HOOFDSTUK 78
Een getrouwe beheerder die klaarstaat
DE GETROUWE BEHEERDER MOET KLAARSTAAN
JEZUS KOMT OM VERDEELDHEID TE BRENGEN
Jezus heeft uitgelegd dat alleen een ‘kleine kudde’ een plaats zal krijgen in het hemelse Koninkrijk (Lukas 12:32). Maar zo’n schitterende beloning is niet iets om nonchalant mee om te gaan. Hij benadrukt dan ook hoe belangrijk het is de juiste instelling te hebben om deel uit te mogen maken van het Koninkrijk.
Daarom spoort Jezus zijn discipelen aan om klaar te staan bij zijn terugkomst. Hij zegt: ‘Zorg dat je klaarstaat en dat je lampen branden. Jullie moeten zijn als slaven die op hun meester staan te wachten tot hij terugkomt van de bruiloft, zodat ze meteen kunnen opendoen als hij komt en aanklopt. Gelukkig zijn de slaven die op de uitkijk staan als de meester komt!’ — Lukas 12:35-37.
De discipelen begrijpen ongetwijfeld welke instelling Jezus hiermee illustreert. De slaven staan klaar, in afwachting van de komst van hun meester. Jezus legt uit: ‘Gelukkig zijn ze als hij [de meester] ziet dat ze klaarstaan wanneer hij komt in de tweede [nachtwake; van ongeveer negen uur ’s avonds tot middernacht] of zelfs in de derde nachtwake [van middernacht tot ongeveer drie uur ’s morgens]’ (Lukas 12:38).
Dit is niet alleen maar bedoeld als raad om ijverige bedienden of werkers te zijn. Dat wordt duidelijk als Jezus, de Mensenzoon, zichzelf in de illustratie plaatst. Hij vertelt zijn discipelen: ‘Ook jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een uur dat jullie het niet verwachten’ (Lukas 12:40). Jezus zal dus komen op een moment ergens in de toekomst. En hij wil dat zijn volgelingen, in het bijzonder degenen die bij de ‘kleine kudde’ horen, klaarstaan.
Petrus wil weten wat Jezus precies bedoelt, en vraagt: ‘Heer, vertel je deze illustratie alleen aan ons of aan iedereen?’ Jezus geeft hem geen rechtstreeks antwoord maar vertelt nog een illustratie, die verband houdt met de eerste: ‘Wie is echt de getrouwe en beleidvolle beheerder, die door de meester over zijn bedienden zal worden aangesteld om hun steeds op het juiste moment het voedsel te geven dat ze nodig hebben? Gelukkig is die slaaf als hij daarmee bezig is wanneer zijn meester komt! Ik zeg jullie de waarheid: hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen’ (Lukas 12:41-44).
In de eerste illustratie verwijst ‘de meester’ uiteraard naar Jezus, de Mensenzoon. ‘De getrouwe beheerder’ in de tweede illustratie verwijst naar mannen die deel uitmaken van de ‘kleine kudde’ aan wie het Koninkrijk gegeven zal worden (Lukas 12:32). Jezus maakt duidelijk dat enkelen van deze ‘kleine kudde’ zijn bedienden op het juiste moment het voedsel zullen geven dat ze nodig hebben. Op dit moment is het Jezus zelf die onderwijs en geestelijk voedsel geeft. Petrus en de andere discipelen kunnen dus de conclusie trekken dat er ook in de toekomst, als de Mensenzoon komt, een regeling zal bestaan die voorziet in geestelijk voedsel voor Jezus’ volgelingen, de ‘bedienden’ van de Meester.
Jezus laat nog op een andere manier zien waarom zijn discipelen alert moeten zijn en moeten letten op hun instelling. Het zou namelijk kunnen gebeuren dat iemand onverschillig wordt, en zich zelfs tegen zijn broeders en zusters keert. Jezus vertelt: ‘Maar stel dat die slaaf bij zichzelf zegt: “Mijn meester komt voorlopig niet”, en hij begint de andere bedienden te slaan, gaat eten en drinken en wordt dronken. Dan komt de meester van die slaaf op een dag waarop hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet weet, en hij zal hem heel zwaar straffen en hem hetzelfde lot laten ondergaan als degenen die ontrouw zijn’ (Lukas 12:45, 46).
Jezus zegt dat hij is gekomen ‘om op aarde een vuur te ontsteken’. En dat heeft hij inderdaad gedaan, door kwesties aan de orde te stellen waardoor verhitte discussies ontstaan en verkeerde leerstellingen en tradities als het ware in rook opgaan. Personen van wie je zou verwachten dat ze een goede band met elkaar hebben, zullen nu verdeeld zijn — ‘vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen schoondochter en schoondochter tegen schoonmoeder’ (Lukas 12:49, 53).
De opmerkingen van Jezus waren bedoeld voor zijn discipelen. Nu richt hij zich tot de menigte. De meeste mensen hebben koppig geweigerd het bewijs te aanvaarden dat hij de Messias is, dus zegt hij: ‘Als je in het westen een wolk ziet opkomen, zeg je meteen: “Er komt een stortbui aan”, en dat gebeurt dan ook. En als je merkt dat de wind uit het zuiden komt, zeg je: “Er komt een hittegolf”, en het gebeurt. Huichelaars, de aanblik van de aarde en de lucht kunnen jullie beoordelen. Hoe komt het dan dat jullie deze bijzondere tijd niet kunnen beoordelen?’ (Lukas 12:54-56) Het is duidelijk dat zij niet klaarstaan.