Bloed
Definitie: Een werkelijk verbazingwekkende vloeistof die in het bloedvatenstelsel van mensen en de meeste veelcellige dieren circuleert; ze voert voedingsstoffen en zuurstof aan, voert afbraakprodukten af en speelt een belangrijke rol bij het beschermen van het lichaam tegen infectie. Bloed is zo nauw bij de levensprocessen betrokken dat de bijbel zegt: „De ziel van het vlees is in het bloed” (Lev. 17:11). Als de Bron van het leven heeft Jehovah vastomlijnde instructies verschaft met betrekking tot de wijze waarop bloed mag worden gebruikt.
Christenen hebben het gebod ontvangen ’zich te onthouden van bloed’
Hand. 15:28, 29: „Het heeft de heilige geest en ons [het besturende lichaam van de christelijke gemeente] goedgedacht ulieden geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u te onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is [of gedood zonder het bloed eruit te laten lopen] en van hoererij. Indien gij u nauwlettend voor deze dingen wacht, zult gij voorspoedig zijn. Wij wensen u een goede gezondheid toe!” (Het eten van bloed wordt hier op één lijn gesteld met afgoderij en hoererij, dingen waarmee wij ons niet zouden willen inlaten.)
Dierlijk vlees mag gegeten worden, maar niet het bloed
Gen. 9:3, 4: „Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag u tot voedsel dienen. Zoals in het geval van de groene plantengroei, geef ik dit alles werkelijk aan u. Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten.”
Elk dier dat als voedsel wordt gebruikt, dient goed uitgebloed te zijn. Een dier dat verstikt is of dat in een val sterft of dat gevonden wordt nadat het gestorven is, mag niet gegeten worden (Hand. 15:19, 20; vergelijk Leviticus 17:13-16). Voedsel waaraan bloed of zelfs een bloedbestanddeel is toegevoegd, mag evenmin gegeten worden.
Alleen het offerandelijk gebruik van bloed is ooit door God goedgekeurd
Lev. 17:11, 12: „De ziel van het vlees is in het bloed, en ikzelf heb het ten behoeve van u op het altaar gegeven, om verzoening te doen voor uw ziel, want het is het bloed dat verzoening doet door de ziel die erin is. Daarom heb ik tot de zonen van Israël gezegd: ’Geen ziel van u dient bloed te eten en geen inwonende vreemdeling, die in uw midden vertoeft, dient bloed te eten.’” (Al die dierlijke slachtoffers onder de Mozaïsche wet waren een voorafschaduwing van het ene slachtoffer van Jezus Christus.)
Hebr. 9:11-14, 22: „Toen Christus echter gekomen is als hogepriester . . . is hij, neen, niet met het bloed van bokken en van jonge stieren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd de heilige plaats binnengegaan en heeft een eeuwige bevrijding voor ons verkregen. Want indien het bloed van bokken en van stieren en de as van een vaars, waarmee de verontreinigden besprenkeld worden, zodanig heiligt dat het vlees rein wordt, hoeveel te meer zal dan het bloed van de Christus, die door een eeuwige geest zichzelf zonder smet aan God heeft geofferd, ons geweten reinigen van dode werken, opdat wij heilige dienst voor de levende God kunnen verrichten? . . . Indien er geen bloed wordt vergoten, geschiedt er geen vergeving.”
Ef. 1:7: „Door bemiddeling van hem [Jezus Christus] hebben wij de verlossing door losprijs door middel van diens bloed, ja, de vergeving van onze overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van zijn onverdiende goedheid.”
Hoe begrepen degenen die in de eerste eeuwen G.T. beweerden christenen te zijn, de bijbelse geboden inzake bloed?
Tertullianus (ca. 160-230 G.T.): „Laat uw dwaling zich schamen voor ons Christenen, die zelfs het bloed van dieren niet als geoorloofd voedsel beschouwen . . . Om de Christenen op de proef te stellen, zet gij [heidense Romeinen] hun dan ook bloedworsten voor, daar gij er vast van overtuigd zijt, dat datgene bij hen ongeoorloofd is, waardoor gij hen van den rechten weg wilt afbrengen. Maar hoe kunt gij nu geloven, dat zij, die, naar uw eigen overtuiging, een afkeer hebben van dierenbloed, dorsten naar mensenbloed?” — Apologeticum (Utrecht en Brussel, 1951), uitgegeven door Het Spectrum, vertaald door Christine Mohrmann, blz. 33.
Minucius Felix (derde eeuw G.T.): „Zozeer deinzen wij terug voor menselijk bloed, dat wij zelfs het bloed van eetbare dieren niet in ons voedsel gebruiken.” — The Ante-Nicene Fathers (Grand Rapids, Mich.; 1956), onder redactie van A. Roberts en J. Donaldson, Deel IV, blz. 192.
