„Een huis van gebed voor alle natiën”
„Staat er niet geschreven: ’Mijn huis zal een huis van gebed voor alle natiën worden genoemd’?” — MARKUS 11:17.
1. In welke verhouding met God verheugden Adam en Eva zich aanvankelijk?
TOEN Adam en Eva werden geschapen, verheugden zij zich in een intieme verhouding met hun hemelse Vader. Jehovah God communiceerde met hen en zette zijn prachtige voornemen met het mensdom uiteen. Ongetwijfeld werden zij er dikwijls toe bewogen Jehovah uitbundig te loven om zijn schitterende scheppingswerken. Als Adam en Eva leiding nodig hadden bij het overwegen van hun rol als toekomstige vader en moeder van de menselijke familie, konden zij op elke plaats in hun paradijstehuis contact met God zoeken. Zij hadden de diensten van een priester in een tempel niet nodig. — Genesis 1:28.
2. Welke verandering vond er plaats toen Adam en Eva zondigden?
2 De situatie veranderde toen een opstandige engel Eva ertoe bracht te denken dat zij haar levenslot kon verbeteren door Jehovah’s soevereiniteit te verwerpen. Hij zei dat zij „als God” zou zijn. Bijgevolg at Eva van de vrucht van de boom waarvan God hen verboden had te eten. Vervolgens bediende Satan zich van Eva om haar echtgenoot te verleiden. Tragisch genoeg luisterde Adam naar zijn zondige vrouw, waardoor hij te kennen gaf zijn verhouding met haar belangrijker te achten dan zijn verhouding met God (Genesis 3:4-7). In feite kozen Adam en Eva Satan als hun god. — Vergelijk 2 Korinthiërs 4:4.
3. Wat waren de slechte gevolgen van de opstand van Adam en Eva?
3 Daardoor verbeurde het eerste mensenpaar niet alleen hun kostbare verhouding met God, maar verloren zij ook het vooruitzicht op eeuwig leven in een aards paradijs (Genesis 2:16, 17). Uiteindelijk degenereerde hun zondige lichaam totdat zij stierven. Hun nakomelingen erfden deze zondige toestand. „Aldus”, zo verklaart de bijbel, heeft „de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid”. — Romeinen 5:12.
4. Welke hoop stelde God de zondige mensheid in het vooruitzicht?
4 Er was iets nodig om de zondige mensheid met haar heilige Schepper te verzoenen. Toen God Adam en Eva veroordeelde, schonk hij hun toekomstige nakomelingen hoop door een „zaad” te beloven dat de mensheid van de gevolgen van Satans opstand zou bevrijden (Genesis 3:15). Later onthulde God dat het Zaad der zegening via Abraham zou komen (Genesis 22:18). Met dit liefdevolle voornemen in gedachten koos God Abrahams nakomelingen, de Israëlieten, uit om zijn uitverkoren natie te worden.
5. Waarom dienen wij geïnteresseerd te zijn in de details van Gods Wetsverbond met Israël?
5 In 1513 v.G.T. traden de Israëlieten in een verbondsverhouding met God en stemden ermee in zijn wetten te gehoorzamen. Allen die God thans willen aanbidden, dienen zeer geïnteresseerd te zijn in dat Wetsverbond, omdat het vooruitwees naar het beloofde Zaad. Paulus zei dat het „een schaduw . . . van de toekomstige goede dingen” bevatte (Hebreeën 10:1). Paulus zei dit in een bespreking van de door de priesters van Israël verrichte dienst in een verplaatsbare tabernakel, of tent van aanbidding. Deze werd „de tempel van Jehovah” of „het huis van Jehovah” genoemd (1 Samuël 1:9, 24). Door de heilige dienst die in Jehovah’s aardse huis werd verricht aan een onderzoek te onderwerpen, kunnen wij een vollediger begrip krijgen van de barmhartige regeling waardoor zondige mensen thans met God verzoend kunnen worden.
