Hoop op Jehovah
„Hoop op Jehovah en houd zijn weg, en hij zal u verhogen om de aarde in bezit te nemen. Wanneer de goddelozen worden afgesneden, zult gij het zien.” — PSALM 37:34.
1, 2. Hoe ver schijnt de mensheid het gebracht te hebben, en hoe zijn de Verenigde Naties daarbij betrokken?
WAT intellect betreft, heeft de menselijke familie een ontwikkelingsstadium bereikt als nooit tevoren. Als gevolg van haar inspanningen is ze uiteindelijk in het nucleaire tijdperk aangeland. Het lijkt erop dat atoomkracht energie in overvloed kan leveren en zo de weg kan vrijmaken voor grootse prestaties in de hele wereld. Het ironische van het geval is echter dat daarmee tevens de weg gebaand is om de mensheid de grootst mogelijke schade te berokkenen.
2 Wat belet de menselijke familie zichzelf in een nucleaire holocaust te vernietigen? Het zou kunnen lijken alsof dat de Verenigde Naties zijn, die kunnen bogen op zo’n 159 lidstaten met velerlei regeringsvormen. In politiek opzicht zijn deze regeringen het niet met elkaar eens, want elk gelooft dat haar eigen methode van regeren superieur, zo niet de beste, is. De VN vormen dus een lichaam dat tegen zichzelf verdeeld is. Nationale trots en onafhankelijkheidsdrang voeren overal de boventoon. Bovendien heeft een aantal natiën het geloof in God afgezworen en is atheïstisch geworden.
3. Hoe verschilt de wijze waarop de christenheid God beziet, van de wijze waarop God zichzelf beziet?
3 De naam christenheid heeft nog steeds betrekking op natiën die niet als „godloos” willen worden aangemerkt maar belijden te geloven in Jezus Christus, die met „God de Vader” en met een gepersonifieerde „heilige geest” een zogenaamde drieëenheid vormt. Naar wordt beweerd, zijn de leden van de Drieëenheid aan elkaar gelijk. Maar Jezus’ Vader liet de profeet Jesaja de volgende identificerende woorden optekenen: „Ik ben Jehovah. Dat is mijn naam; en aan niemand anders zal ik mijn eigen heerlijkheid geven, noch mijn lof aan gehouwen beelden” (Jesaja 42:8). Deze Jehovah, of Jahweh (Petrus-Canisiusvertaling), heeft voor zichzelf een onvergelijkelijk historisch bericht opgebouwd.
4. Waarvan keren de Verenigde Naties de mensheid af?
4 Het strekt de Verenigde Naties geenszins tot eer dat ze Gods naam niet de verschuldigde eer en erkenning geven. Ze moedigen de mensheid, die er nog nooit zo wanhopig aan toe is geweest als thans, niet aan hun hoop op de drager van die naam te vestigen. Toch wordt hij terecht betiteld als „de God van hoop”, aangezien hij de basis heeft gelegd voor de enige deugdelijke hoop die de mensheid thans kan koesteren (Romeinen 15:13, PC). De hoop die hij geeft, heeft vele mannen en vrouwen gesterkt en geschraagd.
Al vroeg in de geschiedenis — hoop!
5. Wanneer werd de basis voor hoop gelegd?
5 De basis voor het koesteren van die hoop werd al vroeg in de geschiedenis van de menselijke familie gelegd. Ja, ze werd gelegd vlak voordat onze eerste ouders uit de hof van Eden, hun tehuis in het Midden-Oosten, werden verdreven. Het in de Hebreeuwse taal geschreven verslag over die tuin, ofte wel het Paradijs, is geen fabel, geen mythe van volken die zich van de aanbidding van hun Schepper afkeerden. — Genesis 2:7–3:24.
6. Hoe kwam het dat de mensheid hoop nodig had?
6 Meer dan 4000 jaar later werd de christelijke apostel Paulus ertoe geïnspireerd te schrijven: „Door bemiddeling van één mens [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden” (Romeinen 5:12). In een van zijn andere geschriften identificeerde hij de ene mens die daaraan schuldig was: „Evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden” (1 Korinthiërs 15:22). Een geneesheer genaamd Lukas voerde in het derde hoofdstuk van zijn Evangelie de afstamming van Jezus helemaal terug tot Adam, die, voordat hij uit Eden werd verdreven, Jehovah’s boodschap van hoop te horen kreeg. — Lukas 3:23-28.
7. Wat deed God ter aanmoediging, terwijl Adam nog in leven was?
7 Natuurlijk zult u willen weten wat de inhoud van die boodschap is. Neem echter, alvorens die te lezen, nota van het feit dat Jehovah al heel lang iemand is die hoop geeft. In het begin was Adam Gods aardse zoon, en God stond hem toe nageslacht voort te brengen. Als u een rampzalige situatie zag aankomen, zou u uw nakomelingen moed willen inspreken of hoop willen geven. Iets dergelijks heeft God gedaan. Nadat Adam Gods veroordeling over zichzelf had horen uitspreken, hoorde hij woorden van hoop voor zijn nakomelingen.
