Hoofdstuk 15
Het tegenbeeldige Edom moet worden weggevaagd
1, 2. Hoe denkt de Schepper over de zwaar bewapende natiën, en wat is volgens Jesaja’s profetie Jehovah’s vaste besluit?
THANS is de wereld zwaarder bewapend dan ooit tevoren. De kernwapens van de natiën vormen een werkelijke bedreiging voor niets minder dan het voortbestaan van de mensheid. Hoe denkt de Schepper van de menselijke familie, Jehovah God, dan over de situatie? Dit wordt duidelijk te kennen gegeven in hoofdstuk 34 van Jesaja’s profetie, die opent met de volgende woorden:
2 „Treedt nader, gij natiën, om te horen; en gij nationale groepen, schenkt aandacht. Laat de aarde en dat wat haar vult, luisteren, het produktieve land en heel zijn opbrengst. Want Jehovah koestert verontwaardiging tegen alle natiën en woede tegen heel hun heerleger. Hij moet hen aan de vernietiging prijsgeven; hij moet hen ter slachting overgeven. En hun verslagenen zullen weggeworpen worden; en wat hun lijken betreft, de stank ervan zal opstijgen; en de bergen moeten smelten van hun bloed. En heel het heerleger van de hemel moet wegrotten. En de hemel [onbekwame menselijke regeringen] moet worden opgerold, net als een boekrol; en heel zijn heerleger zal verschrompelen, net als het loof verschrompelt en afvalt van de wijnstok en zoals een verschrompelde vijg van de vijgeboom afvalt” (Jesaja 34:1-4). Inderdaad een ijzingwekkende profetie!
3. (a) Waarnaar moeten de natiën luisteren, en waarom kan Jehovah hun terecht dat bevel geven? (b) Waardoor wordt aangetoond dat de natiën niet hebben geluisterd?
3 De Schepper van het universum heeft een geschil met de natiën in deze tijd. Daarom worden de natiën ertoe opgeroepen naar de op de bijbel gebaseerde boodschap te luisteren die hij sinds 1919 over de gehele wereld heeft laten bekendmaken. Zij dienen te luisteren naar wat hij bij monde van zijn Getuigen te zeggen heeft. Maar de loop der wereldgebeurtenissen bewijst dat zij dat niet hebben gedaan, en zijn Getuigen zijn niet serieus genomen door de natiën, die voor de Verenigde Naties hebben gekozen en niet voor het hemelse koninkrijk in handen van zijn op de troon geplaatste Zoon, de „Vredevorst”.
Jesaja’s profetie tegen Edom
4, 5. (a) Wie waren de Edomieten, en welke houding namen zij aan jegens hun tweelingbroer-natie Israël? (b) Wat verordende Jehovah derhalve met betrekking tot Edom?
4 Onder de hedendaagse nationale groepen is een element werkzaam dat in bijzondere mate verantwoordelijkheid draagt. Dat element werd afgebeeld door de natie Edom, die in deze profetie met name wordt genoemd. De Edomieten waren afstammelingen van Esau, die zijn eerstgeboorterecht voor „brood en [een] linzengerecht” aan zijn tweelingbroer Jakob verkocht. Bij die gelegenheid kreeg Esau de naam Edom, wat „Rood” betekent (Genesis 25:24-34). Omdat Jakob met betrekking tot het kostbare eerstgeboorterecht Esau’s plaats had ingenomen, werd Esau met haat jegens zijn tweelingbroer vervuld. Edom werd de onverzoenlijke vijand van de oude natie Israël of Jakob, al waren het natiën die van tweelingbroers afstamden. Vanwege deze vijandigheid jegens Gods volk haalde Edom zich de verdiende toorn van Jehovah, de God van Israël, op de hals, en Hij verordende dat Edom voor eeuwig vernietigd zou worden. Deze beslissing van God wordt in de volgende woorden van de profeet Jesaja uiteengezet:
5 „Want in de hemel zal mijn zwaard stellig worden gedrenkt. Zie! Op Edom zal het neerdalen en op het volk dat door mij in gerechtigheid aan de vernietiging is prijsgegeven. Jehovah heeft een zwaard; het moet vol bloed worden; het moet worden besmeerd met het vet, met het bloed van jonge rammen en bokken, met het vet van de nieren van rammen. Want Jehovah heeft een slachtoffer in Bozra [de belangrijkste stad van Edom] en een grote slachting in het land Edom.” — Jesaja 34:5, 6.
6. (a) Waarom kon Jehovah zeggen dat hij zijn „zwaard” tegen Edom „in de hemel” zwaaide? (b) Welke onbroederlijke houding legde Edom jegens Jehovah’s volk aan de dag toen het koninkrijk Juda door Babylon werd aangevallen?
