Jehovah heeft „zelfs de haren van uw hoofd” geteld
’Er zal niet één mus op de grond vallen zonder medeweten van uw Vader. Maar zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld.’ — MATTHEÜS 10:29, 30.
1, 2. (a) Waarom voelde Job zich door God in de steek gelaten? (b) Betekenden Jobs uitlatingen dat hij zich tegen Jehovah gekeerd had? Leg dat uit.
„IK ROEP u om hulp, maar u antwoordt niet; ik sta voor u, maar u wilt mij niet zien. U bent wreed voor mij geworden, met al uw kracht hebt u zich tegen mij gekeerd.” De man die dit zei, was diep ongelukkig, en geen wonder! Hij had zijn middelen van bestaan verloren, een bizar ongeluk had zijn kinderen het leven gekost en nu leed hij aan een slopende ziekte. De naam van de man was Job en zijn schokkende belevenissen staan tot nut van ons in de bijbel opgetekend. — Job 30:20, 21, De Nieuwe Bijbelvertaling.
2 Jobs uitlatingen zouden de indruk kunnen wekken dat hij zich tegen God gekeerd had, maar dat was niet zo. Job sprak gewoon uit het diepst van zijn bedroefde hart (Job 6:2, 3). Hij wist niet dat de oorzaak van zijn beproevingen bij Satan lag en concludeerde dus ten onrechte dat God hem in de steek had gelaten. Op een gegeven moment zei Job zelfs tegen Jehovah: „Waarom verbergt gij zelfs uw aangezicht en beschouwt gij mij als een vijand van u?”a — Job 13:24.
3. Welke gedachten zouden bij ons op kunnen komen als we met tegenspoed te maken krijgen?
3 Tegenwoordig hebben veel aanbidders van Jehovah aanhoudend met moeilijkheden te kampen als gevolg van oorlogen, politieke omwentelingen, sociale onrust, natuurrampen, ouderdom, ziekte, bittere armoede en officiële verbodsbepalingen. Waarschijnlijk heb ook jij te kampen met moeilijkheden van een of andere aard. Misschien denk je weleens dat Jehovah zijn gezicht voor je verbergt. Je bent vertrouwd met de woorden uit Johannes 3:16: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven.” Maar als je het erg moeilijk hebt en er geen vooruitzicht op verlichting is, vraag je je misschien af: Houdt God wel van mij? Ziet hij niet wat ik doormaak? Geeft hij om mij persoonlijk?
4. Met welke slepende situatie had Paulus te kampen, en welk effect zou zo’n situatie op ons kunnen hebben?
4 Sta eens stil bij wat de apostel Paulus overkwam. Er werd mij „een doorn in het vlees gegeven, een engel van Satan, om mij te blijven slaan”, schreef hij, en hij voegde eraan toe: „Ik [heb] de Heer driemaal dringend verzocht dat die van mij zou wijken.” Jehovah hoorde zijn smeekbeden. Toch maakte hij Paulus duidelijk dat hij niet door een wonder voor een oplossing zou zorgen. In plaats daarvan zou Paulus zich op Gods kracht moeten verlaten als hulp om zijn „doorn in het vlees” te verdragen (2 Korinthiërs 12:7-9).b Misschien heb je net als Paulus met een bepaalde aanhoudende beproeving te kampen. Het kan zijn dat je je afvraagt: wil het feit dat Jehovah niets aan mijn beproeving gedaan lijkt te hebben, zeggen dat hij niet op de hoogte is van mijn situatie of dat hij niet om me geeft? Het antwoord is een heel stellig nee! Jehovah’s diepe bezorgdheid voor elk van zijn trouwe dienstknechten wordt onderstreept door wat Jezus kort nadat hij zijn apostelen had uitgekozen tegen hen zei. Laten we eens kijken hoe zijn woorden ons in deze tijd kunnen aanmoedigen.
’Vrees niet’ — Waarom niet?