8. Hoe verschafte Genesis 3:15 een basis voor hoop?
8 Hoe luidden die woorden van deze God die ons met hoop vervult? Tot een „slang”, die een rol gespeeld had bij de zonde van Adam, zei God: „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad [nageslacht]. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Genesis 3:14, 15). Wellicht vraagt u zich af hoe iemand kan zeggen dat deze woorden de basis vormen voor hoop? Allereerst vernemen wij dat de kop van „de slang” vermorzeld zou worden.
9. Wie was „de slang” waarover in Genesis 3:14, 15 wordt gesproken?
9 In Openbaring 12:9 staat geschreven: „Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd.” Ja, „de slang” die in Eden op het toneel verscheen, was niemand anders dan het goddeloze geestelijke schepsel dat als Satan de Duivel bekendstaat. Die symbolische slang kreeg niet alleen engelen in de hemel achter zich, maar ook hier op aarde heeft hij een „zaad”, dat te zijner tijd samen met hem verbrijzeld en tenietgedaan zal worden.
10. Hoe bevestigde Jezus wie er met „de slang” bedoeld werd?
10 Ter bevestiging van het feit dat de Duivel „de slang” was die onze eerste ouders ten val bracht, zei Jezus Christus tegen joodse religieuze leiders in de eerste eeuw: „Gij zijt uit uw vader de Duivel, en gij wenst de begeerten van uw vader te doen. Die was een doodslager toen hij begon, en hij stond niet vast in de waarheid . . . Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij overeenkomstig zijn eigen aard, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen” (Johannes 8:44). Ook noemde Jezus die religieuze tegenstanders „adderengebroed”. — Matthéüs 12:34; 23:33.
Een levend gehouden hoop
11. Welke reden voor hoop werd verder nog in Genesis 3:15 verschaft?
11 De goddelijke belofte dat de kop van de symbolische slang vermorzeld zou worden, stelde de gehele menselijke familie die nog tot bestaan zou komen, in feite een hartverwarmende hoop in het vooruitzicht. Waarom dit zo is, kunnen wij zien als wij andere aspecten van Genesis 3:15 onder de loep nemen. Er wordt gewag gemaakt van het „zaad” van de vrouw. De identiteit van dat „zaad” is lange tijd een omsluierd mysterie gebleven. Maar het was duidelijk dat Jehovah God vijandschap zou stellen tussen dat nog niet geïdentificeerde „zaad” en de symbolische slang met zijn tegen God gekante „zaad”. De belofte, ja, de garantie werd gegeven dat het „zaad” van „de vrouw” de overwinning zou behalen! Zijn overwinning werd de mensheid als hoop in het vooruitzicht gesteld. De leden van de menselijke familie konden dus hopen op de komst van dat „zaad” van „de vrouw”.
12. Wat werd mettertijd verder onthuld omtrent het „zaad” van „de vrouw”?
12 In de loop der eeuwen onthulde God dat dit „zaad” zijn eniggeboren Zoon was, die naar de aarde werd gezonden om de Messías te worden en zijn leven als een loskoopoffer aan te bieden (Genesis 22:17, 18; Galaten 3:16; 1 Johannes 2:2; Openbaring 5:9, 10). Dat is de reden waarom Jehovah’s Getuigen hun hoop niet op de Verenigde Naties gevestigd hebben. Zij hebben hun hoop gevestigd op een levende Jezus Christus, de Voornaamste Woordvoerder van Jehovah God. Wij kunnen het volste vertrouwen hebben dat Christus leeft, want hij werd uit de doden opgewekt om aan Jehovah’s rechterhand in de hemel plaats te nemen. Zoals Paulus zegt: „Indien wij alleen in dit leven [waartoe ook het leven in onze twintigste eeuw behoort] op Christus hebben gehoopt, zijn wij van alle mensen het meest te beklagen. Maar nu is Christus uit de doden opgewekt, de eersteling van hen die ontslapen zijn” (1 Korinthiërs 15:19, 20). Zoals op de bladzijden van dit tijdschrift al zo dikwijls aan de hand van de bijbel is uiteengezet, is Jezus Christus thans als hemelse Koning geïnstalleerd. — Openbaring 11:15.
13, 14. Waarop vestigen Jehovah’s Getuigen hun hoop, en wat doen zij in verband daarmee?
