als een wolk, en als duiven naar de gaten van hun til” (Jesaja 60:8). Omdat de grote schare is toegenomen en de gezalfde klasse in aantal is gedaald doordat steeds meer hun aardse loopbaan in de dood hebben geëindigd, zijn bekwame andere schapen een grotere rol gaan spelen in christelijke activiteiten. In welke opzichten?
11. Welke voorrechten, die oorspronkelijk beperkt waren tot gezalfde christenen, zijn aan andere schapen verleend?
11 Het alom bekendmaken van Jehovah’s voortreffelijkheden is altijd een speciale verplichting van Gods „heilige natie” geweest. Paulus sprak erover als een tempeloffer, en aan degenen die „een koninklijke priesterschap” zouden vormen gaf Jezus de opdracht om te prediken en te onderwijzen (Exodus 19:5, 6; 1 Petrus 2:4, 9; Mattheüs 24:14; 28:19, 20; Hebreeën 13:15, 16). Niettemin bevatte de uitgave van 1 augustus 1932 van The Watchtower een speciale aanmoediging voor degenen die werden voorschaduwd door Jonadab om een aandeel aan deze activiteit te hebben. Velen van zulke andere schapen deden dat trouwens al. Thans wordt bijna al het predikingswerk verricht door de andere schapen als een opvallend onderdeel van ’de heilige dienst die zij dag en nacht voor God in zijn tempel verrichten’ (Openbaring 7:15). Evenzo waren in de begindagen van de moderne geschiedenis van Jehovah’s volk gemeenteouderlingen gezalfde christenen, „sterren” in de rechterhand van Jezus Christus (Openbaring 1:16, 20). Maar de uitgave van 1 mei 1937 van The Watchtower maakte bekend dat bekwame andere schapen groepsdienaar (presiderende opziener) konden zijn. Ook als er gezalfde mannen beschikbaar waren, konden andere schapen gebruikt worden als de gezalfde mannen niet in staat waren deze verantwoordelijkheid te behartigen. Nu behoren bijna alle gemeenteouderlingen tot de andere schapen.
12. Welke schriftuurlijke precedenten zijn er om bekwame andere schapen gewichtige verantwoordelijkheden op organisatorisch gebied te laten ontvangen?
12 Is het verkeerd om zulke gewichtige verantwoordelijkheden aan de andere schapen toe te vertrouwen? Nee, er zijn historische precedenten voor. Sommige buitenlandse proselieten (inwonende vreemdelingen) bekleedden hoge posities in het oude Israël (2 Samuël 23:37, 39; Jeremia 38:7-9). Na de Babylonische ballingschap kregen bekwame Nethinim (niet-Israëlitische tempeldienaren) voorrechten van tempeldienst die voordien alleen aan levieten toekwamen (Ezra 8:15-20; Nehemia 7:60). Bovendien aanvaardde Mozes, die met Jezus in het transfiguratievisioen werd gezien, de voortreffelijke raad die hem door de Midianiet Jethro werd gegeven. Later vroeg hij Jethro’s zoon Hobab hun in de wildernis als gids te dienen. — Exodus 18:5, 17-24; Numeri 10:29.
13. Welke fijne geest hebben de gezalfden nagevolgd in het nederig delegeren van verantwoordelijkheid aan bekwame andere schapen?
13 Tegen het einde van de veertig jaar in de wildernis bad Mozes, in de wetenschap dat hij het Beloofde Land niet zou binnengaan, of Jehovah in een opvolger wilde voorzien (Numeri 27:15-17). Jehovah zei hem ten overstaan van heel het volk Jozua aan te stellen, en Mozes deed dat, hoewel hij nog fysiek krachtig was en er ook nog niet onmiddellijk mee ophield Israël te dienen (Deuteronomium 3:28; 34:5-7, 9). Met net zo’n nederige geest zijn de gezalfden reeds toegenomen voorrechten aan bekwame mannen uit de andere schapen aan het verlenen.