5, 6. (a) Hoe hielp Jezus de apostelen niet bevreesd te zijn voor wat hun te wachten stond? (b) Hoe gaf Paulus blijk van vertrouwen in Jehovah’s zorg voor hem?
5 De apostelen kregen bijzondere krachten van Jezus, zoals „macht over onreine geesten, opdat zij die konden uitwerpen en elke soort van kwaal en elk soort van gebrek konden genezen”. Toch wilde dat niet zeggen dat hun loopbaan vrij van beproevingen en problemen zou zijn. Jezus beschreef juist uitvoerig wat hun zoal zou overkomen. Maar hij gaf hun de aanmoediging: „Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem die én ziel én lichaam kan vernietigen in Gehenna.” — Mattheüs 10:1, 16-22, 28.
6 Om zijn apostelen te helpen begrijpen waarom ze niet bevreesd hoefden te zijn, gaf Jezus hun vervolgens twee illustraties. Hij zei tegen hen: „Worden niet twee mussen voor een geldstuk van geringe waarde verkocht? Toch zal er niet één van op de grond vallen zonder medeweten van uw Vader. Maar zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Vreest daarom niet: gij zijt meer waard dan vele mussen” (Mattheüs 10:29-31). Merk op dat Jezus verband legde tussen niet bevreesd zijn onder tegenspoed en het vertrouwen dat Jehovah aandacht heeft voor ons persoonlijk. De apostel Paulus bezat kennelijk dat vertrouwen. Hij schreef: „Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij die zelfs zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem voor ons allen heeft overgeleverd, waarom zal hij ons dan ook niet met hem alle andere dingen goedgunstig geven?” (Romeinen 8:31, 32) Met wat voor problemen we ook te maken krijgen, wij kunnen er eveneens zeker van zijn dat Jehovah voor ons persoonlijk zorgt zolang we loyaal aan hem blijven. Dat zal nog duidelijker worden als we de goede raad die Jezus aan zijn apostelen gaf nader bekijken.
De waarde van een mus
7, 8. (a) Hoe werden mussen in Jezus’ tijd beschouwd? (b) Wat is blijkbaar de reden waarom in Mattheüs 10:29 de verkleinvorm van het Griekse woord voor „mussen” wordt gebruikt?
7 Jezus’ illustraties geven een rake beschrijving van Jehovah’s bezorgdheid voor elk van Zijn dienstknechten. Laten we eerst de kwestie van de mussen eens bekijken. In Jezus’ tijd werden mussen gegeten, maar omdat ze schade toebrachten aan gewassen, werden ze hoofdzakelijk als ongedierte beschouwd. Mussen kwamen zo veel voor en waren zo goedkoop dat je er twee kon kopen voor, omgerekend in moderne valuta, nog geen vijf cent. Met het dubbele daarvan kon je geen vier maar vijf mussen kopen — de extra vogel werd erbij gegeven alsof hij geen enkele waarde had! — Lukas 12:6.
8 Sta ook eens stil bij de grootte van deze veel voorkomende vogel. Vergeleken bij veel andere vogels is zelfs een volwassen mus erg klein. Toch duidt het Griekse woord dat in Mattheüs 10:29 met „mussen” is vertaald specifiek op kleine mussen. Jezus wilde kennelijk dat zijn apostelen aan een bijzonder onbeduidend vogeltje dachten. Zoals een naslagwerk zegt, „noemt Jezus een heel kleine vogel en gebruikt hij zelfs daarvan een verkleinwoord!”
9. Wat laat Jezus krachtig uitkomen met zijn illustratie van de mussen?
9 Jezus liet met zijn illustratie van de mussen krachtig uitkomen dat iets wat mensen waardeloos toelijkt, in Jehovah’s ogen wel telt. Jezus beklemtoonde die waarheid verder door eraan toe te voegen dat een musje niet ’op de grond zou vallen’ zonder dat Jehovah er notitie van nam.c De les is duidelijk. Als Jehovah God notitie neemt van de kleinste en onbeduidendste vogel, hoeveel te meer zal hij zich dan bekommeren om het lot van een mens die ervoor gekozen heeft hem te dienen!
