Goddelijke zegeningen voor degenen „die inzicht hebben”
„Zij die inzicht hebben, zullen stralen als de glans van het uitspansel, en degenen die de velen tot rechtvaardigheid brengen, als de sterren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — DANIËL 12:3.
1. Waarop vestigt de engel de aandacht nadat hij een beschrijving heeft gegeven van de tijd van benauwdheid die over de oorlogsstokers zal komen?
DE DOOR de engel aan Daniël overgebrachte profetie heeft ons helemaal vanaf de vierde eeuw v.G.T. tot aan Armageddon gebracht. De profetie heeft laten zien dat Michaël op de enig mogelijke manier vrede op aarde teweeg zal brengen, namelijk door de oorlogsstokers te vernietigen. Vervolgens voorzegt de engel, nadat hij zo’n opmerkelijk overzicht heeft gegeven van nog toekomstige geschiedenis, enkele van de rijke zegeningen waarin Gods volk zich „in het laatst der dagen” zal verheugen. — Daniël 10:14.
Een tijd van opstandingen
2. Hoe zijn sommige doden gedurende „het laatst der dagen” ’ontwaakt’?
2 De engel vertelt Daniël: „En er zullen er velen zijn van hen die in de stofbodem slapen, die zullen ontwaken, dezen tot leven voor onbepaalde tijd en die tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd” (Daniël 12:2). „Het laatst der dagen” is klaarblijkelijk een tijd voor opstandingen, een tijd waarin degenen „die in de stofbodem slapen”, opgewekt zullen worden. Eén zo’n ontwaken begon kort nadat Jezus in 1914 Koning was geworden (Matthéüs 24:3). Naar die tijd vooruitkijkend, schreef de apostel Paulus: „Wij, de levenden, die in leven blijven tot de tegenwoordigheid van de Heer, [zullen] de ontslapenen in geen geval . . . vóórgaan . . . Zij die dood zijn in eendracht met Christus zullen eerst opstaan” (1 Thessalonicenzen 4:15, 16; Openbaring 6:9-11). Klaarblijkelijk wekte Jezus dus kort na 1914 de reeds in getrouwheid gestorven leden van „het Israël Gods” uit de doden op tot geestelijk leven in de hemel (Galaten 6:16). Zij ontwaakten tot „leven voor onbepaalde tijd”.
3, 4. Hoe kwam het dat een groep getrouwe dienstknechten van God in 1918 ’gedood’ werd?
3 Maar de woorden van de engel behelzen ongetwijfeld ook nog een andere opstanding. Gedurende ongeveer veertig jaar voorafgaande aan 1914 had een kleine groep christenen de waarschuwing doen horen dat in dat jaar de door Jezus voorzegde tijden der heidenen zouden eindigen (Lukas 21:24). Deze christenen hadden in 1884 rechtspersoonlijkheid verkregen voor Zion’s Watch Tower Tract Society en zij publiceerden de resultaten van hun bijbelonderzoek in een tijdschrift dat Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence werd genoemd.
4 In 1914 werd de waarheid van de door hen bekendgemaakte boodschap op dramatische wijze bevestigd toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de door Jezus voorzegde „weeën der benauwdheid” een aanvang namen (Matthéüs 24:7, 8). Nochtans benutten hun religieuze vijanden de oorlogshysterie om hen te vervolgen totdat uiteindelijk, in 1918, vrijwel een halt was toegeroepen aan hun predikingswerk en vooraanstaande functionarissen van het Wachttorengenootschap ten onrechte in de gevangenis waren opgesloten. Dit veroorzaakte in de gelederen van sommigen grote vreugde. Ook werd hierdoor de volgende in het boek Openbaring opgetekende profetie vervuld: „En wanneer zij hun getuigenisgeven hebben geëindigd, zal het wilde beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog tegen hen voeren en hen overwinnen en hen doden.” — Openbaring 11:7.
5, 6. Hoe was datgene wat deze groep in 1919 meemaakte, een vervulling van de profetie dat „velen . . . van hen die in de stofbodem slapen, . . . zullen ontwaken”?
