Kunt u zich dit herinneren?
Vond u dat de recente uitgaven van De Wachttoren praktische waarde voor u hadden? Waarom zou u aan de hand van de volgende vragen uw geheugen niet eens toetsen?
◻ Wat is het antwoord op het huidige probleem van tienerzwangerschappen?
Jongeren moeten morele en geestelijke leiding ontvangen. De bijbel laat zien dat ouders de verantwoordelijkheid hebben die leiding te geven (Efeziërs 6:4). — 15/4, blz. 4.
◻ Wat maakt het moeilijk kinderen met succes groot te brengen?
Ouders en kinderen zijn onvolmaakt en maken derhalve fouten (Romeinen 5:12). Ook worden opgroeiende kinderen zeer sterk beïnvloed door de slechte tendensen van de huidige maatschappij; dit heeft een nadelige uitwerking op hun waarden en levensopvatting (2 Timótheüs 3:1-5). — 1/5, blz. 4.
◻ Wat zijn vier treffende verschillen tussen ware christenen en hen die het slechts in naam zijn?
Ware christenen onthouden zich van bloed (Handelingen 15:28, 29). Zij houden vast aan een hoge morele maatstaf (1 Korinthiërs 6:9, 10). Echte christenen blijven neutraal ten opzichte van de politiek en de vele conflicten tussen natiën (Johannes 17:16). Jezus’ volgelingen gebruiken zijn voorbeeld als een model voor hun huiselijke betrekkingen (Efeziërs 5:21-25). — 1/5, blz. 16-19.
◻ Waarom noemden de joden Jezus een Samaritaan? (Johannes 8:48)
De joden haatten de Samaritanen. Vandaar dat het woord door hen werd gebruikt om hun afkeuring en minachting tegenover Jezus tot uitdrukking te brengen. — 15/5, blz. 8.
◻ Wat is de „zuivere taal” waarover in Zefanja 3:9 wordt gesproken?
Dit is de taal van de schriftuurlijke waarheid die godvrezende mensen van alle natiën en rassen in staat stelt Jehovah schouder aan schouder te dienen. — 15/5, blz. 16.
◻ Welke soorten van vrijheid spruiten voort uit onze pogingen in een goede verhouding met God te komen?
Vrijheid van de verslavende vrees voor mensen en van gewoonten die een last vormen maar geen werkelijke betekenis of waarde hebben (Spreuken 29:25). Ook vrijheid van de vrees voor de dood (Prediker 9:5, 10; Johannes 5:28, 29). — 1/6, blz. 5, 6.
◻ Wat bedoelde Jezus toen hij zei: „De nacht komt, waarin niemand kan werken”? (Johannes 9:4)
Jezus doelde hier op de tijd dat hij het graf zou ingaan en niet langer de schitterende werken zou kunnen verrichten die hij tijdens zijn leven had verricht. — 1/6, blz. 8.
◻ Wat wordt door de waterdoop te kennen gegeven?
De volledige onderdompeling in water is een passend symbool van iemands opdracht aan God, waardoor hij een geordineerde bedienaar wordt. Als hij onder water is, sterft hij in feite ten aanzien van zijn vroegere levenswijze, en als hij uit het water omhoogkomt, wordt hij als het ware levend ten aanzien van een nieuwe loopbaan van zelfopoffering in Jehovah’s dienst. (Vergelijk Romeinen 6:2-4; 12:1; Filippenzen 3:16.) — 15/6, blz. 29.
◻ Wat zijn enkele manieren om Jehovah dankbaarheid te tonen?
Wanneer de dankbaarheid sterk is, welt in het waarderende hart een aandrijvend verlangen op om God te dienen. Eén manier om dit verlangen te bevredigen, is deel te nemen aan de bediening, misschien aan de pioniersdienst. Een andere manier is mee te werken aan het bouwprogramma dat nu wereldwijd plaatsvindt. — 1/7, blz. 11.
◻ Waarom schonk Jezus zeventig van zijn discipelen het vermogen zieken te genezen toen hij hen op een predikingsveldtocht in Galiléa uitzond?
Door zulke wonderen te verrichten, bereidden deze discipelen de weg voor Jezus’ activiteit die op die van hen zou volgen. De wonderen die zij verrichtten, zouden bij vele huisbewoners het verlangen oproepen Jezus te ontmoeten en naar zijn Koninkrijksboodschap te luisteren. — 1/7, blz. 16, 17.
◻ Doelde Jezus op Judas toen hij tot Pilatus zei: „Degene die mij aan u heeft overgeleverd, [heeft] grotere zonde”? — Johannes 19:11.
Jezus schijnt hier gedoeld te hebben op allen die ervoor verantwoordelijk waren dat hij voor Pilatus terechtstond. Judas Iskáriot, die Jezus had verraden, behoorde beslist tot diegenen (Lukas 22:2-6). Maar de hogepriester Kajafas en andere religieuze leiders hadden ook een aandeel aan Jezus’ arrestatie (Matthéüs 26:59-65; 27:1, 2, 20-23). Wat Jezus in Johannes 19:11 zei, had waarschijnlijk op al deze schuldigen betrekking. — 15/7, blz. 30.
◻ Welk bijzonder dodelijke gevaar schuilt er in beeldendienst?
De psalmist zei over de Israëlieten: „Hùn afgoden gingen zij dienen, werden in hun netten verstrikt: zij brachten ten offer hun zonen, hun dochters aan de demonen” (Psalm 106:36, 37, Willibrordvertaling). De christelijke Griekse Geschriften waarschuwen voor hetzelfde gevaar (1 Korinthiërs 10:19, 20). Beeldendienst, in welke vorm maar ook, opent de mogelijkheid dat een beeld als een contactpunt voor demonenkrachten gaat dienen. — 1/8, blz. 6.