Bloedtransfusies
Geldt het bijbelse verbod ook voor menselijk bloed?
Ja. Handelingen 15:29 zegt dat men zich dient „te onthouden van . . . bloed”. Er wordt niet gezegd dat men zich alleen van dierlijk bloed dient te onthouden. (Vergelijk Leviticus 17:10, waar het eten van „enig soort van bloed” wordt verboden.)
Is een transfusie werkelijk hetzelfde als bloed eten?
Wanneer een patiënt in een ziekenhuis niet door zijn mond kan eten, wordt hij intraveneus gevoed. Zou dan iemand die nog nooit bloed in zijn mond heeft genomen maar bloed via een transfusie aanvaardde, werkelijk het gebod zich „te onthouden van . . . bloed” gehoorzamen? (Hand. 15:29) Neem als vergelijking eens een man die van de dokter te horen krijgt dat hij zich van alcohol moet onthouden. Zou hij zich daaraan houden als hij geen alcohol meer zou drinken maar het rechtstreeks in zijn aderen liet spuiten?
Bestaan er in het geval van een patiënt die bloed weigert alternatieve behandelingsmethoden?
Vaak kunnen de gewone zoutoplossing, Ringer-oplossing en dextran worden gebruikt als aanvulling van het plasmavolume, en deze vloeistoffen zijn in bijna alle moderne ziekenhuizen voorhanden. In feite worden de risico’s die aan het toedienen van bloedtransfusies kleven, vermeden door deze stoffen te gebruiken. De Canadian Anaesthetists’ Society Journal (januari 1975, blz. 12) zegt: „De risico’s van bloedtransfusie zijn de voordelen van plasmavervangingsmiddelen: het vermijden van bacteriële of virale infecties, transfusiereacties en Rh-sensibilisatie.” Jehovah’s Getuigen hebben geen religieuze bezwaren tegen het gebruik van plasma-aanvullende vloeistoffen die geen bloed of bloedbestanddelen bevatten.
Jehovah’s Getuigen trekken in feite profijt van een betere medische behandeling omdat zij geen bloed aanvaarden. Een arts die in de American Journal of Obstetrics and Gynecology (1 juni 1968, blz. 395) schreef, erkende: „Het feit dat u [de chirurg] zonder de mogelijkheid van transfusie opereert, draagt er ongetwijfeld toe bij dat u uw chirurgische techniek verbetert. U bent er wat meer op uit om elk bloedend vat af te klemmen.”
Alle soorten operaties kunnen met succes zonder bloedtransfusies worden verricht. Daartoe behoren open-hartoperaties, hersenchirurgie, amputatie van ledematen en de totale verwijdering van door kanker aangetaste organen. Dr. Philip Roen schreef in de New York State Journal of Medicine (15 oktober 1972, blz. 2527): „Wij hebben niet geaarzeld om werkelijk elke aangewezen operatieve ingreep te verrichten ondanks een verbod om bloedverlies weer aan te vullen.” Dr. Denton Cooley van het Texas Hartinstituut zei: „Wij kwamen zo onder de indruk van de resultaten [van het gebruik van plasma-aanvullende vloeistoffen zonder bloed of bloedbestanddelen] bij Jehovah’s Getuigen dat wij deze behandelingsmethode bij al onze hartpatiënten gingen toepassen” (De San Diego Union, 27 december 1970, blz. A-10). „’Bloedloze’ open-hartchirurgie, aanvankelijk ontwikkeld voor volwassen leden van de Jehovah’s Getuigen omdat hun religie bloedtransfusies verbiedt, heeft nu een veilige toepassing gevonden in het geval van delicate hartoperaties bij zuigelingen en kinderen.” — Cardiovascular News, februari 1984, blz. 5.
Als iemand zegt —
’U laat uw kinderen doodgaan omdat u bloedtransfusies weigert. Ik vind dat vreselijk’
Dan zou je kunnen antwoorden: ’Maar wij staan wel toe dat zij een veiliger soort transfusies krijgen. Wij aanvaarden transfusies waaraan niet het risico van ziekten als AIDS, hepatitis en malaria verbonden is. Wij willen de beste behandeling voor onze kinderen, zoals elke liefdevolle ouder dat vanzelfsprekend wil.’ En misschien toevoegen: (1) ’Wanneer er sprake is van ernstig bloedverlies, is het erg belangrijk dat de hoeveelheid vloeistof wordt aangevuld. Ongetwijfeld weet u dat ons bloed voor meer dan 50 procent uit water bestaat; dan zijn er nog de rode en witte bloedlichaampjes, enzovoort. Bij veel bloedverlies brengt het lichaam zelf grote reserves aan bloedlichaampjes in de bloedsomloop en versnelt het de aanmaak van nieuwe. Maar er is een bepaalde hoeveelheid vloeistof nodig. Plasma-aanvullende vloeistoffen die geen bloed bevatten, kunnen worden gebruikt om in die behoefte te voorzien en die aanvaarden wij.’ (2) ’Bij duizenden personen zijn plasma-aanvullende vloeistoffen gebruikt, met goede resultaten.’ (3) ’Maar nog belangrijker voor ons is wat de bijbel zelf in Handelingen 15:28, 29 zegt.’