5 Volgens de profetie zouden zij echter niet ’dood’ blijven. „En na de drie en een halve dag voer levensgeest van God in hen, en zij gingen op hun voeten staan, en grote vrees overviel degenen die hen aanschouwden. . . . En in de wolk stegen zij tot in de hemel op, en hun vijanden aanschouwden hen” (Openbaring 11:11, 12; Ezechiël 37:1-14). Hun opstanding was klaarblijkelijk een symbolische opstanding, want een letterlijke opstanding tot geestelijk leven in de hemel zou niet zichtbaar zijn geweest voor hun vijanden. In plaats daarvan werden zij ten aanschouwen van hen die hun einde hadden beraamd, uit een met de dood te vergelijken toestand van inactiviteit opgewekt tot een toestand van bruisende activiteit. In 1919 werden de vertegenwoordigers van het Wachttorengenootschap uit de gevangenis ontslagen, werd het predikingswerk gereorganiseerd en was de wereld getuige van het begin van de grootste Koninkrijkspredikingsveldtocht die ooit in de geschiedenis had plaatsgevonden. — Matthéüs 24:14.
6 In deze symbolische betekenis ’ontwaakten velen die in de stofbodem sliepen’. Toen, te beginnen in 1919, begon die kleine ontwaakte groep Bijbelonderzoekers op zoek te gaan naar de overgeblevenen van Jezus’ broeders en hen bijeen te vergaderen zodat het volledige aantal van de 144.000 verzegeld kon worden (Matthéüs 24:31; Openbaring 7:1-3). Als individuele personen gunstig reageerden, droegen zij zich door bemiddeling van Christus aan God op en werden leden van Jehovah’s zichtbare organisatie op aarde. Aangezien zij de vrije gave van de heilige geest ontvingen, werden zij op basis van hun geloof in Jezus’ offer rechtvaardig verklaard en werden zij in geestelijk opzicht als zonen van God aangenomen. — Romeinen 8:16; Galaten 2:17; 3:8.
7. Hoe zal dit voor velen van hen een ontwaken „tot leven voor onbepaalde tijd” blijken te zijn?
7 Degenen onder hen die tot aan het einde van hun aardse leven trouw blijven, hebben het rotsvaste vooruitzicht dat zij hun plaats in de hemel aan de zijde van Jezus Christus zullen innemen (1 Korinthiërs 15:50-53). Hun geestelijk ontwaken is derhalve tot eeuwig leven. Terwijl zij nog op aarde leven, heerst er vrede binnen hun gelederen ook al leven zij in een wereld vol oorlog (Romeinen 14:19). Maar, wat nog belangrijker is, zij verheugen zich in vrede met Jehovah God zelf, „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat”. — Filippenzen 4:7.
Ontwaken „tot smaadheden”
8, 9. In welk opzicht zou dit geestelijk ontwaken „tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd” kunnen zijn?
8 Waarom „ontwaken” sommigen dan „tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd”? De feiten tonen aan dat niet allen die de uitnodiging aanvaarden om deel uit te maken van die Koninkrijksklasse, getrouw blijven. Sommigen laten toe dat hun geloof verzwakt en zij volharden niet (Hebreeën 2:1). Enkelen worden zelfs afvallig en moeten uit de christelijke gemeente verwijderd worden (Matthéüs 13:41, 42). Zulke personen worden door Jezus beschreven als „die boze slaaf”, die door de Meester „met de grootste strengheid” gestraft wordt en zijn deel toegewezen krijgt met de huichelaars. „Daar zal hij wenen en knarsetanden.” — Matthéüs 24:48-51; Efeziërs 4:18; 5:6-8.
9 Wat tragisch is het om het meest verheven voorrecht dat ooit aan onvolmaakte mensen is geboden, te aanvaarden en zich er dan tegen te keren! Over degenen die aldus handelen, zei de apostel Paulus: „Het is onmogelijk om hen die eens voor al verlicht zijn geweest en die de hemelse vrije gave hebben gesmaakt en die deelgenoten zijn geworden van heilige geest en die het voortreffelijke woord van God en krachten van het komende samenstel van dingen hebben gesmaakt, maar die zijn afgevallen, wederom tot berouw te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw aan een paal hangen en hem aan openbare schande blootstellen” (Hebreeën 6:4-6). Op deze wijze blijken zij te zijn ontwaakt „tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd”. Het is gedaan met hun vooruitzicht op eeuwig leven.