Het Allerheiligste
6. Wat bevond zich in het Allerheiligste, en hoe werd Gods tegenwoordigheid daar gesymboliseerd?
6 „De Allerhoogste [woont] niet in huizen die met handen zijn gemaakt”, zegt de bijbel (Handelingen 7:48). Gods tegenwoordigheid in zijn aardse huis werd echter gesymboliseerd door een wolk in de binnenste afdeling, het Allerheiligste genoemd (Leviticus 16:2). Kennelijk scheen die wolk als een helder licht, waardoor het Allerheiligste werd verlicht. Ze bevond zich boven een heilige kist, „de ark der getuigenis” genoemd, met daarin stenen tafelen waarop enkele van de geboden gegraveerd waren die God aan Israël had gegeven. Op het deksel van de Ark bevonden zich twee gouden cherubs met uitgestrekte vleugels, die geestelijke schepselen van een hoge rangorde in Gods hemelse organisatie afbeeldden. De wonderbare lichtwolk bevond zich boven het deksel en tussen de cherubs (Exodus 25:22). Dit was een zinnebeeldige voorstelling van de Almachtige God, tronend op een door levende cherubs gedragen hemelse wagen (1 Kronieken 28:18). Er wordt door verklaard waarom koning Hizkia bad: „O Jehovah der legerscharen, de God van Israël, die op de cherubs zit.” — Jesaja 37:16.
Het Heilige
7. Wat bevond zich in het Heilige?
7 De tweede afdeling van de tabernakel werd het Heilige genoemd. In dit gedeelte stond links van de ingang een prachtige zevenarmige lampestandaard, en aan de rechterkant bevond zich een tafel met toonbrood. Recht vooruit stond een altaar waarvan de geur van brandend reukwerk opsteeg. Het bevond zich voor een gordijn dat het Heilige van het Allerheiligste scheidde.
8. Welke taken verrichtten de priesters geregeld in het Heilige?
8 Elke morgen en elke avond moest een priester de tabernakel binnengaan om reukwerk op het reukaltaar te branden (Exodus 30:7, 8). ’s Morgens, terwijl het reukwerk brandde, moest de olie van de zeven op de gouden lampestandaard aangebrachte lampen worden bijgevuld. ’s Avonds werden de lampen aangestoken om het Heilige te verlichten. Elke sabbat moest een priester twaalf verse broden op de tafel der toonbroden leggen. — Leviticus 24:4-8.
Het voorhof
9. Welk doel diende het waterbekken, en wat kunnen wij hieruit leren?
9 De tabernakel had ook een voorhof, omgeven door een omheining van tentkleden. In dit voorhof bevond zich een groot bekken waar de priesters hun handen en voeten wasten voordat zij het Heilige betraden. Ook moesten zij zich wassen voordat zij offers brachten op het altaar dat zich in het voorhof bevond (Exodus 30:18-21). Dit vereiste van reinheid dient Gods dienstknechten in deze tijd er krachtig aan te herinneren dat zij naar fysieke, morele, mentale en geestelijke zuiverheid moeten streven als zij willen dat hun aanbidding aanvaardbaar is voor God (2 Korinthiërs 7:1). Mettertijd werden het hout voor het vuur op het altaar en het water voor het bekken door niet-Israëlitische tempelslaven aangedragen. — Jozua 9:27.
10. Wat waren enkele van de offergaven die op het offeraltaar werden gebracht?
10 Elke morgen en elke avond werd er een jong offerram op het altaar verbrand, samen met een graan- en een drankoffer (Exodus 29:38-41). Andere offers werden op speciale dagen gebracht. Soms moest een offer worden gebracht wegens een specifieke persoonlijke zonde (Leviticus 5:5, 6). Op andere tijden kon een Israëliet een vrijwillig gemeenschapsoffer brengen, waarbij een deel ervan door de priester en een deel door de offeraar werd gegeten. Hierdoor werd te kennen gegeven dat menselijke zondaars zich in vrede met God konden verheugen en als het ware een maaltijd met hem konden nuttigen. Zelfs een inwonende vreemdeling kon een aanbidder van Jehovah worden en het voorrecht krijgen vrijwillige offergaven in Zijn huis aan te bieden. Maar wilde Jehovah gepaste eer worden betoond, dan mochten de priesters alleen offergaven van de beste kwaliteit aanvaarden. Het meel van graanoffers moest fijngemalen zijn, en offerdieren mochten geen enkel gebrek hebben. — Leviticus 2:1; 22:18-20; Maleachi 1:6-8.