14. Welke profetieën wijzen op de groeiende organisatorische rol van de andere schapen?
14 De groeiende rol die de andere schapen op organisatorisch gebied toevalt, vormt ook het onderwerp van profetieën. Zacharia voorzei dat de niet-Israëlitische Filistijn „als een stamhoofd in Juda” zou zijn (Zacharia 9:6, 7). Hiermee zei Zacharia dat een vroegere vijand van Israël de ware aanbidding zou opnemen en als een stamhoofd in het Beloofde Land zou worden. Verder zei Jehovah, in een uitspraak gericht tot het Israël Gods: „Vreemden zullen werkelijk staan en uw kudden weiden, en de buitenlanders zullen uw landbouwers en uw wijngaardeniers zijn. En wat u aangaat, de priesters van Jehovah zult gij worden genoemd; de dienaren van onze God zal men u heten” (Jesaja 61:5, 6). De „vreemden” en „buitenlanders” zijn de andere schapen. Er zijn verantwoordelijkheden aan hen gedelegeerd zodat zij steeds meer werk op zich kunnen nemen terwijl de leden van het ouder wordende gezalfde overblijfsel hun aardse loopbaan beëindigen en in een volledige betekenis als hemelse „priesters van Jehovah” gaan dienen, als „dienaren van onze God” rondom Jehovah’s troon van majesteit. — 1 Korinthiërs 15:50-57; Openbaring 4:4, 9-11; 5:9, 10.
’Het geslacht dat nog komen zal’
15. Welke groep christenen heeft in deze tijd van het einde „de ouderdom” bereikt, en welke groep vertegenwoordigt ’het geslacht dat komen zal’?
15 Het gezalfde overblijfsel heeft altijd al heel graag andere schapen opgeleid voor toegenomen verantwoordelijkheden. Psalm 71:18 luidt: „Zelfs tot in de ouderdom en grijsheid, o God, verlaat mij niet, totdat ik over uw arm kan vertellen aan het geslacht, aan allen die nog komen zullen, over uw macht.” In een commentaar op dit vers wees De Wachttoren van 1 februari 1949 erop dat de gemeente van gezalfde christenen beslist de ouderdom had bereikt. Vervolgens werd er gezegd dat de gezalfden vreugdevol gestemd ’in het licht der bijbelse profetieën vooruitzien en een nieuw geslacht zien’. Op wie speciaal doelt dit? De Wachttoren zei: „Jezus heeft over hen als over zijn ’andere schapen’ gesproken.” ’Het geslacht dat nog komen zal’ doelt op mensen die zullen leven onder het nieuwe aardse bestuur dat onder het Koninkrijk der hemelen zal functioneren.
16. Naar welke zegeningen zien zij die behoren tot ’het geslacht dat komen zal’, met verlangen uit?
16 De bijbel geeft niet duidelijk te kennen wanneer alle gezalfde christenen hun broeders van dit ’geslacht dat nog komen zal’ zullen verlaten en vervolgens met Jezus Christus verheerlijkt zullen worden. Maar deze gezalfden hebben het vertrouwen dat de tijd hiervoor naderbij komt. De in Jezus’ grote profetie over „de tijd van het einde” voorzegde gebeurtenissen zijn zich sinds 1914 gaan voordoen, en dit toont aan dat de vernietiging van deze wereld nabij is (Daniël 12:4; Mattheüs 24:3-14; Markus 13:4-20; Lukas 21:7-24). Spoedig zal Jehovah een nieuwe wereld inluiden waarin ’het geslacht dat komen zal’ ’het koninkrijk [het aardse domein] zal beërven dat sedert de grondlegging der wereld voor hen is bereid’ (Mattheüs 25:34). De verwachting van het herstel van het Paradijs en het opwekken van miljoenen doden uit Hades vervult hen met opwinding (Openbaring 20:13). Zullen er gezalfden zijn om hen die uit de dood terugkeren te verwelkomen? In 1925 zei The Watchtower van 1 mei: „Wij mogen niet eigenmachtig zeggen wat God wel of niet zal doen. . . . [Maar] het voert ons tot de conclusie dat de leden van de Kerk [gezalfde christenen] verheerlijkt zullen worden vóór de opstanding van de waardigen uit de oudheid [getrouwe voorchristelijke getuigen].” In een soortgelijke bespreking van de vraag of er gezalfden aanwezig zullen zijn om hen die in de opstanding terugkomen, welkom te heten, zei De Wachttoren van 1 september 1989: „Dit behoeft niet per se het geval te zijn.”d
17. Welke schitterende voorrechten zullen de gezalfden als groep delen met de op de troon geplaatste Koning, Jezus Christus?