’Als lichtgevers schijnen’
10. Wie zijn degenen „die inzicht hebben”, en hoe ’schijnen zij als lichtgevers’?
10 Maar met betrekking tot degenen die getrouw blijven, zegt de profetie: „En zij die inzicht hebben, zullen stralen als de glans van het uitspansel, en degenen die de velen tot rechtvaardigheid brengen, als de sterren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Daniël 12:3). „Zij die inzicht hebben”, zijn onmiskenbaar de getrouwe overgebleven leden van de gezalfde christelijke gemeente, die ’vervuld zijn met nauwkeurige kennis van zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht’. Gesterkt door Jehovah ’volharden zij volkomen en zijn met vreugde lankmoedig, dankend de Vader, die hen geschikt gemaakt heeft om te delen in de erfenis van de heiligen in het licht’ (Kolossenzen 1:9, 11, 12). Al de tijd sinds 1919 hebben zij, ondanks het feit dat ’duisternis de aarde bedekt, en dikke donkerheid de nationale groepen’, als „lichtgevers” hun licht onder de mensheid laten schijnen (Jesaja 60:2; Filippenzen 2:15; Matthéüs 5:14-16). Zij „schijnen [zo helder] als de zon in het koninkrijk van hun Vader”. — Matthéüs 13:43.
11. In welk opzicht hebben degenen „die inzicht hebben”, er blijk van gegeven „degenen [te zijn] die de velen tot rechtvaardigheid brengen”?
11 Hoe geven zij er blijk van „degenen [te zijn] die de velen tot rechtvaardigheid brengen”? (Daniël 12:3) Dank zij het getrouwe getuigenis dat zij geven, zijn de laatste leden van het geestelijke Israël bijeenvergaderd en rechtvaardig verklaard om uiteindelijk leven in de hemel te ontvangen. Bovendien is een grote schare „andere schapen” op het toneel verschenen, die zijn toegestroomd naar het van Jehovah afkomstige licht zoals dit door ’Daniëls volk’ wordt weerkaatst (Johannes 10:16; Zacharia 8:23). Deze „andere schapen” hebben zich bereidwillig aangesloten bij de gezalfden in hun werk dat bestaat in het prediken van het „goede nieuws” (Matthéüs 24:14; Jesaja 61:5, 6). Ook zij oefenen geloof in het vergoten bloed van Jezus Christus, zodat zij rechtvaardig verklaard worden tot vriendschap met God (Openbaring 7:9-15; vergelijk Jakobus 2:23). Indien zij getrouw blijven tot het einde zullen hun namen permanent ’geschreven bevonden worden in het boek’. Aldus kunnen zij de verwachting koesteren de meest rampspoedige tijd van benauwdheid die ooit over de natiën is gekomen, te overleven. — Daniël 12:1; Matthéüs 24:13, 21, 22.
’Zij zullen voor eeuwig stralen’
12, 13. (a) Hoe kunnen degenen „die inzicht hebben” ’voor eeuwig stralen’? (b) Hoe zullen zij er in nog een opzicht blijk van geven „degenen [te zijn] die de velen tot rechtvaardigheid brengen”?
12 De engel vertelde Daniël: „Zij die inzicht hebben, zullen stralen als de glans van het uitspansel, . . . als de sterren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Daniël 12:3). Hoe kunnen de gezalfden voor eeuwig stralen, aangezien een ieder van hen ten slotte zal sterven? Omdat zij zelfs na hun dood zullen blijven „stralen”. In het boek Openbaring geeft Jezus ons met de volgende woorden een beschrijving van hen in hun hemelse positie: „De troon van God en van het Lam zal in de stad zijn, en zijn slaven zullen heilige dienst voor hem verrichten; en zij zullen zijn aangezicht zien, en zijn naam zal op hun voorhoofd zijn. Ook zal er geen nacht meer zijn, en zij hebben geen lamplicht nodig, noch hebben zij zonlicht, want Jehovah God zal hen verlichten, en zij zullen als koningen regeren tot in alle eeuwigheid.” — Openbaring 22:3-5.
