Jezus’ geboorte — Het werkelijke verhaal
DENK eens aan een alom bekende gebeurtenis uit de geschiedenis van uw land. Ze is goed gedocumenteerd en door meer dan één historicus opgetekend. Stel nu dat iemand u zou vertellen dat deze gebeurtenis zich nooit heeft voorgedaan, dat het allemaal een mythe is. Of, om de zaak dichter bij huis te brengen, stel dat iemand zou beweren dat veel van wat uw familie u over de geboorte en eerste levensjaren van uw eigen grootvader heeft verteld, onjuist is. In beide gevallen zou alleen al de suggestie u ergeren. U zou zulke beweringen beslist niet klakkeloos aanvaarden!
Toch verwerpen critici in deze tijd veelal de door Mattheüs en Lukas opgetekende evangelieverslagen over Jezus’ geboorte. Zij zeggen dat deze verslagen elkaar hopeloos tegenspreken en niet met elkaar te rijmen vallen en dat ze beide pure leugens en historische blunders bevatten. Zou dat waar kunnen zijn? Laten wij, in plaats van zulke beschuldigingen voor waar aan te nemen, zelf de evangelieverslagen eens onderzoeken. En laten wij daarbij nagaan wat wij er in deze tijd uit kunnen leren.
Waarom ze werden geschreven
Om te beginnen is het nuttig het doel van deze bijbelse verslagen in gedachte te houden. Het zijn geen biografieën; het zijn evangelieverslagen. Het onderscheid is belangrijk. In een biografie kan de auteur honderden bladzijden vullen in een poging aan te tonen hoe zijn object zich ontwikkelde tot de figuur die zo welbekend is. Zo worden in sommige biografieën tientallen bladzijden besteed aan een gedetailleerd verslag over de ouders, de geboorte en de kinderjaren van hun object. Met de evangelieverslagen is het anders gesteld. Van de vier evangelieverslagen zijn het verslag van Mattheüs en dat van Lukas de enige twee die over Jezus’ geboorte en kinderjaren spreken. Ze hebben echter niet ten doel aan te tonen hoe Jezus zich tot de man ontwikkelde die hij geworden is. Houd in gedachte dat Jezus’ volgelingen erkenden dat hij als een geestelijk schepsel had bestaan voordat hij zelfs maar naar de aarde kwam (Johannes 8:23, 58). Mattheüs en Lukas gingen dus niet terug tot Jezus’ kinderjaren om uit te leggen tot wat voor man hij zich ontwikkelde. Zij verhaalden veeleer voorvallen die het doel van hun evangelieverslagen dienden.
En met welk doel schreven zij deze verslagen? Het woord „evangelie” betekent „goed nieuws”. Beide mannen brachten dezelfde boodschap — dat Jezus de beloofde Messias, of Christus, is, dat hij voor de zonden van de mensheid was gestorven en dat hij een hemelse opstanding had ontvangen. Maar de twee schrijvers hadden een duidelijk verschillende achtergrond en schreven voor een verschillend publiek. Mattheüs, een belastinginner, tekende zijn verslag op voor een voornamelijk joods publiek. Lukas, een arts, schreef aan de „hoogedele Theofilus” — die waarschijnlijk een hoge positie bekleedde — en bij uitbreiding aan een groter publiek bestaande uit joden en heidenen (Lukas 1:1-3). Elke schrijver koos voorvallen uit die voor zijn specifieke publiek het meest relevant waren en hen hoogstwaarschijnlijk zouden overtuigen. Zo beklemtoont Mattheüs in zijn verslag de in de Hebreeuwse Geschriften opgetekende profetieën die in verband met Jezus werden vervuld. Lukas volgt daarentegen de meer klassieke historische benadering die vermoedelijk zijn niet-joodse publiek zou aanspreken.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat hun verslagen van elkaar verschillen. Maar de twee spreken elkaar niet tegen, zoals critici beweren. Ze completeren elkaar en sluiten mooi op elkaar aan, zodat er een vollediger beeld ontstaat.
Jezus’ geboorte in Bethlehem
Mattheüs en Lukas berichten beiden een opzienbarend wonder in verband met Jezus’ geboorte — dat hij uit een maagd werd geboren. Mattheüs toont aan dat dit wonder een vervulling vormde van een profetie die eeuwen voordien door Jesaja was geuit (Jesaja 7:14; Mattheüs 1:22, 23). Lukas legt uit dat Jezus in Bethlehem werd geboren omdat Jozef en Maria wegens een door caesar gelaste registratie gedwongen waren daarheen te reizen. (Zie het kader op bladzijde 7.) Dat Jezus in Bethlehem werd geboren, was veelbetekenend. Eeuwen voordien had de profeet Micha voorzegd dat de Messias uit dit schijnbaar onbelangrijke stadje nabij Jeruzalem zou voortkomen. — Micha 5:2.
