Spreekt de bijbel zichzelf tegen?
DE AUTEUR Henry Van Dyke schreef eens: „Ontstaan in het Oosten en uitgedrukt in oosterse vorm en beeldspraak, bewandelt de bijbel met vertrouwde voeten de wegen van de gehele wereld en betreedt land na land om overal respect te ontmoeten. De bijbel heeft geleerd in honderden talen tot het hart van de mens te spreken. Kinderen luisteren met bewondering en verrukking naar zijn verhalen, en wijze mannen denken diep na over de levenslessen die erin opgesloten liggen. De goddelozen en de trotsen beven voor zijn waarschuwingen, maar voor de gewonden en berouwvollen spreekt hij met de stem van een moeder. . . . Geen mens die deze schat bezit, is arm of eenzaam.”
De bijbel heeft inderdaad ’geleerd in honderden talen te spreken’. Op z’n minst een van zijn 66 boeken is in zo’n 1970 talen vertaald. Miljoenen mensen beschouwen de bijbel als een geschenk van God en lezen er met genoegen in, terwijl zij er tevens profijt van trekken. Anderen daarentegen zeggen dat de bijbel tegenstrijdigheden bevat en daarom onbetrouwbaar is. Wat onthult een zorgvuldig onderzoek?
Zoals de afbeelding op onze omslag laat zien, gebruikte God getrouwe mannen om de bijbel te schrijven. Ja, een zorgvuldige analyse van de bijbel onthult dat dit boek over een periode van zestien eeuwen door zo’n veertig mannen is geschreven. Waren zij beroepsschrijvers? Nee. Tot hen behoorden personen die herder, visser, belastinginner, arts of tentenmaker van beroep waren. Ook bevonden zich priesters, profeten en koningen onder hen. Hun geschriften maken dikwijls melding van mensen en gewoonten die ons in de twintigste eeuw onbekend zijn. Ja, de bijbelschrijvers zelf begrepen niet altijd de betekenis van wat zij schreven (Daniël 12:8-10). Het moet ons dus niet verbazen als wij bij het lezen van de bijbel op bepaalde moeilijkheden stuiten.
Kunnen zulke moeilijkheden worden opgelost? Spreekt de bijbel zichzelf tegen? Laten wij om dit te weten te komen, eens enkele voorbeelden beschouwen.
Zijn het werkelijke moeilijkheden?
▪ Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan? (Genesis 4:17)
Men zou kunnen denken dat na de moord op Abel alleen zijn schuldige broer Kaïn en hun ouders, Adam en Eva, op aarde waren overgebleven. Adam en Eva hadden echter een groot gezin. Volgens Genesis 5:3, 4 had Adam een zoon genaamd Seth. Het verslag voegt eraan toe: „De dagen van Adam nadat hij de vader van Seth was geworden, werden achthonderd jaar. Intussen werd hij de vader van zonen en dochters.” Kaïn trouwde dus met zijn zuster of misschien met een van zijn nichten. Aangezien de mensheid zich destijds nog zo dicht bij de menselijke volmaaktheid bevond, vormde een dergelijk huwelijk kennelijk niet het gevaar voor de gezondheid waaraan de nakomelingen van zo’n verbintenis thans wellicht blootgesteld zijn.
▪ Wie verkocht Jozef naar Egypte?
Volgens Genesis 37:27 besloten Jozefs broers hem aan enkele Ismaëlieten te verkopen. Maar in het volgende vers staat: „Nu kwamen er mannen, Midianitische kooplieden, voorbij. Derhalve trokken en hieven zij [Jozefs broers] Jozef op uit de waterput en verkochten Jozef toen voor twintig zilverstukken aan de Ismaëlieten. Ten slotte brachten dezen Jozef naar Egypte.” Werd Jozef nu aan Ismaëlieten of aan Midianieten verkocht? Welnu, de Midianieten kunnen ook Ismaëlieten zijn genoemd, aan wie zij via hun voorvader Abraham verwant waren. Of Midianitische kooplieden kunnen met een Ismaëlitische karavaan zijn meegereisd. In ieder geval werd Jozef verkocht door zijn broers, zodat hij later tot hen kon zeggen: „Ik ben Jozef, uw broer, die gij naar Egypte hebt verkocht.” — Genesis 45:4.
