„Dit is de dag der dagen”
„Door inspiratie geraakte ik in de dag des Heren.” — OPENBARING 1:10.
1. In welke „dag” leven wij, en waarom is dit feit zo opwindend?
„DIT is de dag der dagen. Ziet, de Koning regeert!” Deze dramatische woorden, die in 1922 door de tweede president van de Watch Tower Bible and Tract Society werden uitgesproken, vervullen ons nog steeds met opwinding. Ze blijven ons eraan herinneren dat wij in de meest opwindende tijd aller tijden leven, de tijd die in de bijbel „de dag des Heren” wordt genoemd (Openbaring 1:10). Het is inderdaad „de dag der dagen”, want het is de tijd dat Jehovah, door middel van Christus’ koninkrijk, al Zijn grootse voornemens zal verwezenlijken en ten overstaan van heel de schepping Zijn grote naam zal heiligen.
2, 3. (a) Hoe lang duurt de dag des Heren? (b) Waar kunnen wij inlichtingen vinden over deze dag?
2 Deze dag begon in 1914, toen Jezus werd geïnstalleerd als Koning van Gods koninkrijk. En deze dag zal helemaal tot het einde van de Duizendjarige Regering voortduren, wanneer Christus „het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt” (1 Korinthiërs 15:24). Getrouwe christenen hebben vele eeuwen naar de dag des Heren uitgezien. Nu is hij er dan eindelijk! Wat heeft deze „dag der dagen” voor Gods volk en voor de wereld in het algemeen betekend?
3 Het bijbelboek dat ons het meest over de dag des Heren vertelt, is de Openbaring. Bijna alle profetieën van dit boek gaan gedurende de dag des Heren in vervulling. Maar de Openbaring is slechts de climax van een hele reeks profetische boeken die ons over die dag vertellen. Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël — en er zijn er nog meer — vertellen ons er ook over. Wat deze boeken zeggen, helpt ons vaak de profetieën in de Openbaring beter te begrijpen. Laten wij beschouwen hoe vooral het boek Ezechiël licht werpt op de vervulling van het boek Openbaring gedurende de dag des Heren.
De vier ruiters
4. Wat gebeurde er volgens Openbaring hoofdstuk 6 aan het begin van de dag des Heren?
4 In het zesde hoofdstuk van de Openbaring beschrijft de apostel Johannes bijvoorbeeld een dramatisch visioen: „Ik zag, en zie! een wit paard; en die erop zat, had een boog; en hem werd een kroon gegeven, en hij trok eropuit, overwinnend en om zijn overwinning te voltooien” (Openbaring 6:2). Wie is deze zegevierende ruiter? Niemand anders dan Jezus Christus, die als Koning van Gods koninkrijk is geïnstalleerd en eropuit trekt om zijn vijanden te overwinnen (Psalm 45:3-6; 110:2). Jezus’ triomfantelijke rit begon in 1914, helemaal aan het begin van de dag des Heren (Psalm 2:6). Zijn allereerste overwinning was het naar de aarde werpen van Satan en zijn demonen. Wat was het gevolg voor de mensheid? „Wee [voor] de aarde en de zee.” — Openbaring 12:7-12.
5. Welke lugubere figuren volgen de Rijder op het witte paard, en welke autoriteit bezitten ze?
5 Het visioen toont vervolgens drie lugubere figuren: een vuriggekleurd paard dat oorlog symboliseert, een zwart paard dat hongersnood symboliseert en een vaal paard waarvan de berijder „Dood” werd genoemd. Over dit vierde paard lezen wij: „Ik zag, en zie! een vaal paard; en die erop zat, droeg de naam Dood. En Hades volgde dicht achter hem. En hun werd autoriteit gegeven over het vierde deel van de aarde, om te doden met een lang zwaard en met voedseltekorten en met dodelijke plagen en door de wilde beesten van de aarde.” — Openbaring 6:3-8; Matthéüs 24:3, 7, 8; Lukas 21:10, 11.
6. Welke uitwerking heeft de aarde ondervonden van deze drie angstaanjagende paarden en hun berijders?
6 In overeenstemming met de profetie heeft de mensheid sinds 1914 verschrikkelijk geleden als gevolg van oorlog, hongersnood en ziekte. Maar de vierde ruiter maakt ook slachtoffers door middel van „de wilde beesten van de aarde”. Is dat sinds 1914 een opvallend kenmerk geweest? Een beschouwing van een soortgelijke profetie die door Ezechiël werd opgetekend, helpt ons dit aspect van de profetie in het juiste perspectief te zien.