De nacht waarin Jezus werd geboren, is welbekend geworden als basis van kerstvoorstellingen. Het werkelijke verhaal verschilt echter sterk van wat zo vaak wordt afgebeeld. De geschiedschrijver Lukas, die ons inlicht over de volkstelling als gevolg waarvan Jozef en Maria in Bethlehem terechtkwamen, vertelt ons ook dat de herders deze belangrijke nacht met hun kudden in de openlucht doorbrachten. Deze twee omstandigheden hebben veel bijbelonderzoekers ertoe gebracht te concluderen dat Jezus niet in december geboren kan zijn. Zij wijzen op de onwaarschijnlijkheid dat caesar de lichtgeraakte joden zou dwingen om in het koude en regenachtige seizoen naar hun geboortestad te reizen, omdat dit een opstandig volk nog kwaadwilliger zou kunnen maken. Het is al even onwaarschijnlijk, zo merken geleerden op, dat herders zich in zulk guur weer met hun kudden buiten zouden ophouden. — Lukas 2:8-14.
Merk op dat Jehovah de geboorte van zijn Zoon niet aan de ontwikkelde en invloedrijke religieuze leiders van die tijd verkoos bekend te maken maar aan ongepolijste, stoere werkers die buitenshuis verbleven. De schriftgeleerden en Farizeeën hadden waarschijnlijk weinig contact met herders, die door hun ongeregelde werkschema niet in staat waren bepaalde details van de mondelinge wet te onderhouden. Maar God begunstigde deze nederige, getrouwe mannen met een grote eer — een delegatie engelen lichtte hen erover in dat de Messias, op wie Gods volk duizenden jaren had gewacht, zojuist in Bethlehem was geboren. Deze mannen, en niet de „drie koningen” die zo vaak in kerstvoorstellingen worden afgebeeld, bezochten Maria en Jozef en zagen de onschuldige baby in een kribbe liggen. — Lukas 2:15-20.
Jehovah begunstigt nederige waarheidszoekers
God begunstigt nederige mensen die hem liefhebben en er oprecht in geïnteresseerd zijn de vervulling van zijn voornemens te zien. Dit is een terugkerend thema in de gebeurtenissen rondom de geboorte van Jezus. Als Jozef en Maria het kind ongeveer een maand na zijn geboorte in gehoorzaamheid aan de Mozaïsche wet in de tempel aanbieden, offeren zij daar „een paar tortelduiven of twee jonge duiven” (Lukas 2:22-24). De Wet schreef feitelijk een ram voor, maar in het geval van armoede bood ze deze minder kostbare mogelijkheid (Leviticus 12:1-8). Sta hier eens bij stil. Jehovah God, de Soeverein van het universum, koos niet een rijke maar een arme familie uit als het gezin waarin zijn geliefde, eniggeboren Zoon grootgebracht zou worden. Als u een ouder bent, dient dit u er krachtig aan te herinneren dat het beste geschenk dat u uw kinderen kunt geven — veel beter dan materiële rijkdom of een prestigieuze opleiding — een huiselijke omgeving is waarin geestelijke waarden de eerste plaats innemen.
In de tempel worden nog twee getrouwe, nederige aanbidders door Jehovah begunstigd. De ene is Anna, een 84-jarige weduwe die „nimmer ontbrak in de tempel” (Lukas 2:36, 37). De andere is een getrouwe bejaarde man, Simeon geheten. Beiden zijn enthousiast over het voorrecht dat God hun heeft verleend om vóór hun dood degene te mogen zien die de beloofde Messias zou worden. Simeon uit een profetie ten aanzien van het kind. Het is een hoopvolle profetie die niettemin vermengd is met enige droefheid. Hij voorzegt dat deze jonge moeder, Maria, op zekere dag de stekende pijn van smart zal voelen over het verlies van haar geliefde zoon. — Lukas 2:25-35.
Een kind in gevaar
Simeons profetie vormt een sombere herinnering aan het feit dat dit onschuldige kind een voorwerp van haat zal worden. Ondanks de zeer jeugdige leeftijd van het kind, is deze haat al aan het werk. Mattheüs’ verslag gaat hier gedetailleerd op in. Er zijn een aantal maanden verstreken, en Jozef, Maria en Jezus wonen nu in een huis in Bethlehem. Zij krijgen onverwachts bezoek van een aantal vreemdelingen. In tegenstelling tot wat in talloze kerstvoorstellingen wordt uitgebeeld, vermeldt Mattheüs niet precies hoeveel mannen er kwamen en ook noemt hij hen geen „wijzen”, laat staan „drie koningen”. Hij gebruikt het Griekse woord maʹgoi, dat „astrologen” betekent. Dit alleen al dient de lezer er attent op te maken dat hier iets verdachts aan de hand is, want astrologie is een kunst die in Gods Woord wordt veroordeeld en door getrouwe joden angstvallig werd gemeden. — Deuteronomium 18:10-12; Jesaja 47:13, 14.