▪ Hoeveel Israëlieten stierven er omdat zij immorele betrekkingen met Moabitische vrouwen hadden gehad en aan de aanbidding van de Baäl van Peor hadden meegedaan?
In Numeri 25:9 staat: „Het aantal van hen die ten gevolge van de gesel [van God wegens hun goddeloze gedrag] gestorven waren, bedroeg vierentwintigduizend.” De apostel Paulus zei echter: „Laten wij ook geen hoererij beoefenen, zoals sommigen van hen [Israëlieten in de wildernis] hoererij hebben bedreven, met als enig resultaat dat zij vielen, drieëntwintigduizend van hen op één dag” (1 Korinthiërs 10:8). Misschien lag het aantal verslagenen tussen de 23.000 en 24.000, zodat beide getallen als afronding kunnen dienen. Maar het boek Numeri geeft speciaal te kennen dat „alle hoofden van het volk” die bij deze zonde betrokken waren, door rechters werden gedood (Numeri 25:4, 5). Er kunnen 1000 van deze schuldige „hoofden” zijn geweest, zodat wanneer dit aantal wordt opgeteld bij de 23.000 die door Paulus worden genoemd, het totale aantal op 24.000 komt. Hoewel er blijkbaar 23.000 rechtstreekse slachtoffers van de van God afkomstige gesel waren, ervoeren alle 24.000 Jehovah’s gesel doordat zij allen op grond van zijn ongunstige vonnis stierven. — Deuteronomium 4:3.
▪ Was, aangezien Agag een tijdgenoot van de Israëlitische koning Saul was, Bileams veel vroegere vermelding van een Amalekitische heerser met die naam een tegenstrijdigheid?
Omstreeks 1473 v.G.T. voorzei Bileam dat een koning van Israël „hoger dan Agag” zou zijn (Numeri 24:7). Nadien werd er tot aan de regering van koning Saul (1117–1078 v.G.T.) geen melding meer gemaakt van Agag (1 Samuël 15:8). Dit was echter geen tegenstrijdigheid, want „Agag” kan een koninklijke titel zijn geweest, vergelijkbaar met die van Farao in Egypte. Het is ook mogelijk dat Agag een eigennaam was die door Amalekitische heersers herhaaldelijk werd gebruikt.
▪ Wie bracht David ertoe de Israëlieten te tellen?
In 2 Samuël 24:1 staat: „Opnieuw ontbrandde de toorn van Jehovah tegen Israël, toen iemand David tegen hen opzette [of: „toen David . . . werd opgezet”, NW, Studiebijbel, voetn.] door te zeggen: ’Ga, houd een telling onder Israël en Juda.’” Maar het was niet Jehovah die koning David ertoe bewoog te zondigen, want in 1 Kronieken 21:1 staat: „Toen stond Satan [of: „een tegenstrever”, voetn.] op tegen Israël en zette David ertoe aan Israël te tellen.” God was misnoegd over de Israëlieten en stond daarom Satan de Duivel toe deze zonde over hen te brengen. Om die reden luidt 2 Samuël 24:1 alsof God het zelf deed. Het is interessant dat de vertaling van Joseph B. Rotherham als volgt luidt: „De toorn van Jahweh ontstak tegen Israël, zodat hij toeliet dat David tegen hen werd opgezet met de woorden: Ga Israël en Juda tellen.”
▪ Hoe kunnen de verschillende getallen die in verband met Davids telling van Israëlieten en Judeeërs worden vermeld, met elkaar in overeenstemming worden gebracht?