7. (a) Welke profetie sprak Ezechiël uit betreffende Jeruzalem? (b) Hoe ging deze profetie in vervulling?
7 Wellicht vijf jaar voor de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T. tekende Ezechiël de profetie op dat de joden vanwege hun trouweloosheid een verschrikkelijke straf zouden ondergaan. Hij schreef onder inspiratie: „Zo ook zal het zijn wanneer mijn vier schadelijke strafgerichten er zullen zijn — zwaard en hongersnood en schadelijk wild gedierte en pestilentie — die ik werkelijk over Jeruzalem zal zenden om er aardse mens en huisdier uit af te snijden” (Ezechiël 14:21; 5:17). Werd dit destijds letterlijk vervuld? Ongetwijfeld heeft Jeruzalem toen haar einde naderbij kwam, te lijden gehad van hongersnood en oorlog. En hongersnood veroorzaakt gewoonlijk ziekte (2 Kronieken 36:1-3, 6, 13, 17-21; Jeremia 52:4-7; Klaagliederen 4:9, 10). Was er in die tijd ook een letterlijke plaag van wilde beesten? Waarschijnlijk hebben zich inderdaad gevallen voorgedaan van mensen die werden meegesleurd of misschien zelfs gedood door dieren, aangezien ook Jeremia dit voorzei. — Leviticus 26:22-33; Jeremia 15:2, 3.
8. Welke rol hebben wilde beesten tot dusver in de dag des Heren gespeeld?
8 En wat valt er te zeggen over onze tijd? In de ontwikkelde landen vormen wilde dieren niet meer het gevaarlijke probleem van weleer. In andere landen echter vallen nog steeds mensen ten slachtoffer aan wilde dieren, vooral als wij ook slangen en krokodillen tot „de wilde beesten van de aarde” rekenen. Zulke tragische sterfgevallen halen zelden de internationale pers, maar het gaat om niet geringe aantallen. Het boek Planet Earth — Flood spreekt van de velen in India en Pakistan die „een afschuwelijke dood zijn gestorven doordat zij door giftige slangen werden gebeten” terwijl zij aan overstromingen trachtten te ontkomen. India Today berichtte over een dorp in West-Bengalen waar naar schatting zestig vrouwen hun man hebben verloren omdat die door tijgers werden aangevallen. Zulke tragedies kunnen in de toekomst nog wel vaker voorkomen, wanneer de mensenmaatschappij uiteenvalt en wanneer er nog meer hongersnood komt.
9. Welk ander soort van „dier” heeft in deze eeuw verwoesting en lijden onder de mensheid veroorzaakt?
9 Maar Ezechiël zinspeelde op een ander soort van „dier” toen hij zei: „Er is een samenzwering van haar profeten in haar midden, gelijk de brullende leeuw die prooi verscheurt. Een ziel verslinden zij werkelijk. . . . Haar vorsten in haar midden zijn als wolven die prooi verscheuren” (Ezechiël 22:25, 27). Mensen kunnen dus ook als dieren handelen, en wat heeft de mensheid in onze eeuw niet te lijden gehad van zulke roofdieren! Velen zijn gestorven door de hand van dierlijke misdadigers en terroristen. Ja, op meer dan één manier heeft de dood een rijke oogst aan slachtoffers van „de wilde beesten van de aarde” binnengehaald.
10. Wat gaan wij beter begrijpen door Johannes’ opsomming van oorlog, hongersnood, ziekte en wilde beesten?
10 De opsomming van oorlog, hongersnood, ziekte en wilde beesten in Johannes’ visioen helpt ons te begrijpen dat de smarten die Jeruzalem in 607 v.G.T. te verduren heeft gehad, in onze tijd bij vele gelegenheden een parallel zouden hebben. De dag des Heren heeft dus reeds lijden voor de wereld betekend, hoofdzakelijk omdat de heersers van de mensheid hebben geweigerd zich te onderwerpen aan die eerste Ruiter, de op de troon geplaatste Koning, Jezus Christus (Psalm 2:1-3). Hoe staat het echter met Gods volk? Wat heeft de dag des Heren voor hen betekend?