10. Wat is de strekking van de uitspraak: „Zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld”?
10 In aanvulling op zijn illustratie over de mussen zei Jezus: „Zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld” (Mattheüs 10:30). Die korte maar veelzeggende uitspraak versterkt de strekking van Jezus’ illustratie over de mussen. Ga maar na: Het gemiddelde mensenhoofd telt ongeveer 100.000 haren. Over het algemeen ziet de ene haar er net zo uit als de andere en geen enkele haar schijnt onze bijzondere aandacht te verdienen. Toch wordt elke haar door Jehovah God opgemerkt en geteld. Is er, gezien dat feit, enig detail van ons leven dat Jehovah niet zou weten? Het staat vast dat Jehovah de unieke aard van elk van zijn dienstknechten begrijpt. Hij ziet beslist „hoe het hart is”. — 1 Samuël 16:7.
11. Hoe uitte David zijn vertrouwen dat Jehovah zich om hem persoonlijk bekommerde?
11 David, die heel wat narigheid heeft meegemaakt, was ervan overtuigd dat Jehovah notitie van hem nam. „O Jehovah, gij hebt mij doorvorst, en gij kent mij”, schreef hij. „Gijzelf zijt mijn neerzitten en mijn opstaan te weten gekomen. Gij hebt mijn gedachte van verre beschouwd” (Psalm 139:1, 2). Ook wij kunnen er zeker van zijn dat Jehovah ons persoonlijk kent (Jeremia 17:10). Ga er niet snel van uit dat je te onbeduidend bent om door Jehovah’s alziende ogen opgemerkt te worden!
„Doe mijn tranen toch in uw leren zak”
12. Hoe weten we dat Jehovah volkomen op de hoogte is van de narigheid die zijn volk meemaakt?
12 Jehovah kent zijn dienstknechten niet alleen persoonlijk, maar hij is ook volkomen op de hoogte van de narigheid die elk van hen meemaakt. Toen bijvoorbeeld de Israëlieten als slaven onderdrukt werden, zei Jehovah tegen Mozes: „Ontegenzeglijk heb ik de ellende van mijn volk, dat in Egypte is, gezien, en ik heb hun luide geroep ten gevolge van degenen die hen tot werken aandrijven, gehoord; want ik weet terdege wat voor smarten zij lijden” (Exodus 3:7). Wat een troost is het te beseffen dat als we een beproeving ondergaan, Jehovah ziet wat er gebeurt en onze kreten hoort! Ons lijden laat hem beslist niet koud.
13. Waaruit blijkt dat Jehovah echt met zijn dienstknechten begaan is?
13 Jehovah’s zorg voor degenen die een band met hem gekregen hebben, blijkt verder uit zijn gevoelens voor de Israëlieten. Hoewel hun lijden vaak het gevolg was van hun eigen halsstarrigheid, schreef Jesaja over Jehovah: „In al hun benauwdheid was het benauwend voor hem” (Jesaja 63:9). Als trouwe dienstknechten van Jehovah kunnen we er dus van overtuigd zijn dat wanneer wij bedroefd zijn, Jehovah bedroefd is. Spoort dat ons er niet toe aan narigheid onbevreesd onder de ogen te zien en ons best te blijven doen om hem te dienen? — 1 Petrus 5:6, 7.
14. Onder welke omstandigheden werd Psalm 56 gecomponeerd?
14 Dat koning David ervan overtuigd was dat Jehovah voor hem zorgde en met hem begaan was, blijkt duidelijk uit Psalm 56, die door David werd gecomponeerd toen hij op de vlucht was voor de moordzuchtige koning Saul. David ontsnapte naar Gath, maar hij was bang gevangengenomen te worden toen hij door de Filistijnen herkend werd. Hij schreef: „Mijn vijanden hebben de gehele dag voortdurend begerig naar mij gegrepen, want het zijn er velen die hooghartig tegen mij strijden.” Wegens zijn hachelijke situatie wendde David zich tot Jehovah. „De gehele dag blijven zij mijn persoonlijke aangelegenheden schaden”, zei hij. „Al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.” — Psalm 56:2, 5.