In 2 Samuël 24:9 wordt over 800.000 Israëlieten en 500.000 Judeeërs gesproken, terwijl in 1 Kronieken 21:5 melding wordt gemaakt van 1.100.000 strijdbare mannen van Israël en 470.000 van Juda. Er stonden geregeld 288.000 soldaten ingeschreven in de koninklijke dienst, verdeeld in twaalf groepen van 24.000 man, waarbij elke groep één maand in het jaar dienst deed. Dan waren er nog 12.000 man in dienst bij de twaalf vorsten van de stammen, hetgeen het totaal op 300.000 brengt. Blijkbaar zijn bij de 1.100.000 uit 1 Kronieken 21:5 deze 300.000 reeds ingeschrevenen inbegrepen, terwijl dit in 2 Samuël 24:9 niet het geval is (Numeri 1:16; Deuteronomium 1:15; 1 Kronieken 27:1-22). Wat Juda betreft, in 2 Samuël 24:9 worden blijkbaar de 30.000 man meegerekend die in een verkenningsleger aan de Filistijnse grens geposteerd waren maar die niet bij het getal in 1 Kronieken 21:5 inbegrepen waren (2 Samuël 6:1). Wanneer wij bedenken dat 2 Samuël en 1 Kronieken geschreven werden door twee mannen die vanuit een verschillend gezichtspunt en met een verschillend oogmerk schreven, kunnen wij de getallen gemakkelijk met elkaar in overeenstemming brengen.
▪ Wie was de vader van Sealthiël?
Bepaalde teksten geven te kennen dat Jechonja (koning Jojachin) de vleselijke vader van Sealthiël was (1 Kronieken 3:16-18; Mattheüs 1:12). Maar de evangelieschrijver Lukas noemde Sealthiël de „zoon van Neri” (Lukas 3:27). Neri gaf zijn dochter klaarblijkelijk aan Sealthiël tot vrouw. Daar de Hebreeën een schoonzoon gewoonlijk aanduidden als een zoon — vooral in geslachtsregisters — kon Lukas Sealthiël terecht de zoon van Neri noemen. Op overeenkomstige wijze noemde Lukas Jozef de zoon van Eli, terwijl Eli feitelijk de vader van Jozefs vrouw, Maria, was. — Lukas 3:23.
Teksten in verband met Jezus met elkaar in overeenstemming brengen
▪ Uit hoeveel personen heeft Jezus Christus de demonen verdreven die bezit namen van een grote kudde zwijnen?
De evangelieschrijver Mattheüs maakt melding van twee mannen, maar Markus en Lukas spreken over slechts één man (Mattheüs 8:28; Markus 5:2; Lukas 8:27). Schijnbaar vestigden Markus en Lukas de aandacht op slechts één door demonen bezeten man omdat Jezus tot hem sprak en zijn geval het sprekendst was. Wellicht was die man gewelddadiger of had hij langer onder de invloed van de demonen gestaan. Naderhand wilde misschien slechts die ene man Jezus vergezellen (Markus 5:18-20). In een enigszins overeenkomstige situatie sprak Mattheüs over twee blinden die door Jezus werden genezen, terwijl Markus en Lukas er slechts één noemden (Mattheüs 20:29-34; Markus 10:46; Lukas 18:35). Dit was niet tegenstrijdig, want er was op z’n minst één zo’n man.
▪ Welke kleur had het kleed dat Jezus op de dag van zijn dood droeg?
Volgens Markus (15:17) en Johannes (19:2) hingen de soldaten Jezus een purperen kleed om. Maar Mattheüs (27:28) noemde het „een scharlaken mantel”, met de nadruk op het rood van de kleur. Aangezien purper elke kleur omvat waarin zowel rood als blauw voorkomt, zijn Markus en Johannes het erover eens dat de mantel een rode tint had. Het is mogelijk dat er door de lichtweerkaatsing en de achtergrond verschillende kleurnuances aan het kleed werden gegeven, en de evangelieschrijvers noemden de kleur die voor hen of voor degenen van wie zij hun inlichtingen hadden gekregen, de overheersende kleur was. De kleine variatie laat de individualiteit van de schrijvers uitkomen en bewijst dat er geen geheime verstandhouding onder hen bestond.
▪ Wie droeg Jezus’ martelpaal?
Johannes (19:17) zei: „Zelf de martelpaal dragend, ging [Jezus] naar buiten naar de zogenaamde Schedelplaats, die in het Hebreeuws Golgotha wordt genoemd.” Mattheüs (27:32), Markus (15:21) en Lukas (23:26) zeggen echter dat ’toen zij naar buiten gingen, Simon van Cyrene ertoe werd geprest de martelpaal te dragen’. Jezus droeg zijn martelpaal, zoals Johannes verklaarde. Maar in zijn beknopte verslag voegde Johannes er niet het punt aan toe dat Simon er later toe werd geprest de paal te dragen. De evangelieverslagen stemmen in dit opzicht dus met elkaar overeen.