Of kunnen zeggen: ’Ik kan uw standpunt heel goed begrijpen. Misschien ziet u uw eigen kind al in die situatie. Als ouders zouden wij al het mogelijke doen om het welzijn van ons kind te beschermen, niet waar? Dus als mensen zoals u en ik een medische behandeling voor ons kind van de hand wijzen, zou daar zeker een dringende reden voor moeten zijn.’ En misschien toevoegen: (1) ’Denkt u dat sommige ouders zich misschien laten leiden door wat Gods Woord hier in Handelingen 15:28, 29 zegt?’ (2) ’De vraag is dus: Is ons geloof groot genoeg om te doen wat God gebiedt?’
’Jullie geloven niet in bloedtransfusies’
Dan zou je kunnen antwoorden: ’De kranten hebben verhalen gepubliceerd over een paar situaties waarin volgens hen Getuigen de kans liepen te sterven als zij geen bloed aanvaardden. Doelt u daarop? . . . Maar waarom nemen wij dat standpunt eigenlijk in?’ En misschien toevoegen: (1) ’Houdt u zoveel van uw vrouw (man) dat u uw leven voor haar (hem) in de waagschaal zou stellen? . . . Er zijn ook mannen die hun leven voor hun land riskeren en zij worden als helden beschouwd; ja toch? Maar er bestaat iemand die groter is dan wie of wat maar ook op aarde, en dat is God. Zou u uit liefde voor hem en uit loyaliteit aan zijn heerschappij uw leven riskeren?’ (2) ’De kwestie waar het om gaat, is loyaliteit aan God en zijn Woord (Hand. 15:28, 29).’
Of kunnen zeggen: ’Er zijn heel wat dingen die vandaag de dag vrij gewoon zijn en die Jehovah’s Getuigen mijden — bijvoorbeeld liegen, overspel, stelen, roken en zoals u zei, het gebruik van bloed. Waarom? Omdat wij ons in alles aan Gods Woord willen houden.’ En misschien toevoegen: (1) ’Wist u dat de bijbel zegt dat wij ons „van bloed dienen te onthouden”? Ik zou u dat graag even laten zien (Hand. 15:28, 29).’ (2) ’Misschien herinnert u zich dat God tegen onze eerste ouders, Adam en Eva, zei dat zij van elke boom in Eden mochten eten, op één na. Maar zij waren ongehoorzaam, aten van die verboden vrucht en verloren alles. Wat onverstandig! Thans bestaat er natuurlijk geen boom met verboden vruchten. Maar na de vloed in Noachs dagen vaardigde God opnieuw een verbod voor de mensheid uit. Ditmaal ging het om bloed (Gen. 9:3, 4).’ (3) ’De werkelijke vraag is dus: Hebben wij geloof in God? Indien wij hem gehoorzamen, hebben wij het vooruitzicht op eeuwig leven in volmaaktheid onder zijn koninkrijk. En mochten wij sterven, dan hebben wij zijn verzekering van een opstanding.’
’En als een arts nu zegt: „Zonder bloedtransfusie zult u sterven”?’
Dan zou je kunnen antwoorden: ’Als de situatie werkelijk zo ernstig is, kan de arts dan garanderen dat de patiënt niet zal sterven als hem bloed wordt gegeven?’ En misschien toevoegen: ’Maar er bestaat iemand die een persoon weer leven kan geven, en dat is God. Vindt u niet dat iemand die oog in oog met de dood staat, een verkeerde beslissing neemt als hij God de rug toekeert door zijn wet te overtreden? Ik heb werkelijk geloof in God. U ook? Zijn Woord belooft een opstanding voor hen die geloof stellen in zijn Zoon. Gelooft u dat? (Joh. 11:25)’
Of kunnen zeggen: ’Dat kan betekenen dat hij persoonlijk niet weet hoe hij de zaak zonder het gebruik van bloed moet aanpakken. Zo mogelijk trachten wij hem dan in contact te brengen met een arts die ervaring op dat gebied heeft, of wij stellen ons onder behandeling van een andere arts.’