15. (a) Wat bedoelde David toen hij Jehovah vroeg zijn tranen in een leren zak te doen of ze in een boek op te schrijven? (b) Waarvan kunnen we zeker zijn als we een beproeving op ons geloof doormaken?
15 Vervolgens maakte David, zoals opgetekend staat in Psalm 56:8, de volgende intrigerende opmerkingen: „Dat ik een vluchteling ben, hebt gijzelf bericht. Doe mijn tranen toch in uw leren zak. Zijn ze niet in uw boek?” Wat een aangrijpende beschrijving van Jehovah’s tedere zorg! Als we het erg moeilijk hebben, zullen we Jehovah misschien onder tranen aanroepen. Zelfs de volmaakte man Jezus deed dat (Hebreeën 5:7). David was ervan overtuigd dat Jehovah hem zag en zijn ellende niet zou vergeten, alsof hij zijn tranen in een leren zak bewaarde of ze opschreef in een boek.d Misschien denk je dat je tranen een groot deel van die leren zak of veel bladzijden van zo’n boek zouden vullen. Als dat het geval is, kun je moed vatten. De bijbel geeft ons de verzekering: „Jehovah is nabij de gebrokenen van hart; en de verbrijzelden van geest redt hij.” — Psalm 34:18.
Vertrouwelijke omgang met God
16, 17. (a) Hoe weten we dat de problemen waarmee Jehovah’s volk te kampen heeft hem niet koud laten? (b) Wat doet Jehovah om mensen vertrouwelijke omgang met hem te laten hebben?
16 Het feit dat Jehovah ’zelfs de haren van ons hoofd’ heeft geteld, geeft ons er enig idee van wat een opmerkzame en zorgzame God we mogen aanbidden. Hoewel we op de beloofde nieuwe wereld zullen moeten wachten voordat het met alle pijn en lijden gedaan is, doet Jehovah nu al iets geweldigs voor zijn volk. David schreef: „De vertrouwelijke omgang met Jehovah behoort hun toe die hem vrezen, ook zijn verbond, om hun dat te laten weten.” — Psalm 25:14.
17 „Vertrouwelijke omgang met Jehovah.” Het idee alleen al lijkt het bevattingsvermogen van onvolmaakte mensen te boven te gaan! Toch nodigt Jehovah degenen die hem vrezen uit, gasten te zijn in zijn tent (Psalm 15:1-5). En wat doet Jehovah voor zijn gasten? Hij stelt hen in kennis van zijn verbond, schrijft David. Jehovah neemt hen in vertrouwen — ’hij openbaart zijn vertrouwelijke aangelegenheid aan de profeten’ — zodat ze kunnen weten wat hij voornemens is en wat ze moeten doen om in harmonie daarmee te leven. — Amos 3:7.
18. Hoe weten we dat Jehovah wil dat we een nauwe band met hem hebben?
18 Het is beslist hartverwarmend te weten dat wij, onvolmaakte mensen, vertrouwelijke omgang met de Allerhoogste, Jehovah God, kunnen hebben. Hij spoort ons daar in feite toe aan. „Nadert tot God en hij zal tot u naderen”, zegt de bijbel (Jakobus 4:8). Jehovah wil dat we een nauwe band met hem hebben. Hij heeft zelfs al stappen genomen om zo’n band mogelijk te maken. Het loskoopoffer van Jezus heeft de deur voor ons geopend zodat we vrienden van de almachtige God kunnen zijn. De bijbel verklaart: „Wat ons betreft, wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad.” — 1 Johannes 4:19.