11. (a) Wat werd met het bloed van de dierenoffers gedaan, en wat liet dit uitkomen? (b) Wat is Gods zienswijze ten aanzien van zowel menselijk als dierlijk bloed?
11 Het bloed van deze offers werd naar het altaar gebracht. Dit diende om de natie er dagelijks aan te herinneren dat zij zondaars waren en een verlosser nodig hadden wiens vergoten bloed voor altijd verzoening kon doen voor hun zonden en hen van de dood kon redden (Romeinen 7:24, 25; Galaten 3:24; vergelijk Hebreeën 10:3). Dit sacrale gebruik van bloed herinnerde de Israëlieten er ook aan dat bloed het leven vertegenwoordigt en dat het leven God toebehoort. Elk ander gebruik van bloed door mensen is altijd door God verboden. — Genesis 9:4; Leviticus 17:10-12; Handelingen 15:28, 29.
De Verzoendag
12, 13. (a) Wat was de Verzoendag? (b) Wat moest de hogepriester doen voordat hij met bloed het Allerheiligste kon binnengaan?
12 Eens per jaar op wat de Verzoendag werd genoemd, mocht de hele natie Israël, met inbegrip van de inwonende vreemdelingen die Jehovah aanbaden, geen enkel werk doen en moesten zij vasten (Leviticus 16:29, 30). Op deze belangrijke dag werd de natie zinnebeeldig van zonde gereinigd teneinde zich weer een jaar in een vreedzame verhouding met God te verheugen. Stelt u zich het tafereel eens voor en beschouw enkele van de opvallende kenmerken.
13 De hogepriester bevindt zich in het voorhof van de tabernakel. Nadat hij zich bij het waterbekken heeft gewassen, slacht hij een stier om die te offeren. Het bloed van de stier wordt in een schaal gegoten; het zal op een speciale wijze worden gebruikt om verzoening te doen voor de zonden van de priesterstam Levi (Leviticus 16:4, 6, 11). Maar voordat de hogepriester verder gaat met het offer moet hij iets doen. Hij neemt welriekend reukwerk (dat hij waarschijnlijk in een soort scheplepel doet) en een vuurpot vol brandende kolen van het altaar. Hij gaat nu het Heilige binnen en loopt naar het gordijn van het Allerheiligste. Langzaam gaat hij door het gordijn heen en staat voor de ark van het verbond. Vervolgens strooit hij, ongezien door enig ander mens, reukwerk op de vurige kolen, en het Allerheiligste wordt met een welriekende wolk vervuld. — Leviticus 16:12, 13.
14. Waarom moest de hogepriester het Allerheiligste binnengaan met het bloed van twee verschillende dieren?
14 Nu is God bereid barmhartigheid te tonen en op zinnebeeldige wijze een verzoening met hem tot stand te laten brengen. Om die reden werd het deksel van de Ark de „genadestoel” of het „verzoendeksel” genoemd (Hebreeën 9:5, voetnoot). De hogepriester gaat het Allerheiligste uit, neemt het bloed van de stier en gaat het Allerheiligste weer binnen. Zoals in de Wet was voorgeschreven, doopt hij zijn vinger in het bloed en spat het zevenmaal vóór het deksel van de Ark (Leviticus 16:14). Vervolgens gaat hij terug naar het voorhof en slacht een bok, die het zondeoffer „voor het volk” is. Hij brengt wat van het bloed van de bok in het Allerheiligste en doet daarmee hetzelfde als met het bloed van de stier (Leviticus 16:15). Ook andere belangrijke diensten vonden op de Verzoendag plaats. De hogepriester moest bijvoorbeeld zijn handen op de kop van een tweede bok leggen en over hem de „dwalingen van de zonen van Israël” belijden. Deze levende bok werd vervolgens naar de wildernis geleid om de zonden van de natie in figuurlijke zin weg te dragen. Op deze wijze werd er elk jaar verzoening gedaan „voor de priesters en voor het gehele volk van de gemeente”. — Leviticus 16:16, 21, 22, 33.
15. (a) Hoe kwam Salomo’s tempel met de tabernakel overeen? (b) Wat zegt het boek Hebreeën over de heilige dienst die zowel in de tabernakel als in de tempel werd verricht?
