HERODIAS
(Hero̱dias).
De vrouw van Herodes Antipas; zij was degene die in 32 G.T. via haar dochter Salome om het hoofd van Johannes de Doper vroeg en het ook kreeg (Mr 6:22-28). Haar vader Aristobulus, een zoon van Herodes de Grote en diens tweede vrouw Mariamne I, was een volle neef van haar moeder. Haar broer was Herodes Agrippa I, door wie de apostel Jakobus, de broer van Johannes, om het leven werd gebracht. — Han 12:1, 2.
Herodias trouwde eerst met haar oom, de halfbroer van haar vader, een andere zoon van Herodes de Grote (bij diens derde vrouw, Mariamne II); deze zoon wordt gewoonlijk Herodes Filippus genoemd, om hem te onderscheiden van Filippus, de districtsregeerder van Iturea en Trachonitis (Lu 3:1). Deze oom en echtgenoot van Herodias, Herodes Filippus, was de vader van Salome, die blijkbaar haar enige kind was. Herodias liet zich echter van hem scheiden en trouwde met zijn halfbroer Herodes Antipas, die eveneens een zoon van haar grootvader Herodes de Grote was, en wel bij diens vierde vrouw, Malthace. Ook Herodes Antipas, die destijds districtsregeerder (lett.: „de tetrarch”) was en die door Jezus Christus „die vos” werd genoemd (Lu 13:31, 32), liet zich van zijn eerste vrouw, een dochter van de Nabateïsche koning Aretas van Arabië, scheiden om met Herodias te trouwen.
Johannes de Doper had derhalve alle reden om zijn afkeuring uit te spreken over dit huwelijk tussen Herodias en Herodes Antipas, daar het volgens de joodse wet zowel ongeoorloofd als immoreel was. Hiervoor werd hij in de gevangenis geworpen en later onthoofd. Door zijn onbevreesde en gerechtvaardigde veroordeling van dit huwelijk wekte hij de bittere haat van Herodias op, zodat zij de profeet bij de eerste de beste gelegenheid ter dood liet brengen. — Mt 14:1-11; Mr 6:16-28; Lu 3:19, 20; 9:9.
Herodias’ broer Herodes Agrippa I keerde in 38 G.T. uit Rome terug als koning — tot grote ergernis van Herodias, wier echtgenoot, hoewel hij een koningszoon was, slechts districtsregeerder bleef. Daarom oefende zij net zolang druk op haar man uit totdat ook hij naar Rome ging, in de hoop eveneens tot koning gekroond te worden en een koninkrijk te ontvangen. Volgens het verslag van Flavius Josephus zond Herodias’ broer Agrippa in het geheim brieven naar keizer Caligula waarin hij Antipas ervan beschuldigde dat hij met de Parthen heulde. Dientengevolge werd Antipas naar Gallië verbannen; Herodias vergezelde hem. — De joodse oudheden, XVIII, vii, 1, 2; De joodse oorlog, II, ix, 6.