17 Toegegeven, wij weten niet wat er in elk afzonderlijk geval van gezalfde christenen zal gebeuren. Maar de aanwezigheid van Mozes en Elia met Jezus in het transfiguratievisioen geeft te kennen dat verwacht mag worden dat uit de dood opgestane gezalfde christenen met Jezus zullen zijn wanneer hij komt in heerlijkheid om ’een ieder te vergelden naar zijn gedrag’ als zijn oordeel wordt geveld en voltrokken. Verder herinneren wij ons Jezus’ belofte dat gezalfde christenen die ’overwinnen’, er met hem een aandeel aan zullen hebben te Armageddon ’de natiën te weiden met een ijzeren staf’. Wanneer Jezus komt in heerlijkheid, zullen zij met hem zitting hebben om ’de twaalf stammen van Israël te oordelen’. Met Jezus zullen zij ’Satan onder hun voeten verbrijzelen’. — Mattheüs 16:27–17:9; 19:28; Openbaring 2:26, 27; 16:14, 16; Romeinen 16:20; Genesis 3:15; Psalm 2:9; 2 Thessalonicenzen 1:9, 10.
18. (a) Hoe staat het ervoor met ’het in de Christus bijeenvergaderen van de dingen in de hemelen’? (b) Wat kunnen wij zeggen over ’het in de Christus bijeenvergaderen van de dingen op de aarde’?
18 In overeenstemming met zijn bestuur van de aangelegenheden is Jehovah op progressieve wijze bezig „alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus”. Waar het „de dingen in de hemelen” betreft, nadert zijn voornemen zijn voltooiing. Het met Jezus in de hemel verenigd worden van alle 144.000 voor „de bruiloft van het Lam” is nabij. Vandaar dat uit de andere schapen, die „de dingen op de aarde” vertegenwoordigen, steeds meer rijpe broeders met een lange staat van dienst belangrijker verantwoordelijkheden toebedeeld hebben gekregen ter ondersteuning van hun gezalfde broeders. Wat zijn het opwindende tijden die wij beleven! Wat is het aangrijpend te zien hoe Jehovah’s voornemen voortschrijdt naar de voltooiing! (Efeziërs 1:9, 10; 3:10-12; Openbaring 14:1; 19:7, 9) En hoe verheugen de andere schapen zich hun gezalfde broeders te kunnen ondersteunen terwijl beide groepen te zamen dienen als „één kudde” onder „één herder” in onderworpenheid aan de Koning, Jezus Christus, en tot heerlijkheid van de grote Universele Soeverein, Jehovah God! — Johannes 10:16; Filippenzen 2:9-11.
[Voetnoten]
a Zie de uitgave van 1 november 1981 van De Wachttoren, blz. 16-27.
b Zo werd bijvoorbeeld vanaf 1914 in de hele westerse wereld in volle zalen „Het Photo-Drama der Schepping” — een uit vier delen bestaande presentatie van beelden en geluid — vertoond.
c Zie voor mogelijke redenen waarom sommige joodse christenen ijverig waren voor de Wet, Inzicht in de Schrift, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., Deel 1, blz. 774, 775.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Hoe bewoog Gods organisatie zich in de eerste eeuw voorwaarts?
◻ Hoe heeft het Besturende Lichaam zich in de moderne geschiedenis van Jehovah’s Getuigen ontwikkeld?
◻ Welke bijbelteksten rechtvaardigen het verlenen van autoriteit aan de andere schapen in Jehovah’s organisatie?
◻ Hoe zijn „de dingen in de hemelen” en „de dingen op de aarde” in de Christus bijeenvergaderd?
[Illustratie op blz. 16]
Ook toen de oorspronkelijke leden niet meer in Jeruzalem waren, bleef daar een besturend lichaam functioneren
[Illustraties op blz. 18]
Rijpe gezalfde christenen zijn een zegen geweest voor Jehovah’s volk
C. T. Russell 1884–1916
J. F. Rutherford 1916–’42
N. H. Knorr 1942–’77
F. W. Franz 1977–’92
M. G. Henschel 1992–