Jehovah is ’de beloner van wie hem ernstig zoeken’
„Wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.” — HEBREEËN 11:6.
1, 2. Waarom zouden sommigen van Jehovah’s dienstknechten met negatieve gevoelens kunnen worstelen?
„IK BEN nu bijna dertig jaar een Getuige van Jehovah, maar ik heb me die naam nog nooit waardig gevoeld”, bekent Barbaraa. „Ik heb gepionierd en ik heb veel andere voorrechten gehad, maar geen daarvan lijkt voldoende om me in mijn hart te laten geloven dat ik erbij hoor.” Keith uit zich in dezelfde trant. „Ik heb me soms onwaardig gevoeld omdat Jehovah’s aanbidders veel redenen hebben om gelukkig te zijn maar ik dat niet was”, vertelt hij. „Dat leidde tot schuldgevoelens, wat het alleen maar erger maakte.”
2 Veel van Jehovah’s trouwe dienstknechten, zowel vroeger als nu, hebben met dergelijke gevoelens geworsteld. Is dat jou ook weleens overkomen? Misschien ga je gebukt onder allerlei problemen, terwijl je geloofsgenoten zorgeloos en gelukkig van het leven lijken te genieten. Daardoor denk je misschien dat je Jehovah’s goedkeuring niet geniet en zijn aandacht ook niet verdient. Trek geen overhaaste conclusies. De bijbel verzekert ons: „[Jehovah] heeft niet veracht noch verafschuwd de ellende van de ellendige; en hij heeft zijn aangezicht niet voor hem verborgen, en wanneer hij tot hem om hulp schreeuwde, hoorde hij” (Psalm 22:24). Uit die profetische woorden over de Messias blijkt dat Jehovah zijn getrouwen niet alleen hoort maar hen ook waardeert.
3. Waarom zijn we niet immuun voor de druk van dit samenstel van dingen?
3 Niemand is immuun voor de druk van dit samenstel van dingen — zelfs Jehovah’s volk niet. We leven in een wereld die geregeerd wordt door Jehovah’s aartsvijand, Satan de Duivel (2 Korinthiërs 4:4; 1 Johannes 5:19). In plaats van miraculeuze bescherming te genieten, vormen Jehovah’s dienstknechten in feite het voornaamste mikpunt van Satan (Job 1:7-12; Openbaring 2:10). Tot Gods bestemde tijd moeten we daarom ’volharden onder verdrukking’ en ’aanhouden in het gebed’, in het vertrouwen dat Jehovah voor ons zorgt (Romeinen 12:12). We mogen niet toegeven aan de gedachte dat onze God, Jehovah, niet van ons houdt!
Voorbeelden van volharding uit de oudheid
4. Geef een paar voorbeelden van getrouwe dienstknechten van Jehovah die verdrietige situaties moesten verduren.
4 Veel dienstknechten van Jehovah uit de oudheid hebben verdrietige situaties moeten verduren. Hanna bijvoorbeeld was „bitter van ziel” omdat ze kinderloos was — een toestand die er voor haar gevoel op neerkwam dat God haar vergeten was (1 Samuël 1:9-11). Toen de moordzuchtige koningin Izebel jacht maakte op Elia werd hij bang en bad tot Jehovah: „Het is genoeg! Neem nu, o Jehovah, mijn ziel weg, want ik ben niet beter dan mijn voorvaders” (1 Koningen 19:4). En de apostel Paulus moet erg gebukt gegaan zijn onder zijn onvolmaaktheid toen hij bekende: „Wanneer ik het juiste wens te doen, [is] het slechte bij mij aanwezig.” Hij voegde eraan toe: „Ellendig mens die ik ben!” — Romeinen 7:21-24.
5. (a) Hoe werden Hanna, Elia en Paulus beloond? (b) Welke troost kunnen we uit Gods Woord putten als we met negatieve gevoelens worstelen?
5 Natuurlijk weten we dat Hanna, Elia en Paulus allemaal volhard hebben in Jehovah’s dienst, en Hij heeft hen rijk beloond (1 Samuël 1:20; 2:21; 1 Koningen 19:5-18; 2 Timotheüs 4:8). Niettemin worstelden ze met allerlei menselijke emoties, waaronder verdriet, wanhoop en angst. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen als wij soms negatieve gevoelens hebben. Maar wat kun je doen als de zorgen van het leven maken dat je je afvraagt of Jehovah je echt wel liefheeft? Je kunt troost putten uit Gods Woord. Zo hebben we in het vorige artikel Jezus’ uitspraak onder de loep genomen dat Jehovah „zelfs de haren van uw hoofd” heeft geteld (Mattheüs 10:30). Die aanmoedigende woorden duiden erop dat Jehovah intense belangstelling heeft voor elk van zijn dienstknechten. Denk ook nog eens aan Jezus’ illustratie van de mussen. Als niet een van die kleine vogels op de grond valt zonder dat Jehovah het opmerkt, waarom zou hij dan zijn ogen sluiten voor jouw benarde situatie?