13 Natuurlijk heeft Jezus niet de plaats van Jehovah als de hoop van de mensheid ingenomen. Psalm 37:34 is nog steeds van kracht: „Hoop op Jehovah en houd zijn weg, en hij zal u verhogen om de aarde in bezit te nemen. Wanneer de goddelozen worden afgesneden, zult gij het zien.” Het is nog steeds noodzakelijk op Jehovah te blijven hopen en alle mensen aan te moedigen hun hoop niet langer op instellingen van menselijke makelij te vestigen.
14 In overeenstemming met dit feit zijn Jehovah’s Getuigen in 208 landen actief bezig met de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk. Zij zijn daar niet van af te brengen. De politieke instellingen, bijgestaan en opgehitst door religieuze organisaties, hebben van God niet het recht gekregen te trachten hun een halt toe te roepen. Wij kunnen ermee voortgaan getuigen van Jehovah te zijn en op hem te hopen, zoals David van Bethlehem deed, die schreef:
15. Hoe krachtig was de hoop die koning David in Jehovah stelde?
15 „Jehovah is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken. In grazige weiden doet hij mij neerliggen; aan waterrijke rustplaatsen voert hij mij. Mijn ziel verkwikt hij. Hij leidt mij in de sporen van rechtvaardigheid om zijns naams wil. Al wandel ik ook in het dal van diepe schaduw, ik vrees niets kwaads, want gij zijt met mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij. Gij maakt voor mijn aangezicht een tafel in orde ten aanschouwen van hen die blijk geven van vijandschap jegens mij. Met olie hebt gij mijn hoofd ingewreven; mijn beker is welgevuld. Waarlijk, louter goedheid en liefderijke goedgunstigheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; en ik zal stellig in het huis van Jehovah wonen tot in lengte van dagen.” — Psalm 23.
16. Waarom kan er worden gezegd dat Jezus dezelfde verwachting had als David?
16 Koning David was Jehovah’s geestelijke herder voor de stammen van het oude Israël, en hij bewerkstelligde dat Jeruzalem de hoofdstad van de natie werd, waar zijn zoon Salomo veertig jaar lang heeft geregeerd. Heel terecht werd Jezus Christus de „zoon van David” genoemd (Lukas 1:31; 18:39; 20:41). Als David op Jehovah God hoopte, zou zijn aardse nakomeling Jezus Christus dit eveneens doen. En dat was ook zo.
17. Waardoor wordt bewezen dat Jezus op Jehovah hoopte?
17 Als bewijs dat Davids meest vermaarde aardse nakomeling, Jezus Christus, deed wat in Psalm 37:34 werd aangeraden, zei Jezus toen hij aan de martelpaal de laatste adem uitblies: „Vader, aan uw handen vertrouw ik mijn geest toe” (Lukas 23:46). Daarmee haalde hij de woorden van David uit Psalm 31:5 aan en deed ze in vervulling gaan. Daar zei David namelijk tot God: „Aan uw hand vertrouw ik mijn geest toe.” Jezus werd niet teleurgesteld in zijn hoop, evenmin als koning David. Op de derde dag werd Christus uit de doden opgewekt. Veertig dagen later keerde hij terug naar zijn hemelse Vader. Aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 verhief Jehovah zijn Zoon tot Heerser over de aarde.
Thans een tijd voor hoop
18. Waarom is het thans een gepaste tijd om hoop te hebben?
18 Welke hoop kan de menselijke familie thans koesteren, nu het nieuwe jaar 6014 A.M. (in het jaar der wereld) de menselijke familie weer verder in de toekomst voert? Die vraag is thans zeer actueel, want wij bevinden ons bijna 1900 jaar in wat het nieuwtestamentische tijdperk genoemd zou kunnen worden. Het is lang geleden dat David Psalm 37:34 schreef.
19. Wat deed Jehovah voor Jezus, waardoor ons hoop gegeven werd?
19 Jehovah God, de Almachtige God die Jezus uit de doden heeft opgewekt, heeft hem een veel grootsere rol toebedeeld dan die waar kortzichtige mensen zich ooit een voorstelling van hebben kunnen maken. Door zijn eniggeboren Zoon op te wekken en tot zijn rechterhand in de hemel te verhogen, heeft Jehovah God ons nog meer reden gegeven om met nimmer falende hoop, onze enige en laatste hoop, naar Hem op te zien. Die hoop kan eeuwig leven in geluk voor ons betekenen, precies zoals de geïnspireerde schrijver Paulus zegt: „In deze hoop [worden] wij gered.” — Romeinen 8:24.
20. Waarom kunnen wij zeggen dat Jehovah nog steeds „de God van hoop” is?
20 Vervolgens zegt de apostel: „Maar hoop die gezien wordt, is geen hoop, want als iemand iets ziet, hoopt hij er dan nog op? Indien wij echter hopen op wat wij niet zien, blijven wij er met volharding op wachten” (Romeinen 8:24, 25). En zo leeft die oorspronkelijke hoop nog altijd voort, ja, nadert ze haar glorierijke vervulling voor het mensengeslacht (2 Petrus 3:13; Openbaring 21:4, 5). Juist omdat het een hoop voor de gehele mensheid is, verdient ze het aan iedereen bekendgemaakt te worden. Dit is de gedachte die onze „God van hoop” erover heeft.