6 Het land van de moordzuchtige natie Edom moest door middel van het „zwaard” van Jehovah met hun eigen bloed worden doordrenkt. Edom bewoonde een hooggelegen, bergachtige streek (Jeremia 49:16). Wanneer Jehovah derhalve een slachting in dat land veroorzaakte, kon hij in beeldspraak zeggen dat hij zijn oordeelszwaard „in de hemel” zwaaide. Edom was sterk gemilitariseerd, en zijn legers zwierven door hemelhoge berggebieden om het land tegen indringers te beschermen. Het leger van Edom kon dus terecht „het heerleger van de hemel” worden genoemd. Maar het machtige Edom verleende geen hulp aan zijn tweelingbroer-natie Israël toen die door de legers van Babylon werd aangevallen. In plaats daarvan verheugde Edom zich over de omverwerping van het koninkrijk Juda, en moedigde haar verwoesters zelfs aan (Psalm 137:7). Edoms verraderlijke handelwijze ging zelfs zover dat zij personen die voor hun leven vluchtten, najoegen en aan de vijand overleverden (Obadja 10-14). De Edomieten maakten plannen om het verlaten land van de Israëlieten over te nemen, waarbij zij grootspraak tegen Jehovah uitten. — Ezechiël 35:10-15.
7. Hoe bezag de God van Israël dit verraderlijke gedrag van de natie Edom?
7 Zag Jehovah, de God van het oude Israël, dit onbroederlijke gedrag van de Edomieten jegens zijn uitverkoren volk door de vingers? Neen. Daarom vatte God in zijn hart het voornemen op van „een dag van wraak” en „een jaar van vergeldingen” als straf voor wat zijn aardse organisatie, Sion genaamd, op boosaardige wijze was aangedaan. De profetie luidde: „Want Jehovah heeft een dag van wraak, een jaar van vergeldingen voor het rechtsgeding [ten overstaan van het Gerechtshof van het Universum] over Sion.” — Jesaja 34:8; Ezechiël 25:12-14.
8. (a) Wie werd door Jehovah gebruikt om Edom te straffen? (b) Wat voorzei de profeet Obadja met betrekking tot Edom?
8 Niet lang na de verwoesting van Jeruzalem begon Jehovah zijn gerechtvaardigde wraak aan de Edomieten te voltrekken door bemiddeling van Nebukadnezar, de koning van Babylon (Jeremia 25:8, 15, 17, 21). Toen Babylons legers tegen Edom optrokken, kon niets de Edomieten redden! Babylons legers wierpen de Edomieten van hun hoge rotsen af. Het was „een jaar van vergeldingen” voor Edom. Jehovah voorzei bij monde van een andere profeet: „Vanwege de gewelddaad tegenover uw broeder Jakob zal schaamte u bedekken, en gij zult tot onbepaalde tijd afgesneden moeten worden. . . . Zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden. Uw soort van behandeling zal op uw eigen hoofd terugkomen.” — Obadja 10, 15.
9. Wie is het tegenbeeldige, hedendaagse Edom, en waarom?
9 Dit vormt tevens een weerspiegeling van Jehovah’s houding tegenover het tegenbeeldige, hedendaagse Edom. Wie is dat? Welnu, wie heeft in de twintigste eeuw de leiding genomen in het beschimpen en vervolgen van Jehovah’s dienstknechten? Is het niet de afvallige christenheid door middel van haar trotse klasse van geestelijken? Ja! De christenheid, het rijk van het valse christendom, heeft zich in de aangelegenheden van deze wereld tot bergachtige hoogten verheven. Ze is een voornaam deel van de organisatie van ’s mensen samenstel van dingen, en haar religies vormen het dominerende deel van Babylon de Grote. Maar Jehovah heeft „een jaar van vergeldingen” verordend tegen het tegenbeeldige, hedendaagse Edom, vanwege schandelijk wangedrag jegens zijn volk, zijn Getuigen.
Een lot als dat van Edom
10. Hoe wordt in Jesaja 34:9, 10 het lot van Edom beschreven, maar op wie is die profetie in deze tijd van toepassing?
10 Terwijl wij het verdere gedeelte van deze profetie van Jesaja beschouwen, kunnen wij de hedendaagse christenheid in gedachten hebben: „Haar stromen moeten veranderd worden in pek, en haar stof in zwavel, en haar land moet worden als brandend pek. Bij nacht noch bij dag zal het worden geblust; tot onbepaalde tijd zal zijn rook blijven opstijgen” (Jesaja 34:9, 10). Aldus wordt afgebeeld dat het land Edom zo verschroeid zou worden dat het was alsof zijn stroomdalen met pek waren gevuld en zijn stof zwavel was, en deze ontvlambare materialen vervolgens in brand werden gestoken. — Vergelijk Openbaring 17:16.