15 Gedurende de eerste 486 jaar van Israëls geschiedenis als Gods verbondsvolk stond de verplaatsbare tabernakel hun ten dienste als de plaats om hun God, Jehovah, te aanbidden. Vervolgens werd aan Salomo van Israël het voorrecht verleend om een permanent gebouw op te richten. Hoewel deze tempel groter en gedetailleerder in uitvoering moest zijn, was bij het door God verschafte bouwplan hetzelfde model gevolgd als dat van de tabernakel. Net als de tabernakel was de tempel een illustratie van een grotere, doeltreffender regeling voor aanbidding die door Jehovah ’en niet door een mens’ in het leven geroepen zou worden. — Hebreeën 8:2, 5; 9:9, 11.
De eerste en de tweede tempel
16. (a) Welk liefdevolle verzoek deed Salomo toen hij de tempel inwijdde? (b) Hoe toonde Jehovah dat hij met welgevallen naar Salomo’s gebed had geluisterd?
16 Toen Salomo die glorierijke tempel inwijdde, deed hij tevens het volgende geïnspireerde verzoek: „Naar de buitenlander, die geen deel uitmaakt van uw volk Israël en die wegens uw grote naam . . . werkelijk uit een ver land komt, en zij komen inderdaad en bidden in de richting van dit huis, moogt gíj dan vanuit de hemel, vanuit uw vaste woonplaats, luisteren, en gij moet doen overeenkomstig alles waarom de buitenlander tot u roept; opdat alle volken der aarde uw naam kennen en u vrezen, evenals uw volk Israël, en weten dat uw naam uitgeroepen is over dit huis dat ik heb gebouwd” (2 Kronieken 6:32, 33). Op onmiskenbare wijze toonde God dat hij met welgevallen naar Salomo’s inwijdingsgebed had geluisterd. Vuur viel uit de hemel en verteerde de dierenoffers op het altaar, en Jehovah’s heerlijkheid vervulde de tempel. — 2 Kronieken 7:1-3.
17. Wat gebeurde er uiteindelijk met de door Salomo gebouwde tempel, en waarom?
17 Droevig genoeg behielden de Israëlieten hun gezonde vrees voor Jehovah niet. Mettertijd ontheiligden zij zijn grote naam door daden van bloedvergieten, afgoderij, overspel, incest en door wezen, weduwen en buitenlanders slecht te behandelen (Ezechiël 22:2, 3, 7, 11, 12, 26, 29). Bijgevolg voltrok God in 607 v.G.T. het oordeel door de Babylonische legers de tempel te laten verwoesten. De in leven gebleven Israëlieten werden gevankelijk naar Babylon gevoerd.
18. Welke voorrechten in verband met de tweede tempel openden zich voor sommige niet-Israëlitische mannen die de aanbidding van Jehovah van ganser harte ondersteunden?
18 Na zeventig jaar keerde een berouwvol joods overblijfsel naar Jeruzalem terug en kreeg het voorrecht Jehovah’s tempel te herbouwen. Het is interessant dat er een tekort aan priesters en levieten was om in deze tweede tempel dienst te verrichten. Dientengevolge kregen Nethinim, die nakomelingen waren van niet-Israëlitische tempelslaven, grotere voorrechten als dienaren van Gods huis. Zij werden echter nooit de gelijken van de priesters en de levieten. — Ezra 7:24; 8:17, 20.
19. Welke belofte deed God aangaande de tweede tempel, en hoe kwamen die woorden uit?
19 Aanvankelijk leek het alsof de tweede tempel vergeleken bij de vroegere tempel in het niet zou verzinken (Haggaï 2:3). Maar Jehovah beloofde: „Ik wil alle natiën schudden, en de begeerlijke dingen van alle natiën moeten binnenkomen; en ik wil dit huis met heerlijkheid vervullen . . . Groter zal de heerlijkheid van dit laatste huis worden dan die van het vroegere” (Haggaï 2:7, 9). Zoals voorzegd, geraakte de tweede tempel tot een grotere heerlijkheid. Ze bleef 164 jaar langer bestaan, en er stroomden veel meer aanbidders uit veel meer landen naar zijn voorhoven. (Vergelijk Handelingen 2:5-11.) In de dagen van koning Herodes werd er een begin gemaakt met het renoveren van de tweede tempel, en de voorhoven ervan werden vergroot. Hooggelegen op een massief stenen terras en omgeven door fraaie zuilengangen wedijverde deze tempel met de oorspronkelijke door Salomo gebouwde tempel in pracht. Er was een grote, buitenste voorhof voor mensen van de natiën die Jehovah wilden aanbidden. Een stenen barrière scheidde dit Voorhof der heidenen van de binnenste voorhoven waar alleen de Israëlieten mochten komen.