De tempel meten
11. Welke opdracht kreeg Johannes in Openbaring 11:1, en ten aanzien van welke tempel gold dit?
11 In Openbaring 11:1 zegt de apostel Johannes: „Mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, terwijl hij zei: ’Sta op en meet het tempelheiligdom van God en het altaar en hen die daarin aanbidden.’” Dit visionaire meten van de tempel was heel betekenisvol voor Gods volk. Welk tempelheiligdom heeft Johannes gemeten? Niet de letterlijke joodse tempel waar Johannes had aanbeden voordat hij een christen werd. Die tempel was door Jehovah verworpen en hij was in 70 G.T. verwoest (Matthéüs 23:37–24:2). In plaats daarvan was het Jehovah’s grote geestelijke tempelregeling. In deze figuurlijke tempel dienen gezalfde christenen als onderpriesters in het aardse voorhof. — Hebreeën 9:11, 12, 24; 10:19-22; Openbaring 5:10.
12. Wanneer kwam die tempel tot bestaan, en welke ontwikkelingen met betrekking ertoe vonden in de eerste eeuw plaats?
12 Die tempel kwam tot bestaan in 29 G.T., toen Jezus tot hogepriester werd gezalfd (Hebreeën 3:1; 10:5). Hij zou 144.000 onderpriesters hebben, en in de eerste eeuw werden velen van dezen gekozen en verzegeld en stierven vervolgens in getrouwheid (Openbaring 7:4; 14:1). Maar wanneer die eerste-eeuwse christenen stierven, sliepen zij in het graf, omdat zij niet onmiddellijk tot hemels leven werden opgewekt (1 Thessalonicenzen 4:15). Bovendien begon na de eerste eeuw een grote afval en de priesterlijke gezalfde christenen werden omringd door welig tierend „onkruid”, afvalligen (Matthéüs 13:24-30). In al die eeuwen sindsdien had men dus kunnen vragen: ’Zullen alle 144.000 onderpriesters ooit verzegeld worden?’ ’Zullen degenen die in getrouwheid gestorven zijn, ooit opgewekt worden om in het hemelse heiligdom te dienen?’ Het visionaire meten van de tempel toonde dat het antwoord op deze beide vragen bevestigend is. Waarom?
13. Waarvoor vormde het door Johannes verrichte meten van het tempelheiligdom een waarborg, en wat gebeurde er vroeg in de dag des Heren?
13 Omdat in bijbelse profetieën het meten van iets gewoonlijk aanduidt dat Jehovah’s voornemen ten aanzien van die zaak beslist grondig verwezenlijkt zal worden (2 Koningen 21:13; Jeremia 31:39; Klaagliederen 2:8). Aldus vormde Johannes’ visionaire meten van het tempelheiligdom een waarborg dat gedurende de dag des Heren al Jehovah’s voornemens met betrekking tot de tempel in vervulling zouden gaan. In harmonie hiermee begon volgens alle aanwijzingen in 1918 de opstanding van de reeds in getrouwheid gestorven gezalfden, zodat zij hun beloofde plaats in het hemelse heiligdom konden innemen (1 Thessalonicenzen 4:16; Openbaring 6:9-11). Maar hoe staat het met de rest van de 144.000?
14. Wat gebeurde er vóór en gedurende de Eerste Wereldoorlog met gezalfde christenen?
14 Zelfs voordat de dag des Heren een aanvang nam, begonnen gezalfde christenen die uit de afvallige christenheid waren gekomen, zich in een afgescheiden organisatie te verzamelen. Zij hadden een voortreffelijk bericht van getrouwheid opgebouwd door de belangrijkheid van het jaar 1914 aan te kondigen, maar in dat beslissende jaar, toen de Eerste Wereldoorlog op gang kwam, kregen zij verdrukking te verduren; zij werden „vertreden”. Dit bereikte een climax in 1918, toen de functionarissen van de Watch Tower Society werden gevangengezet en het georganiseerde predikingswerk bijna stil kwam te liggen. In die tijd waren zij praktisch ’gedood’ (Openbaring 11:2-7). Wat betekende het meten van het tempelheiligdom voor deze christenen?