11, 12. Wat zou er, op grond van de profetische beschrijving in Jesaja 34:10-15, van het land Edom worden, en hoe lang zou het land in die toestand blijven?
11 Jesaja’s profetie vervolgt: „Van geslacht tot geslacht zal ze verschroeid zijn, voor altijd en eeuwig zal niemand er doortrekken. En de pelikaan en het stekelvarken moeten haar in bezit nemen, en zelfs langooruilen en raven zullen erin verblijven; en hij moet over haar het meetsnoer der ledigheid spannen en de stenen der woestheid. Haar edelen — er zijn er daar geen die men ook maar tot het koningschap zal roepen, en zelfs haar vorsten zullen allen tot niets worden. Op haar woontorens moeten doornen opschieten, netels en doornachtig onkruid in haar versterkte plaatsen; en ze moet een verblijfplaats van jakhalzen worden, de hof voor de struisvogels. En vaste bezoekers van waterloze streken moeten er huilende dieren ontmoeten, en zelfs de demon in bokkegedaante zal er zijn metgezel toeroepen. Ja, daar zal de nachtzwaluw stellig haar gemak nemen en zich een rustplaats vinden. Daar heeft de pijlslang haar nest gemaakt en legt eieren.” — Jesaja 34:10-15.
12 Edom zou een land van „ledigheid” worden wat mensen betreft. Het zou een woestliggend land worden met alleen wilde dieren, vogels en slangen. Deze verschroeide toestand van het land zou, zoals vers 10 zegt, „voor altijd en eeuwig” duren. De vroegere bewoners zouden er niet terugkeren. — Obadja 18.
13. Wat wordt in „het boek van Jehovah” voor de christenheid voorzegd, en wat is dit boek in het bijzonder?
13 Wat een verschrikkelijke toestand voorschaduwde dit voor de hedendaagse tegenhanger van Edom — de christenheid! Ze heeft bewezen de bittere vijand van Jehovah God te zijn, wiens Getuigen ze boosaardig heeft vervolgd. Haar ophanden zijnde verwoesting, die aan Armageddon voorafgaat, is derhalve in „het boek van Jehovah” voorzegd (Jesaja 34:16). Dit „boek van Jehovah” is in het bijzonder het boek waarin hij precies bijhoudt welke rekeningen hij nog te vereffenen heeft met degenen die zijn vijanden en de onderdrukkers van zijn volk zijn. Wat in „het boek van Jehovah” over het Edom uit de oudheid stond geschreven, is uitgekomen, en dit garandeert dat de profetie zoals ze op de christenheid, het hedendaagse Edom, van toepassing is, eveneens uit zal komen.
14. Wat hebben de tegenbeeldige Edomieten van thans niet aanvaard, en welk door Jehovah’s volk gegeven voorbeeld hebben zij niet nagevolgd?
14 De tegenbeeldige Edomieten van thans hebben Jehovah God gedurende dit „besluit van het samenstel van dingen” niet als Koning aanvaard. Bovendien is de christenheid, aangezien ze zo’n op de voorgrond tredend onderdeel van Babylon de Grote is, gedoemd in haar plagen te delen. Ze heeft niet in overeenstemming gehandeld met Jehovah’s gebod om ’uit te gaan’ van Babylon de Grote (Openbaring 18:4). Ze heeft het voorbeeld van het overblijfsel van geestelijke Israëlieten niet nagevolgd, noch dat van de „grote schare” „andere schapen”.
15, 16. Wat houdt de nabije toekomst voor de christenheid in, zoals wordt voorzegd in Openbaring 17 en 18 en Jesaja 34?
15 De nabije toekomst van de christenheid ziet er inderdaad somber uit. Ze doet alles wat ze kan om haar politieke vrienden vredig te stemmen en hen ervan te weerhouden een massale agressieve actie tegen haar te ondernemen die tot haar totale vernietiging zal leiden, maar tevergeefs!
16 Volgens Openbaring hoofdstuk 17 en 18 zal de Almachtige God Jehovah het hun in het hart geven hun politieke en militaire kracht aan te wenden in een beestachtige actie tegen Babylon de Grote in al haar religieuze componenten, de christenheid incluis. Dit zal de gehele aarde van het namaakchristendom bevrijden. De toestand van de christenheid zal worden als de sombere situatie die in Jesaja hoofdstuk 34 wordt beschreven. Ze zal niet aanwezig zijn om de allesbeslissende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” mee te maken, die gevoerd zal worden tegen de natiën die Babylon de Grote geplunderd zullen hebben. Het tegenbeeldige Edom, de christenheid, zal „voor altijd en eeuwig” volkomen van het aardoppervlak weggevaagd zijn.
[Illustratie op blz. 122]
De christenheid zal net zo’n oordeel ontvangen als de Edomieten, afstammelingen van Esau, die zijn eerstgeboorterecht verkocht