▪ Hoe stierf Judas Iskariot?
Mattheüs 27:5 vermeldt dat Judas zich ophing, terwijl in Handelingen 1:18 staat: „Met het hoofd voorovergestort, is hij met veel geluid midden opengebarsten, en al zijn ingewanden werden uitgestort.” Terwijl Mattheüs het schijnt te hebben over de wijze waarop Judas een poging tot zelfmoord deed, beschrijft Handelingen het resultaat. Judas schijnt een touw aan een boomtak te hebben vastgebonden, zich een strop om de hals te hebben gedaan en gepoogd te hebben zich op te hangen door van een steile rotswand te springen. Blijkbaar is óf het touw óf de boomtak afgebroken zodat hij naar beneden stortte en op de rotsen beneden is opengebarsten. Gezien het landschap rondom Jeruzalem is een dergelijke conclusie redelijk.
Hoe zult u dingen bezien?
Als wij schijnbare tegenstrijdigheden in de bijbel tegenkomen, is het goed te beseffen dat mensen dikwijls dingen zeggen die ogenschijnlijk tegenstrijdig zijn maar gemakkelijk verklaard of begrepen kunnen worden. Een zakenman kan bijvoorbeeld met iemand corresponderen door een brief aan zijn secretaresse te dicteren. Als hem ernaar wordt gevraagd, zal hij zeggen dat hij de brief heeft gestuurd. Maar aangezien zijn secretaresse de brief getypt en verzonden heeft, zou zij kunnen zeggen dat zij het heeft gedaan. Evenzo was het niet tegenstrijdig dat Mattheüs (8:5) zei dat er een legeroverste naar Jezus toe kwam teneinde hem om een gunst te vragen, terwijl Lukas (7:2, 3) zei dat de man vertegenwoordigers zond.
De voorgaande voorbeelden laten zien dat moeilijke passages in het bijbelse verslag opgelost kunnen worden. Er is dus goede reden om een positieve houding ten aanzien van de Schrift te hebben. Een dergelijke geest werd aanbevolen in de volgende woorden die in een in 1876 gepubliceerde gezinsbijbel staan:
„De juiste geest waarin men aan die moeilijkheden het hoofd moet bieden, is ze voor zover dit praktisch mogelijk is te elimineren en zich te houden en te onderwerpen aan de waarheid, ook al kan niet elk duister punt opgehelderd worden. Wij dienen het voorbeeld van de apostelen na te volgen, die toen sommige discipelen aanstoot namen aan wat zij een ’harde rede’ noemden, zodat zij Christus in de steek lieten, elk bezwaar uit de weg ruimden door te zeggen: ’Heer, naar wie moeten wij gaan? Gij hebt de woorden van eeuwig leven, en wij zijn ervan overtuigd dat Gij de Christus zijt, de Zoon van de levende God.’ . . . Wanneer wij een waarheid zien die in tegenspraak lijkt met een andere waarheid, laten wij dan proberen ze met elkaar in overeenstemming te brengen en aldus tonen dat ze in overeenstemming zijn met het geheel.” — Johannes 6:60-69.
Zult u dit standpunt innemen? Na slechts enkele voorbeelden te hebben onderzocht waaruit de harmonie van de Schrift blijkt, hopen wij dat u instemt met de psalmist die tot God zei: „De gehele inhoud van uw woord is waarheid” (Psalm 119:160). Jehovah’s Getuigen bezien de hele bijbel zo en zullen graag uiteenzetten waarom zij in de bijbel geloven. Waarom zou u dit ongeëvenaarde boek niet met hen bespreken? De hartverwarmende boodschap die het bevat, zal u beslist met ware hoop en waar geluk vervullen.
[Illustratie op blz. 7]
Hebt u Jehovah’s Getuigen gevraagd waarom zij in de bijbel geloven?