21, 22. Welk optreden van de natiën kunnen wij in de nabije toekomst verwachten?
21 Thans is het bij uitstek zijn tijd om die gedachte te volvoeren. Ja, in ons tijdperk, nu sommige natiën die bij de VN zijn aangesloten langs wetenschappelijke weg zelfs de kern van alle materie hebben weten te bedwingen, achten de leiders van deze regeringen het niet noodzakelijk het oplossen van problemen aan een hogere intelligentie over te laten. — Vergelijk Genesis 11:6.
22 Als nooit tevoren is de populaire religie in de verdediging gegaan en staat met haar rug tegen de muur. Haar verdeeldheid zaaiende invloed moet uit de weg geruimd worden. De bijbel laat zien dat de regeringselementen hun superioriteit zullen doen gelden en zich los zullen maken van de parasitaire religies die al zo lang hun best doen om uit het wereldlijke samenstel van dingen te halen wat erin zit. Het wekt dan ook geen verbazing dat het politieke element deze koers zal volgen. Dat de regeringselementen deze aanval op de religie straffeloos kunnen uitvoeren, zal er, van hun standpunt uit bezien, op duiden dat er geen God is die aanbeden en gediend moet worden. De profetie geeft te kennen dat ze zich vervolgens zullen keren tegen de getuigen van God, die er dan nog zullen zijn. Ze zullen verwachten dat een uiterst gemakkelijke overwinning op Jehovah’s Getuigen de finale van hun veldtocht tegen God zal vormen. — Openbaring 17:12-17; Ezechiël 38:10-23.
23, 24. Hoe zal Jehovah reageren wanneer de natiën zijn volk aanvallen?
23 Uiteindelijk zullen ze echter kennis maken met de smadelijke nederlaag die niet uit kan blijven wanneer iemand het waagt de strijd aan te binden met Jehovah der legerscharen, die nog nooit een veldslag verloren heeft. Hierdoor zal onomstotelijk duidelijk worden gemaakt dat ze de belangen hebben gediend van de voornaamste tegenstander van de ene ware God, namelijk „de slang”, Satan, „de god van dit samenstel van dingen”. — 2 Korinthiërs 4:4.
24 Wat een vernedering zal dit voor ze betekenen! Wat ze gehoopt hadden te demonstreren, zal het toppunt van vermetelheid blijken te zijn, waarmee ze de God van de hemel en de aarde zelf tot rechtvaardige verontwaardiging hebben geprikkeld. Tot de nietige mensheid zou hij kunnen zeggen: „’Want ulieder gedachten zijn niet mijn gedachten, noch zijn mijn wegen uw wegen’, is de uitspraak van Jehovah. ’Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen, en mijn gedachten dan uw gedachten. Want net zoals de stromende regen, alsook de sneeuw, van de hemel neerdaalt en naar die plaats niet terugkeert, tenzij hij de aarde werkelijk drenkt en haar doet voortbrengen en uitspruiten, en er werkelijk zaad aan de zaaier en brood aan de eter wordt gegeven, zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept, en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.’” — Jesaja 55:8-11.
25. Waarom hebben wij dus thans goede reden om naar Jehovah op te zien als onze „God van hoop”?
25 Deze Schepper van de mens heeft in het menselijk hart een intense gevoeligheid gelegd, zoals hij die ook zelf bezit. „Want dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Achter de heerlijkheid aan heeft hij mij naar de natiën gezonden die ulieden met geweld plunderden; want wie u aanraakt, raakt mijn oogappel aan’” (Zacharia 2:8). Jehovah’s Getuigen zullen dus op Jehovah moeten hopen. Hij zal die hoop op zo’n luisterrijke wijze verwezenlijken dat het zijn universele soevereiniteit voor eeuwig tot eer strekt. Hij zal, zonder dat er ooit nog over gedisputeerd behoeft te worden, bewijzen dat hij de allerhoogste, almachtige, eeuwige God is, die aan de hoogste verwachtingen van zijn schepselen in heel de hemel en op heel de aarde heeft voldaan. Hallelujah! — Psalm 150:6.
Hoe zou u antwoorden?
◻ Waarom is de hoop van de natiën bedrieglijk?
◻ Hoe verschafte God in Genesis 3:15 een basis voor hoop?
◻ Hoe dacht Jezus over Psalm 37:34?
◻ Waarom hebben wij thans reden tot hoop?
[Illustratie op blz. 10]
Zoals schapen hun herder volgen, zo zag David hoopvol op naar Jehovah
[Verantwoording]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.