19. Hoe kan volharding onze band met Jehovah versterken?
19 Die nauwe band wordt nog versterkt als we onder ongunstige omstandigheden volharden. De discipel Jakobus schreef: „Laat de volharding haar werk voltooien, opdat gij volkomen en in alle opzichten ongeschonden moogt zijn en in niets te kort schiet” (Jakobus 1:4). Welk „werk” wordt tot stand gebracht als we onder moeilijkheden volharden? Denk nog eens aan Paulus’ „doorn in het vlees”. Wat bracht de volharding in zijn geval tot stand? Paulus zei het volgende over zijn beproevingen: „Zeer gaarne zal ik daarom veeleer ten aanzien van mijn zwakheden roemen, opdat de kracht van de Christus gelijk een tent over mij moge blijven. Daarom heb ik behagen in zwakheden, in beledigingen, in noden, in vervolgingen en moeilijkheden, om Christus’ wil. Want wanneer ik zwak ben, dan ben ik krachtig” (2 Korinthiërs 12:9, 10). Paulus wist uit ervaring dat Jehovah kracht verschafte — zo nodig zelfs „de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat” — zodat hij kon volharden. En dat bracht hem weer dichter tot Christus en tot Jehovah God. — 2 Korinthiërs 4:7; Filippenzen 4:11-13.
20. Waarom kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah ons bij tegenspoed zal steunen en troosten?
20 Misschien heeft Jehovah toegelaten dat onze beproevingen voortduren. Mocht dat zo zijn, neem dan zijn belofte aan hen die hem vrezen ter harte: „Ik wil u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten” (Hebreeën 13:5). We kunnen die steun en troost zelf ervaren. Jehovah heeft ’zelfs de haren van ons hoofd’ geteld. Hij ziet onze volharding. Hij voelt onze pijn. Hij zorgt echt voor ons. En nooit zal hij ’ons werk en de liefde die wij voor zijn naam hebben getoond, vergeten’. — Hebreeën 6:10.
[Voetnoten]
a De rechtvaardige David en de getrouwe zonen van Korach hebben zich in soortgelijke bewoordingen uitgelaten. — Psalm 10:1; 44:24.
b De bijbel vermeldt niet wat Paulus’ „doorn in het vlees” precies was. Het kan een lichamelijke kwaal zijn geweest, een slecht gezichtsvermogen bijvoorbeeld. De uitdrukking „doorn in het vlees” kan ook duiden op valse apostelen en anderen die Paulus’ apostelschap en bediening aanvochten. — 2 Korinthiërs 11:6, 13-15; Galaten 4:15; 6:11.
c Sommige geleerden veronderstellen dat het op de grond vallen van de mus niet alleen op sterven hoeft te slaan. Volgens hen kan de zinsnede in de oorspronkelijke taal ook betekenen dat de vogel op de grond neerstrijkt voor voedsel. Als dat zo is, zou het impliceren dat God de vogel opmerkt en zich om hem bekommert bij zijn dagelijkse activiteiten en niet alleen als hij sterft. — Mattheüs 6:26.
d In oude tijden waren leren zakken gemaakt van de gelooide huid van schapen, geiten en runderen. Zulke zakken werden gebruikt om er melk, boter, kaas of water in te bewaren. Als de huiden een grondiger looiproces hadden ondergaan, kon er olie of wijn in worden bewaard.
Overzichtsvragen
• Welke factoren kunnen er de oorzaak van zijn dat iemand zich door God in de steek gelaten voelt?
• Welke les leren we uit Jezus’ illustraties van de mussen en van het tellen van de haren op ons hoofd?
• Wat wil het zeggen dat iemands tranen in Jehovah’s „leren zak” gedaan zijn of in zijn „boek” opgeschreven staan?
• Hoe kunnen we „vertrouwelijke omgang met Jehovah” gaan genieten?
[Illustratie op blz. 22]
Waarom verwijderde Jehovah Paulus’ „doorn in het vlees” niet?
[Illustratie op blz. 23]
Wat kunnen we leren uit Jezus’ illustratie van de mussen?
[Verantwoording]
© J. Heidecker/VIREO
[Illustratie op blz. 25]
Door geregeld in de bijbel te lezen, krijgen we de zekerheid dat God voor ons persoonlijk zorgt