13 Ja, deze uit de dood opgewekte gezalfden zullen als koningen gelijk sterren in de hemel regeren, „tot in alle eeuwigheid”. Hun geestelijke glans zal de mensheid geweldige zegeningen brengen (Openbaring 14:13). In het boek Openbaring wordt in een gedeelte waar zij als het „Nieuwe Jeruzalem” worden beschreven, het volgende verteld: „En de stad heeft noch de zon noch de maan nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar, en haar lamp was het Lam. En de natiën zullen bij haar licht wandelen, en de koningen der aarde zullen hun heerlijkheid in haar brengen” (Openbaring 21:2, 9, 23, 24). De uit de dood opgewekte gezalfden zullen er een aandeel aan hebben de voordelen van het loskoopoffer „tot genezing van de natiën” aan te wenden (Openbaring 22:2). Wanneer Jezus en de 144.000 met hem verbonden koningen en priesters de loyale mensen tegen het einde van de Duizendjarige Regering tot volmaaktheid hebben hersteld, zullen zij inderdaad „velen tot rechtvaardigheid” hebben gebracht. Na de laatste beproeving die dan plaatsvindt, zal de herstelde mensheid een volmaakte mensenmaatschappij vormen die voor eeuwig op een paradijsaarde zal leven (Openbaring 20:7-10; Psalm 37:29). Op deze manier zullen de zichtbare resultaten van de hemelse heerlijkheid van ’Daniëls volk’ ook „tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” voortduren.
Een andere opstanding
14. Wie nog meer zullen inbegrepen zijn bij de vervulling van de profetie dat „velen . . . van hen die in de stofbodem slapen, . . . zullen ontwaken”?
14 Aldus brengen de woorden van de engel ons voorbij de tijd van Michaëls „opstaan” en de ongeëvenaarde „tijd van benauwdheid” tot helemaal in het nieuwe samenstel van dingen. Bovendien zullen de zegeningen die de mensen ten deel zullen vallen door middel van de diensten van deze personen die „als de sterren” schijnen, niet beperkt zijn tot degenen die de „tijd van benauwdheid” zullen overleven. Toen Jezus zich nog als mens op aarde bevond, zei hij: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels” (Johannes 5:28, 29). Deze woorden wijzen op een letterlijke opstanding van de gestorven mensheid en ongetwijfeld is ook deze opstanding een verdere vervulling van datgene wat de engel zei: „Velen . . . van hen die in de stofbodem slapen, . . . zullen ontwaken.” — Daniël 12:2.
15. Hoe kan het ontwaken van degenen die dan opgewekt worden, een ontwaken „tot leven voor onbepaalde tijd” blijken te zijn?
15 Daniël zelf zal ook tot hen behoren die dit speciale ontwaken zullen ervaren. Hem werd door de engel gezegd: „En wat uzelf betreft, ga het einde tegemoet; en gij zult rusten [ontslapen], maar gij zult opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen” (Daniël 12:13). Zij die evenals Daniël dan opgewekt worden en die gunstig reageren op de vanuit de hemel uitgeoefende bediening van Jezus en zijn broeders, zullen tot menselijke volmaaktheid worden opgeheven. Wanneer zij de laatste beproeving doorstaan, zullen hun namen permanent in het boek des levens ingeschreven worden (Openbaring 20:5). Ook voor hen zal het ontwaken „tot leven voor onbepaalde tijd” zijn.
16. Voor wie zal het ontwaken in het nieuwe samenstel van dingen „tot afschuw voor onbepaalde tijd” blijken te zijn?
16 Niet allen zullen echter zo reageren. Sommigen zullen ongetwijfeld trachten de praktijken te doen herleven die de mens zo lang van vrede hebben beroofd. Zulke personen zijn in de bijbel voldoende gewaarschuwd. „Wat de lafhartigen betreft en degenen die geen geloof hebben en degenen die walgelijk zijn in hun vuiligheid en moordenaars en hoereerders en degenen die spiritisme beoefenen en afgodendienaars en alle leugenaars, hun deel zal zijn in het meer dat met vuur en zwavel brandt. Dit betekent de tweede dood” (Openbaring 21:8). Deze „tweede dood” is een rechtstreeks van Jehovah afkomstig oordeel waaruit geen opstanding mogelijk is. Het duidt op eeuwige, nimmer eindigende vergetelheid. De uit de doden opgewekte personen die zich ondankbaar betonen, zullen deze tweede dood ondergaan; hun ontwaken zal derhalve „tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd” zijn. — Daniël 12:2.