15. Wat betekende het meten van een visionaire tempel voor Gods volk in Ezechiëls tijd?
15 In het jaar 593 v.G.T., veertien jaar nadat Jehovah’s tempel in Jeruzalem was verwoest, zag Ezechiël een visionair huis van Jehovah. Hij kreeg een uitgebreide rondleiding door deze tempel en zag toe terwijl alle onderdelen ervan zorgvuldig werden gemeten (Ezechiël hfdst. 40–42). Wat was de betekenis hiervan? Jehovah gaf de uitleg: Het meten van de tempel hield voor Ezechiëls volk een toets in. Als zij zich zouden vernederen, berouw zouden hebben van hun dwalingen en in alle opzichten zouden voldoen aan Jehovah’s wetten, dan zou hun verteld worden wat de afmetingen van de tempel waren. Dit zou hen uiteraard sterken in hun hoop dat Jehovah’s volk eens bevrijd zou worden uit Babylon en opnieuw Jehovah zou aanbidden in zijn letterlijke tempel. — Ezechiël 43:10, 11.
16. (a) Waarvan vormde het meten van het visionaire tempelheiligdom door Johannes een verzekering voor Gods volk in 1918? (b) Hoe ging dit in vervulling?
16 Op overeenkomstige wijze zouden de christenen die in 1918 zo ontmoedigd waren, indien zij zich zouden vernederen en berouw zouden hebben van fouten die zij hadden begaan, bevrijd worden en Jehovah’s zegen genieten, alsook een volledig aandeel aan zijn tempelregeling hebben. En zo gebeurde het ook. Zoals Openbaring 11:11 beschrijft, ’stonden zij op’ of kregen zij een figuurlijke opstanding. Een verwant opstandingsvisioen in Ezechiël voorschaduwde een herstel van de joden in hun eigen land (Ezechiël 37:1-14). Deze hedendaagse ’opstanding’ bleek een herstel te zijn van Gods volk uit hun toestand van ontmoediging waarin zij bijna volkomen inactief waren, tot een levende, krachtige toestand waarin zij een volledig aandeel konden hebben aan Jehovah’s dienst. Zo’n ’opstanding’ vond plaats in 1919.
De kleine boekrol
17. (a) Beschrijf Johannes’ visioen in Openbaring 10:1. (b) Wie was de engel die Johannes zag, en gedurende welke dag zou het visioen in vervulling gaan?
17 In Openbaring 10:1 zag Johannes een „sterke engel uit de hemel neerdalen, getooid met een wolk, en er was een regenboog boven zijn hoofd, en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als vuurzuilen”. Dit lijkt enigszins op visioenen van Jehovah die Ezechiël en Johannes zelf voordien hadden gezien (Ezechiël 8:2; Openbaring 4:3). Maar Johannes zag hier een engel, niet Jehovah. Daarom moet het Jehovah’s grote engelenzoon Jezus Christus zijn geweest, die „het beeld van de onzichtbare God” is (Kolossenzen 1:15). Bovendien schildert Openbaring 10:2 Jezus af als staande in een positie van grote autoriteit, met „zijn rechtervoet op de zee, maar zijn linker op de aarde”. De engel stelt dus Jezus voor tijdens de dag des Heren. — Zie Psalm 8:4-8; Hebreeën 2:5-9.
18. (a) Wat moest Johannes opeten? (b) Wat moest Ezechiël, die een soortgelijk visioen had, opeten, en welke uitwerking had dit?
18 In deze luisterrijke visionaire gedaante heeft Jezus een kleine boekrol in zijn hand, en Johannes krijgt de opdracht de rol te nemen en op te eten (Openbaring 10:8, 9). Deze ervaring van Johannes komt vrijwel overeen met wat Ezechiël ondervond, die eveneens de opdracht kreeg een boekrol die hij in een visioen zag, op te eten. In Ezechiëls geval overhandigde Jehovah zelf de boekrol aan de profeet, en Ezechiël zag dat ’er klaagliederen op geschreven waren en gezucht en geweeklaag’ (Ezechiël 2:8-10). Ezechiël bericht: „Ik ging ze eten en ze werd in mijn mond als honing zo zoet” (Ezechiël 3:3). Wat hield het eten van de boekrol in voor Ezechiël?
19. (a) Wat beeldde het eten van de boekrol door Ezechiël af? (b) Voor wie waren de bittere boodschappen bestemd die Ezechiël moest prediken?