6. Hoe kan de bijbel een bron van troost zijn voor degenen die met negatieve gevoelens kampen?
6 Is het werkelijk mogelijk dat wij, onvolmaakte mensen, kostbaar zijn in de ogen van de alvermogende Schepper, Jehovah God? Ja! Er zijn in feite talrijke bijbelpassages die ons daarvan verzekeren. Als we die ter harte nemen, kunnen we instemmen met de woorden van de psalmist: „Wanneer mijn verontrustende gedachten vele werden binnen in mij, waren het uw vertroostingen die mijn ziel gingen strelen” (Psalm 94:19). Laten we enkele vertroostende uitspraken uit Gods Woord beschouwen die ons zullen helpen beter te begrijpen dat God ons waardeert en dat hij ons zal belonen als we zijn wil blijven doen.
Jehovah’s ’speciale bezit’
7. Welke aanmoedigende profetie gaf Jehovah de corrupte natie bij monde van Maleachi?
7 In de vijfde eeuw v.G.T. heerste er een betreurenswaardige toestand onder de joden. De priesters aanvaardden ongeschikte dieren en offerden die op Jehovah’s altaar. Rechters waren partijdig. Toverij, liegen, bedrog en overspel vierden hoogtij (Maleachi 1:8; 2:9; 3:5). Over deze schaamteloos corrupte natie sprak Maleachi een verbazingwekkende profetie uit. Mettertijd zou Jehovah zijn volk weer in een goedgekeurde positie brengen. We lezen: „’Zij zullen stellig van mij worden’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd, ’op de dag dat ik een speciaal bezit voortbreng. En ik wil hun mededogen betonen, net zoals een man mededogen toont jegens zijn zoon die hem dient.’” — Maleachi 3:17.
8. Waarom kan Maleachi 3:17 in principe op de grote schare van toepassing worden gebracht?
8 Maleachi’s profetie heeft een hedendaagse vervulling met betrekking tot de met de geest gezalfde christenen, die een geestelijke natie van 144.000 personen vormen. Die natie is inderdaad „een speciaal bezit” voor Jehovah, „een volk dat zijn bijzonder eigendom werd” (1 Petrus 2:9, Willibrordvertaling). Maleachi’s profetie kan ook aanmoedigend zijn voor de „grote schare”, die ’gehuld in lange witte gewaden voor de troon en voor het Lam staat’ (Openbaring 7:4, 9). Deze grote schare wordt één kudde met de gezalfden, onder één Herder, Jezus Christus. — Johannes 10:16.
9. Waarom is Jehovah’s volk „een speciaal bezit” voor hem?
9 Hoe beziet Jehovah degenen die ervoor kiezen hem te dienen? Zoals in Maleachi 3:17 staat, beziet hij hen zoals een liefdevolle vader zijn zoon beziet. En let eens op de gloedvolle term waarmee hij zijn volk beschrijft: „een speciaal bezit”. Andere vertalingen geven die zinsnede weer met „mijn uitverkoren eigendom” en „mijn juwelen”. Waarom zou Jehovah degenen die hem dienen als zo speciaal beschouwen? Eén reden is dat hij een dankbare God is (Hebreeën 6:10). Hij nadert dicht tot degenen die hem van harte dienen en beziet hen als speciaal.
10. Hoe biedt Jehovah zijn volk bescherming?
10 Heb jij iets van waarde dat je als een speciaal bezit beschouwt? Dan doe je vast moeite om het te beschermen. Jehovah doet hetzelfde met zijn ’speciale bezit’. Het is waar dat hij zijn volk niet behoedt voor alle beproevingen en tragedies van het leven (Prediker 9:11). Maar Jehovah kan en zal zijn getrouwe dienstknechten geestelijke bescherming bieden. Hij geeft hun de kracht die ze nodig hebben om elke beproeving te doorstaan (1 Korinthiërs 10:13). Vandaar dat Mozes tegen Gods volk uit de oudheid, de Israëlieten, zei: „Weest moedig en sterk. . . . Jehovah, uw God, zelf trekt met u mee. Hij zal u niet in de steek laten, noch u geheel en al verlaten” (Deuteronomium 31:6). Jehovah toont waardering voor zijn volk. Voor hem is het „een speciaal bezit”.
Jehovah beloont
11, 12. Hoe kan waardering voor Jehovah in zijn rol als onze Beloner ons helpen tegen gevoelens van twijfel te vechten?
