6A Jezus — een goddelijke; goddelijk
Jo 1:1 — „en het Woord was een god [goddelijk]”
Gr.: καὶ θεὸς ἦν ὁ λόγος (kai theʹos en ho loʹgos)
1808 |
|
The New Testament, in An Improved Version, Upon the Basis of Archbishop Newcome’s New Translation: With a Corrected Text, Londen. |
1864 |
|
The Emphatic Diaglott (J21, interlineaire lezing), door Benjamin Wilson, New York en Londen. |
1879 |
„en het Woord was een god” |
La Sainte Bible, Segond-Oltramare, Genève en Parijs. |
1928 |
„en het Woord was een goddelijk wezen” |
La Bible du Centenaire, Société Biblique de Paris. |
1935 |
|
The Bible — An American Translation, door J. M. P. Smith en E. J. Goodspeed, Chicago. |
1963 |
|
Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften, Brooklyn (VS) (New World Translation of the Christian Greek Scriptures, Brooklyn [VS] 1950). |
1975 |
|
Das Evangelium nach Johannes, door Siegfried Schulz, Göttingen (Duitsland). |
1978 |
|
Das Evangelium nach Johannes, door Johannes Schneider, Berlijn. |
1979 |
|
Das Evangelium nach Johannes, door Jürgen Becker, Würzburg (Duitsland). |
Deze vertalingen gebruiken woorden als „een god” of „goddelijk” omdat het Griekse woord θεός (theʹos) een enkelvoudig predikaatsnomen (naamwoordelijk deel van het gezegde) is dat vóór het werkwoord staat en niet wordt voorafgegaan door het bepalend lidwoord. Hier is dus sprake van een theʹos zonder lidwoord. De God bij wie het Woord of de Logos oorspronkelijk was, wordt hier aangeduid met de Griekse uitdrukking ὁ θεός, ofwel met theʹos voorafgegaan door het bepalend lidwoord ho. De constructie van het zelfstandig naamwoord met het lidwoord duidt op een identiteit, een persoonlijkheid, terwijl een enkelvoudig predikaatsnomen zonder lidwoord dat aan het werkwoord voorafgaat, duidt op een hoedanigheid die iemand bezit. Derhalve betekent Johannes’ verklaring dat het Woord of de Logos „een god” of „goddelijk” was, niet dat hij de God was bij wie hij was. Er wordt enkel een bepaalde hoedanigheid omtrent het Woord of de Logos door tot uitdrukking gebracht, maar hij wordt er niet door vereenzelvigd met God zelf.
In de Griekse tekst komen veel gevallen voor van een enkelvoudig predikaatsnomen zonder lidwoord dat aan het werkwoord voorafgaat, b.v. in Mr 6:49; 11:32; Jo 4:19; 6:70; 8:44; 9:17; 10:1, 13, 33; 12:6. Op deze plaatsen lassen vertalers het onbepaalde lidwoord „een” vóór het predikaatsnomen in om de hoedanigheid of de kenmerkende eigenschap van het onderwerp tot uitdrukking te brengen. Aangezien in zulke teksten vóór het predikaatsnomen het onbepaalde lidwoord wordt ingelast, is het evenzeer gerechtvaardigd om in Johannes 1:1 vóór het predikaat zonder lidwoord (θεός) het onbepaalde lidwoord „een” in te lassen, zodat men „een god” leest. De Heilige Schrift bevestigt de juistheid van deze weergave.
Philip B. Harner zei in zijn artikel „Kwalitatieve predikaatsnomina zonder lidwoord: Markus 15:39 en Johannes 1:1”, gepubliceerd in Journal of Biblical Literature, Jg. 92, Philadelphia (VS) 1973, op blz. 85, dat bijzinnen als die in Jo 1:1, „met een aan het werkwoord voorafgaand predikaat zonder lidwoord, in de eerste plaats kwalitatief van betekenis zijn. Ze geven te kennen dat de logos de natuur van theos heeft. Het is ongegrond om het predikaat theos als bepaald op te vatten.” Op blz. 87 van zijn artikel concludeerde Harner: „Ik denk dat in Johannes 1:1 de kwalitatieve kracht van het predikaat zo sterk op de voorgrond treedt, dat het zelfstandig naamwoord niet als bepaald opgevat kan worden.”
Hier volgt een lijst van voorbeelden uit de evangeliën van Markus en Johannes waar diverse vertalers enkelvoudige predikaatsnomina zonder lidwoord die aan het werkwoord voorafgaan, mét een onbepaald lidwoord hebben weergegeven om het onbepaalde en kwalitatieve karakter van de zelfstandige naamwoorden in kwestie aan te duiden:
Schriftplaats |
Nieuwe-Wereldvertaling |
Statenvertaling |
Leidse Vertaling |
Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap |
Willibrordvertaling |
Groot Nieuws Bijbel |
---|---|---|---|---|---|---|
een verschijning |
een spooksel |
een spook |
een spook |
een spook |
een spook |
|
een profeet |
een profeet |
een profeet |
een profeet |
een profeet |
een profeet |
|
een profeet |
een profeet |
een profeet |
een profeet |
een profeet |
een profeet |
|
een lasteraar |
een duivel |
een duivel |
een duivel |
een duivel |
een duivel |
|
een doodslager |
een mensenmoorder |
een menschenmoorder |
een mensenmoorder |
een moordenaar |
een moordenaar |
|
een leugenaar |
een leugenaar |
een leugenaar |
een leugenaar |
een leugenaar |
een aartsleugenaar |
|
een profeet |
een Profeet |
een profeet |
een profeet |
een profeet |
een profeet |
|
een dief |
een dief |
een dief |
een dief |
een dief |
een dief |
|
een loonarbeider |
een huurling |
een huurling |
een huurling |
een huurling |
||
een mens |
een Mens |
een mensch |
een mens |
een mens |
een mens |
|
een dief |
een dief |
een dief |
een dief |
een dief |
een dief |