Deze astrologen hebben een ster uit het oosten gevolgd en zij hebben geschenken bij zich voor „degene die als koning der joden geboren is” (Mattheüs 2:2). Maar de ster leidt hen niet naar Bethlehem. Ze voert hen naar Jeruzalem en naar Herodes de Grote. Niemand ter wereld bezit zulke mogelijkheden en motieven om de jeugdige Jezus schade toe te brengen als hij. Deze eerzuchtige, moordzuchtige man had verscheidene van zijn eigen onmiddellijke familieleden die hij als een bedreiging bezag, ter dood gebracht.a Verontrust door het bericht over de geboorte van een toekomstige „koning der joden”, stuurt hij de astrologen er op uit om het bewuste kind te vinden. Wanneer zij vertrekken, gebeurt er iets vreemds. De „ster” die hen naar Jeruzalem liet reizen, schijnt te bewegen! — Mattheüs 2:1-9.
Of dit nu een werkelijk licht in de lucht was of alleen maar een visioen, weten wij niet. Maar wij weten wel dat deze „ster” niet van God was. Met een sinistere precisie leidt ze de heidense aanbidders rechtstreeks naar Jezus — een kwetsbaar en hulpeloos kind, dat slechts door een arme timmerman en zijn vrouw wordt beschermd. De astrologen, die zonder dit zelf te weten door Herodes werden gemanipuleerd, zouden de wraakzuchtige monarch waarschijnlijk uitsluitsel hebben gegeven, hetgeen tot de dood van het kind zou hebben geleid. Maar God komt door een droom tussenbeide en stuurt hen via een andere route naar huis terug. De „ster” moet dus een instrument van Gods vijand Satan zijn geweest, die al het mogelijke zou doen om de Messias schade toe te brengen. Wat ironisch dat de „ster” en de astrologen in kerstvoorstellingen als door God gezonden worden afgeschilderd! — Mattheüs 2:9-12.
Maar Satan geeft het nog niet op. Zijn marionet in deze aangelegenheid, koning Herodes, vaardigt het bevel uit dat alle kinderen in Bethlehem van twee jaar en jonger gedood moeten worden. Satan kan echter geen oorlog tegen Jehovah winnen. Mattheüs merkt op dat God lang geleden zelfs deze boosaardige afslachting van onschuldige kinderen had voorzien. Jehovah was Satan weer een slag voor doordat hij Jozef via een engel waarschuwde naar Egypte te vluchten om zich in veiligheid te stellen. Mattheüs bericht dat Jozef enige tijd later weer met zijn gezin verhuisde en zich uiteindelijk in Nazareth vestigde, waar Jezus met zijn jongere broertjes en zusjes opgroeide. — Mattheüs 2:13-23; 13:55, 56.
De geboorte van Christus — Wat ze voor u betekent
Bent u enigszins verrast over deze samenvatting van de gebeurtenissen rondom Jezus’ geboorte en vroege kinderjaren? Velen zijn dit inderdaad. Zij zijn verbaasd te bemerken dat de verslagen in werkelijkheid harmonieus en nauwkeurig zijn, ondanks de boute uitspraken als zou het tegendeel waar zijn. Zij zijn verbaasd te vernemen dat sommige gebeurtenissen honderden jaren van tevoren waren voorzegd. En zij zijn verbaasd dat sommige belangrijke elementen in de Evangeliën aanmerkelijk verschillen van de afbeeldingen in de traditionele kerstverhalen en -voorstellingen.
Het verbazingwekkendst van alles is misschien echter wel dat bij vele aspecten van de traditionele kerstvieringen wordt voorbijgegaan aan de belangrijkste feiten uit de evangelieverslagen. Er wordt bijvoorbeeld vrijwel geen aandacht geschonken aan Jezus’ Vader — niet Jozef, maar Jehovah God. Stelt u zich zijn gevoelens eens voor toen hij aan Jozef en Maria de taak toevertrouwde zijn geliefde Zoon groot te brengen en voor hem te zorgen. Stelt u zich voor hoe intens pijnlijk het voor de hemelse Vader geweest moet zijn om zijn Zoon te laten opgroeien in een wereld waarin een met haat vervulde koning zijn gewelddadige dood zou beramen toen hij zelfs nog maar een kind was! De diepe liefde die Jehovah voor de mensheid koesterde, heeft hem ertoe gebracht dit offer te brengen. — Johannes 3:16.