19 Ongetwijfeld bevatte de boekrol geïnspireerde profetische inlichtingen. Toen Ezechiël de boekrol opat, aanvaardde hij de opdracht om deze inlichtingen bekend te maken in zo volledige mate dat ze een deel van hem werd. (Vergelijk Jeremia 15:16.) Maar voor anderen was de inhoud van de rol niet zoet. De boekrol stond vol ’klaagliederen en gezucht en geweeklaag’. Voor wie was deze bittere boodschap bestemd? In eerste instantie werd Ezechiël gezegd: „Mensenzoon, ga, begeef u onder het huis van Israël, en gij moet met mijn woorden tot hen spreken” (Ezechiël 3:4). Later werd zijn boodschap ook tot de heidense natiën rondom gericht. — Ezechiël hfdst. 25–32.
20. Wat gebeurde er toen Johannes de kleine boekrol opat, en wat was het gevolg ervan?
20 In Johannes’ geval had het eten van de boekrol soortgelijke resultaten. Hij bericht: „Ik nam de kleine boekrol uit de hand van de engel en at ze op, en in mijn mond was ze zoet als honing; maar toen ik ze opgegeten had, werd mijn buik bitter” (Openbaring 10:10). Het opeten van de boekrol was ook voor Johannes een zoete ervaring. Het was opwindend Jehovah’s woord een deel van hem te laten worden. Maar de boodschap had een bittere klank. Bitter voor wie? Johannes kreeg te horen: „Gij moet wederom profeteren met betrekking tot volken en natiën en talen en vele koningen.” — Openbaring 10:11.
21. (a) Wat deden gezalfde christenen in 1919 dat overeenkwam met het eten van de kleine boekrol door Johannes, en welke uitwerking had dit? (b) Wat was het gevolg voor de christenheid en voor de wereld in het algemeen?
21 Hoe is dit alles gedurende de dag des Heren in vervulling gegaan? Volgens de historische feiten werd het voorrecht om Jehovah te dienen destijds in 1919 door getrouwe christenen zo grondig aanvaard dat het een deel van hen werd, en dat was inderdaad een zoete ervaring. Maar hun zegen en voorrecht blijken bitter voor anderen — vooral voor de geestelijkheid van de christenheid. Waarom? Omdat deze getrouwe gezalfde christenen moedig Jehovah’s volledige boodschap voor de mensheid bekendmaakten. Niet alleen predikten zij het „goede nieuws van het koninkrijk” maar zij stelden ook de geestelijk dode toestand van de christenheid en de wereld in het algemeen aan de kaak. — Matthéüs 24:14; Openbaring 8:1–9:21; 16:1-21.
22. (a) Op welke geweldige manier zijn de gezalfden tot dusver gedurende de dag des Heren door Jehovah gebruikt? (b) Wat heeft de dag des Heren voor Satans wereld en voor Gods volk betekend?
22 Dit getrouwe groepje christenen werd door Jehovah gebruikt voor het bijeenvergaderen van de laatsten van de 144.000 die verzegeld moesten worden, en zij namen de leiding in het bijeenbrengen van de grote schare, bestaande uit degenen die een aardse hoop hebben (Openbaring 7:1-4, 9, 10). Deze grote schare speelt een belangrijke rol in Jehovah’s voornemens ten aanzien van deze aarde, en dat zij op het wereldtoneel zijn verschenen, heeft zowel in de hemel als op aarde grote vreugde veroorzaakt (Openbaring 7:11-17; Ezechiël 9:1-7). Vandaar dat deze „dag der dagen” reeds lijden voor Satans wereld heeft betekend doch Jehovah’s volk rijke zegeningen heeft gebracht. Laten wij nu beschouwen hoe dit naarmate de dag des Heren voortschrijdt, nog verder het geval zal zijn.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Wat is de dag des Heren?
◻ Welke verwoestende rol spelen „de wilde beesten van de aarde” gedurende de dag des Heren?
◻ Welke verzekering verschafte Jehovah door Johannes het tempelheiligdom te laten meten?
◻ Wat betekende het opeten van de kleine boekrol door Johannes voor het gezalfde overblijfsel in 1919?
◻ Wat heeft de dag des Heren tot dusver betekend voor Gods volk en voor de wereld in het algemeen?
[Illustratie op blz. 13]
Het meten van de tempel door Johannes verschafte de gezalfden in de dag des Heren krachtige waarborgen