MUS
[Gr.: strouʹthi·on].
Het Griekse woord strouʹthi·on is een verkleinvorm ter aanduiding van elke kleine vogel, maar werd in het bijzonder op de mus toegepast. Een variëteit van de gewone huismus (Passer domesticus biblicus) komt in Israël veelvuldig voor. De mussen, kleine bruin- en grijsgetinte vogels, leven in groepen en maken veel lawaai terwijl ze al tsjilpend en kwetterend van het dak van een huis, van een boom of van een struik naar de grond fladderen en weer terug. Ze voeden zich hoofdzakelijk met zaden, insekten en wormen. De Spaanse mus (Passer hispaniolensis) komt ook heel algemeen voor, vooral in noordelijke en centraal gelegen gebieden van Israël.
De enige rechtstreekse verwijzingen naar mussen in de bijbel vindt men in een uitspraak die Jezus tijdens zijn derde rondreis door Galilea deed en die hij kennelijk ongeveer een jaar daarna, tijdens zijn latere bediening in Judea, herhaalde. Jezus wees erop dat „twee mussen voor een geldstuk van geringe waarde [lett.: een assarion, die minder dan $0,05 waard was] verkocht” werden of dat men vijf stuks kon krijgen „voor twee geldstukken van geringe waarde”. Jezus zei dat ondanks de geringe waarde van deze vogeltjes „niet één [er]van op de grond [zal] vallen zonder medeweten van uw Vader” en dat „niet één daarvan vergeten [wordt] bij God”. Vervolgens moedigde hij zijn discipelen aan om niet bevreesd te zijn en gaf hun de verzekering: „Gij zijt meer waard dan vele mussen.” — Mt 10:29-31; Lu 12:6, 7.
In de oudheid werden, evenals thans, op de markten van het Midden-Oosten mussen verkocht. Om ze te kunnen eten, werden ze geplukt, op houten vleespennen gestoken en geroosterd (net als sjisj kebab). Uit een oude inscriptie die een prijsvoorschrift van keizer Diocletianus (301 G.T.) bevat, blijkt dat van alle vogels die als voedsel werden verkocht, mussen het goedkoopst waren. — Light From the Ancient East, door A. Deissmann, 1965, blz. 273, 274.
Hoewel in enkele vertalingen het woord mus in de Hebreeuwse Geschriften voorkomt, bijvoorbeeld in de Statenvertaling (Ps 84:3 [4]; 102:7 [8]), is de Hebreeuwse term die zo vertaald is (tsip·pōrʹ) kennelijk een soortnaam die betrekking heeft op kleine vogels in het algemeen en niet specifiek op de mus.