Aan de werkelijke Jezus wordt in kerstvieringen vaak geen aandacht besteed. Er is zelfs geen enkel bericht voorhanden dat hij de discipelen ooit zijn geboortedatum heeft verteld; ook is er geen enkele aanwijzing dat zijn volgelingen zijn verjaardag vierden.
Jezus gebood zijn volgelingen niet zijn geboorte te gedenken, maar zijn dood — en de historisch belangrijke betekenis ervan (Lukas 22:19, 20). Nee, Jezus wilde niet herdacht worden als een hulpeloze baby in een kribbe, want dat is hij nu beslist niet meer. Meer dan zestig jaar na zijn terechtstelling openbaarde Jezus zich in een visioen aan de apostel Johannes als een machtig Koning die ten strijde trekt (Openbaring 19:11-16). In die hoedanigheid, als Heerser van Gods hemelse koninkrijk, moeten wij Jezus thans leren kennen, want hij is een Koning die de wereld zal veranderen.
[Voetnoot]
a Caesar Augustus merkte zelfs op dat het veiliger was Herodes’ varken te zijn, dan Herodes’ zoon.
[Kader/Illustraties op blz. 7]
Had Lukas het bij het verkeerde eind?
HOE kan Jezus, die in Nazareth opgroeide en gewoonlijk als de Nazarener bekendstond, in Bethlehem, ongeveer 150 kilometer verder, geboren zijn? Lukas legt uit: „In die dagen nu [vóór Jezus’ geboorte] ging er een verordening uit van Caesar Augustus, dat de gehele bewoonde aarde zich moest laten inschrijven (deze eerste inschrijving vond plaats toen Quirinius stadhouder van Syrië was); en alle mensen gingen op reis om zich te laten inschrijven, een ieder naar zijn eigen stad.” — Lukas 1:1; 2:1-3.
Critici opperen zware bedenkingen tegen deze passage, die zij algemeen als een blunder of, nog erger, een verdichtsel beschouwen. Zij beweren met stelligheid dat deze inschrijving en het stadhouderschap van Quirinius in 6 of 7 G.T. vielen. Als zij gelijk hebben, zou dit ernstige twijfels wekken ten aanzien van Lukas’ verslag, want er zijn goede gronden om aan te nemen dat Jezus in 2 v.G.T. geboren werd. Maar deze critici negeren twee belangrijke feiten. In de eerste plaats erkent Lukas dat er meer dan één inschrijving was — merk op dat hij naar „deze eerste inschrijving” verwijst. Hij was zich terdege bewust van een andere, latere inschrijving (Handelingen 5:37). Deze latere inschrijving is dezelfde als die welke door de geschiedschrijver Josephus is beschreven en in 6 G.T. plaatsvond. In de tweede plaats dwingt het stadhouderschap van Quirinius ons er niet toe Jezus’ geboorte naar die late datum te verschuiven. Waarom niet? Omdat Quirinius die post kennelijk tweemaal heeft bekleed. Veel geleerden erkennen dat zijn eerste termijn omstreeks 2 v.G.T. viel.
Sommige critici zeggen dat Lukas de inschrijving heeft verzonnen om een reden te creëren waarom Jezus in Bethlehem werd geboren, zodat hij de profetie van Micha 5:2 vervulde. Deze theorie maakt Lukas tot een opzettelijke leugenaar, en geen enkele criticus kan zo’n beschuldiging rijmen met de angstvallige nauwgezetheid waarmee de geschiedschrijver Lukas het Evangelie en het boek Handelingen schreef.
Er is nog iets wat geen enkele criticus kan uitleggen: De inschrijving zelf vervulde een profetie! In de zesde eeuw v.G.T. profeteerde Daniël over een heerser die „een afperser door het prachtige koninkrijk [zou laten] trekken”. Had dit betrekking op Augustus en zijn bevel een inschrijving in Israël te houden? Welnu, de profetie voorzegt verder dat de Messias, of „Leider van het verbond”, tijdens de regering van de opvolger van deze heerser „verbroken” zou worden. Jezus werd inderdaad tijdens de regering van Augustus’ opvolger, Tiberius, „verbroken”, terechtgesteld. — Daniël 11:20-22.
[Illustraties]
Caesar Augustus (27 v.G.T.–14 G.T.)
Tiberius Caesar (14–37 G.T.)
[Verantwoording]
Musée de Normandie, Caen, France
Photograph taken by courtesy of the British Museum
[Illustratie op blz. 8]
Jehovah’s engel begunstigde nederige herders met het goede nieuws van Christus’ geboorte