„De ware kennis zal overvloedig worden”
17. Hoe weten wij dat de profetie over de koning van het noorden en de koning van het zuiden voornamelijk tot nut van ons in deze tijd werd opgetekend?
17 Vervolgens spreekt de engel woorden van troost tot Daniël: „En wat u betreft, o Daniël, maak de woorden geheim en verzegel het boek, tot de tijd van het einde. Velen zullen her- en derwaarts gaan, en de ware kennis zal overvloedig worden” (Daniël 12:4). Deze woorden intrigeren ons. Hoewel de profetie van de engel betreffende de twee koningen zo’n 2300 jaar geleden in vervulling begon te gaan, is het begrip ervan voornamelijk gedurende „de tijd van het einde”, in het bijzonder sedert 1919, voor ons ontsloten. In deze tijd gaan „velen . . . her- en derwaarts” in de bijbel en de ware kennis is inderdaad overvloedig geworden. Het is nu de tijd dat Jehovah kennis heeft gegeven aan degenen die inzicht hebben.
18. (a) Welke belangrijke onderdelen van de profetie gaan nu in vervulling of staan op het punt in vervulling te gaan? (b) Welke evenwichtige zienswijze verkrijgen wij daardoor?
18 Het feit dat diverse onderdelen van de profetie vele eeuwen geleden werden vervuld, versterkt ons geloof in de delen van de profetie die nog in vervulling moeten gaan (Jozua 23:14). In de wereld van vandaag zien wij hoe er tussen de koning van het noorden en de koning van het zuiden een koude oorlog aan de gang is, precies zoals de engel heeft voorzegd. Bovendien waarschuwt de profetie dat er zelfs nog gevaarlijker tijden in het verschiet liggen. Wij worden derhalve geholpen om ons evenwicht te bewaren en het te vermijden door de propaganda van welke van de twee koningen maar ook, aan het wankelen te worden gebracht. Het is er thans de tijd voor ons vertrouwen in Jehovah te versterken. Vergeet nooit dat „Michaël . . ., de grote vorst”, ten behoeve van Gods volk „optreedt”. Onze enige zekere redding is daarin gelegen dat wij ons aan Gods koninkrijk onder Christus Jezus onderwerpen. — Handelingen 4:12; Filippenzen 2:9-11.
19. Welke betekenis ligt voor een ieder van ons opgesloten in de door de engel aan Daniël overgebrachte woorden?
19 Blijf derhalve hecht verbonden met degenen „die inzicht hebben”, die „stralen als de glans van het uitspansel”. Blijf actief bezig in het werk voor Gods koninkrijk (1 Korinthiërs 15:58; Romeinen 15:5, 6). Verdiep uw liefde voor de waarheid van Gods Woord en heb intense waardering voor de vrede die zelfs nu reeds in Gods organisatie heerst (Psalm 119:165; Efeziërs 4:1-3; Filippenzen 2:1-5). En wanneer Michaël ’opstaat’ om Jehovah’s vijanden te verbrijzelen, moge u dan ontkomen, te zamen met alle leden van Gods volk wier namen ’in het boek geschreven bevonden worden’.
Kunt u deze vragen beantwoorden?
◻ In welk opzicht zijn „velen . . . van hen die in de stofbodem slapen”, reeds ontwaakt?
◻ Hoe zou dit „ontwaken” „tot smaadheden” kunnen zijn?
◻ Hoe schijnen degenen „die inzicht hebben”, als lichtgevers en brengen zij velen tot rechtvaardigheid?
◻ Welke toekomstige vervulling zal er zijn van de profetie dat ’degenen die in de stofbodem slapen, zullen ontwaken’?
◻ Hoe gaat Daniël 12:4 in vervulling?
[Illustratie op blz. 23]
Sinds 1919 stralen zij die inzicht hebben, levengevende waarheid uit
[Verantwoording]
NASA photo