11 Nog een bewijs dat Jehovah zijn dienstknechten waardeert, is dat hij hen beloont. Tegen de Israëlieten zei hij: „’Stelt mij alstublieft daarin op de proef’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd, ’of ik voor ulieden niet de sluizen van de hemel zal openen en werkelijk een zegen over u zal uitgieten totdat er geen gebrek meer is’” (Maleachi 3:10). Uiteindelijk zal Jehovah zijn dienstknechten natuurlijk met eeuwig leven belonen (Johannes 5:24; Openbaring 21:4). Die onschatbare beloning onthult de omvang van Jehovah’s liefde en edelmoedigheid. Er blijkt ook uit dat hij degenen die ervoor kiezen hem te dienen echt waardeert. Als we Jehovah als een edelmoedig Beloner leren zien, kan dat ons helpen tegen eventuele twijfels over onze reputatie bij God te vechten. In feite spoort Jehovah ons aan hem als een Beloner te beschouwen! Paulus schreef: „Wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.” — Hebreeën 11:6.
12 Natuurlijk dienen we Jehovah omdat we hem liefhebben — niet alleen omdat hij belooft ons te belonen. Toch is het niet ongepast of zelfzuchtig als we de hoop koesteren op een beloning (Kolossenzen 3:23, 24). Omdat Jehovah degenen die hem ernstig zoeken liefheeft en hij hen zeer waardeert, neemt hij het initiatief om hen te belonen.
13. Waarom is de losprijsvoorziening het grootste bewijs van Jehovah’s liefde voor ons?
13 Het indrukwekkendste bewijs voor de potentiële waarde die de mensheid in Jehovah’s ogen had, is de losprijsvoorziening. De apostel Johannes schreef: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16). De voorziening van Jezus’ loskoopoffer is in tegenspraak met het denkbeeld dat we in Jehovah’s ogen waardeloos zijn of niet voor zijn liefde in aanmerking komen. Als Jehovah zo’n hoge prijs voor ons betaald heeft — zijn eniggeboren Zoon heeft geofferd — dan moet hij ons wel innig liefhebben.
14. Waaruit blijkt hoe Paulus de losprijs bezag?
14 Mochten er dus negatieve gevoelens bij je opkomen, mediteer dan over de losprijs. Beschouw die voorziening als een persoonlijk geschenk van Jehovah. Dat deed de apostel Paulus ook. Hij zei immers: „Ellendig mens die ik ben!” Maar hij vervolgde met de woorden: „God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer”, die, zei Paulus, „mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Romeinen 7:24, 25; Galaten 2:20). Dat was geen uiting van verwaandheid van Paulus. Hij had gewoon het vertrouwen dat Jehovah hem waardeerde als mens. Net als Paulus moeten ook wij de losprijs als een persoonlijk geschenk van Jehovah leren bezien. Jehovah is niet alleen een machtig Redder maar ook een liefdevol Beloner.
Pas op voor Satans „listige daden”
15-17. (a) Hoe buit de Duivel negatieve gevoelens uit? (b) Welke aanmoediging kunnen we uit de ervaring van Job putten?
15 Desondanks kan het zijn dat je moeilijk kunt geloven dat de geïnspireerde vertroostingen in Gods Woord werkelijk voor jou gelden. Misschien denk je dat de beloning van eeuwig leven in Gods nieuwe wereld iets is wat anderen kunnen verwerven maar dat jij dat gewoon niet waard bent. Wat kun je doen als je er zo over denkt?
16 Je kent ongetwijfeld Paulus’ dringende raad aan de Efeziërs: „Doet de volledige wapenrusting van God aan, opdat gij pal kunt staan tegen de kuiperijen [„listige daden”, vtn.] van de Duivel” (Efeziërs 6:11). Als we aan Satans listen denken, schieten ons misschien onmiddellijk dingen als materialisme en immoraliteit te binnen, en terecht. Die verleidingen zijn zowel in oude tijden als in onze tijd voor velen van Gods volk een valstrik geweest. Maar we mogen een andere listige daad van Satan niet over het hoofd zien: zijn poging mensen ervan te overtuigen dat Jehovah God hen niet liefheeft.