20. (a) Welke uitzonderlijke eer viel de herbouwde tempel te beurt? (b) Waaruit blijkt dat de joden een verkeerde kijk op de tempel hadden, en wat deed Jezus als reactie daarop?
20 Deze tweede tempel viel de grote eer te beurt dat de Zoon van God, Jezus Christus, in zijn voorhoven onderwijs gaf. Maar net als bij de eerste tempel hadden de joden in het algemeen geen juiste kijk op het voorrecht dat Gods huis aan hen was toevertrouwd. Ja, zij stonden zelfs toe dat kooplieden handeldreven in het voorhof der heidenen. Bovendien werd het mensen toegestaan de tempel als een kortere weg te gebruiken om iets naar een ander deel van Jeruzalem te brengen. Vier dagen voor zijn dood reinigde Jezus de tempel van zulke profane praktijken, terwijl hij bleef zeggen: „Staat er niet geschreven: ’Mijn huis zal een huis van gebed voor alle natiën worden genoemd’? Maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt.” — Markus 11:15-17.
God verlaat zijn aardse huis voor altijd
21. Wat gaf Jezus te kennen met betrekking tot Jeruzalems tempel?
21 Wegens Jezus’ moedige optreden in het hoog houden van Gods zuivere aanbidding waren de joodse religieuze leiders vastbesloten hem te doden (Markus 11:18). Aangezien Jezus wist dat hij weldra vermoord zou worden, zei hij tot de joodse religieuze leiders: „Uw huis wordt u verlaten achtergelaten” (Mattheüs 23:37, 38). Hij gaf daardoor te kennen dat God spoedig de vorm van aanbidding die in de typologische tempel in Jeruzalem werd beoefend, niet langer zou aanvaarden. Ze zou niet langer „een huis van gebed voor alle natiën” zijn. Toen Jezus’ discipelen hem op de luisterrijke tempelgebouwen wezen, zei hij: „Ziet gij al deze dingen niet? . . . Hier zal geenszins een steen op de andere worden gelaten die niet afgebroken zal worden.” — Mattheüs 24:1, 2.
22. (a) Hoe gingen Jezus’ woorden omtrent de tempel in vervulling? (b) Wat zochten vroege christenen, in plaats van hun hoop op een aardse stad te vestigen?
22 Jezus’ profetie ging 37 jaar later, in 70 G.T., in vervulling, toen Romeinse legers Jeruzalem en zijn tempel verwoestten. Hierdoor werd het treffende bewijs geleverd dat God zijn typologische huis werkelijk had verlaten. Jezus heeft nooit de herbouw van een andere tempel in Jeruzalem voorzegd. Betreffende die aardse stad schreef de apostel Paulus aan Hebreeuwse christenen: „Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken ernstig de toekomstige” (Hebreeën 13:14). Vroege christenen zagen ernaar uit deel te gaan uitmaken van het „hemelse Jeruzalem” — het met een stad te vergelijken koninkrijk Gods (Hebreeën 12:22). De ware aanbidding van Jehovah heeft dus niet langer een stoffelijke tempel op aarde als middelpunt. In ons volgende artikel zullen wij de superieure regeling beschouwen die God in het leven heeft geroepen voor allen die hem „met geest en waarheid” willen aanbidden. — Johannes 4:21, 24.
Overzichtsvragen
◻ Welke verhouding met God verbeurden Adam en Eva?
◻ Waarom dienen wij in de kenmerken van de tabernakel geïnteresseerd te zijn?
◻ Wat leren wij uit activiteiten die in het voorhof van de tabernakel werden verricht?
◻ Waarom liet God toe dat zijn tempel verwoest werd?
[Illustraties op blz. 10, 11]
DE DOOR HERODES HERBOUWDE TEMPEL
1. Allerheiligste
2. Heilige
3. Brandofferaltaar
4. Gegoten zee
5. Voorhof der priesters
6. Voorhof van Israël
7. Voorhof der vrouwen