17 De Duivel is bedreven in het uitbuiten van zulke gevoelens bij zijn pogingen mensen van God af te keren. Denk maar aan Bildads woorden tot Job: „Hoe kan . . . een sterfelijk mens in zijn recht zijn voor het aangezicht van God, of hoe kan iemand die uit een vrouw geboren is, rein zijn? Zie! Daar is zelfs de maan, en ze is niet helder; en ook de sterren zijn niet rein gebleken in zijn ogen. Hoeveel te minder dan een sterfelijk mens, die een made is, en een mensenzoon, die een worm is!” (Job 25:4-6; Johannes 8:44) Kun je je indenken hoe demoraliserend die woorden geweest moeten zijn? Laat je dus niet door Satan ontmoedigen maar wees je bewust van zijn bedoelingen, zodat je de moed en het uithoudingsvermogen zult hebben om nog harder te vechten om het goede te doen (2 Korinthiërs 2:11). Wat Job betreft, hij moest wel gecorrigeerd worden, maar Jehovah beloonde zijn volharding door hem al wat hij verloren had in dubbele mate terug te geven. — Job 42:10.
Jehovah „is groter dan ons hart”
18, 19. Waarom kunnen we zeggen dat God „groter dan ons hart” is, en in welke zin ’weet hij alle dingen’?
18 Toegegeven, het kan moeilijk zijn gevoelens van ontmoediging de kop in te drukken als ze diepgeworteld zijn. Toch kan Jehovah’s geest je progressief helpen om „sterk verschanste dingen” die zijn „opgericht tegen de kennis van God” omver te werpen (2 Korinthiërs 10:4, 5). Als je overmand dreigt te raken door negatieve gedachten, is het goed stil te staan bij de woorden van de apostel Johannes: „Hierdoor zullen wij weten dat wij uit de waarheid voortspruiten, en wij zullen voor zijn aangezicht ons hart zekerheid geven met betrekking tot alles waarin ons hart ons veroordeelt, want God is groter dan ons hart en weet alle dingen.” — 1 Johannes 3:19, 20.
19 Wat wordt er bedoeld met de zinsnede „God is groter dan ons hart”? Soms kan ons hart ons veroordelen, vooral wanneer we ons pijnlijk bewust worden van onze onvolmaaktheden en tekortkomingen. Of het kan zijn dat we door onze achtergrond een buitensporige neiging hebben negatief over onszelf te denken, alsof niets wat we doen aanvaardbaar kan zijn voor Jehovah. De woorden van de apostel Johannes verzekeren ons ervan dat Jehovah groter is! Hij kijkt verder dan onze fouten en ziet onze reële capaciteiten. Hij kent ook onze beweegredenen en bedoelingen. David schreef: „Hijzelf weet zeer goed hoe wij zijn gevormd, gedachtig dat wij stof zijn” (Psalm 103:14). Ja, Jehovah kent ons beter dan we onszelf kennen!
„Een luisterrijke kroon” en „een koninklijke tulband”
20. Wat onthult Jesaja’s herstellingsprofetie over Jehovah’s kijk op zijn dienstknechten?
20 Bij monde van de profeet Jesaja gaf Jehovah zijn volk uit de oudheid hoop op herstel. Als ze zich als ballingen in Babylon zouden bevinden, waren die troost en geruststelling precies dat wat deze moedeloze mensen nodig zouden hebben! In een vooruitblik op de tijd dat ze naar hun eigen land teruggebracht zouden worden, verklaarde Jehovah: „Gij moet een luisterrijke kroon worden in de hand van Jehovah, en een koninklijke tulband in de handpalm van uw God” (Jesaja 62:3). Met die woorden hulde Jehovah zijn volk in waardigheid en pracht. Hetzelfde heeft hij gedaan met zijn hedendaagse natie, het geestelijke Israël. Hij heeft hen als het ware in de hoogte gehouden zodat allen hen konden bewonderen.
21. Hoe kun je het vertrouwen krijgen dat Jehovah je getrouwe volharding zal belonen?
21 Hoewel deze profetie in de eerste plaats in vervulling gaat in de gezalfden, wordt erdoor geïllustreerd dat Jehovah aan allen die hem dienen waardigheid toekent. Daarom moet je als je door gevoelens van twijfel geplaagd wordt, bedenken dat hoewel je onvolmaakt bent, je voor Jehovah zo waardevol kunt zijn als „een luisterrijke kroon” en „een koninklijke tulband”. Blijf zijn hart dus verheugen door er oprecht naar te streven zijn wil te doen (Spreuken 27:11). Dan kun je erop vertrouwen dat Jehovah je getrouwe volharding zal belonen!
[Voetnoot]
a Sommige namen zijn veranderd.
Overzichtsvragen
• In welke zin zijn we „een speciaal bezit” voor Jehovah?
• Waarom is het belangrijk Jehovah als de Beloner te bezien?
• Voor welke „listige daden” van Satan moeten we op onze hoede zijn?
• In welke zin is God „groter dan ons hart”?
[Illustratie op blz. 26]
Paulus
[Illustratie op blz. 26]
Elia
[Illustratie op blz. 26]
Hanna
[Illustratie op blz. 28]
Gods Woord bevat een overvloed aan troostrijke gedachten