HOOFDSTUK 5
‘Wij moeten God als regeerder gehoorzamen’
De apostelen nemen een standpunt in dat een precedent schept voor alle ware christenen
Gebaseerd op Handelingen 5:12–6:7
1-3. (a) Waarom staan de apostelen terecht voor het Sanhedrin, en waar gaat het eigenlijk om? (b) Waarom is het standpunt van de apostelen interessant voor ons?
DE RECHTERS van het Sanhedrin zijn woedend! De apostelen van Jezus staan terecht voor dit hooggerechtshof. Waarom? Jozef Kajafas, de hogepriester en voorzitter van het Sanhedrin, zegt tegen ze: ‘Wij hebben jullie streng verboden om door te gaan met onderwijzen op basis van deze naam.’ Kajafas kan de naam van Jezus niet eens over zijn lippen krijgen. ‘Toch hebben jullie Jeruzalem overspoeld met jullie leer’, zegt hij verder. ‘En jullie zijn vastbesloten om het bloed van deze man over ons te laten komen!’ (Hand. 5:28) De boodschap is duidelijk: als jullie niet ophouden met prediken, krijgen jullie er spijt van!
2 Wat zullen de apostelen doen? Hun opdracht om te prediken komt van Jezus, en die heeft zijn autoriteit van God gekregen (Matth. 28:18-20). Zullen de apostelen toegeven aan mensenvrees en zich het zwijgen laten opleggen? Of zullen ze de moed hebben om door te gaan met prediken? Eigenlijk komt het hierop neer: zullen ze God gehoorzamen of mensen? Zonder aarzelen neemt Petrus het woord en spreekt uit naam van alle apostelen. Wat hij zegt is ondubbelzinnig en moedig.
3 Voor ons als ware christenen is het heel interessant hoe de apostelen op de dreigementen van het Sanhedrin reageerden. Gods opdracht om te prediken geldt ook voor ons. Bij het uitvoeren van deze opdracht kunnen ook wij met tegenstand te maken krijgen (Matth. 10:22). Tegenstanders kunnen proberen ons werk beperkingen op te leggen of te verbieden. Wat zullen we dan doen? We kunnen veel hebben aan het voorbeeld van de apostelen. We gaan kijken welk standpunt ze innamen en welke omstandigheden ertoe leidden dat ze voor het Sanhedrin terechtstonden.a
‘Jehovah’s engel opende de deuren van de gevangenis’ (Handelingen 5:12-21a)
4, 5. Waarom waren Kajafas en de sadduceeën jaloers?
4 De eerste keer dat Petrus en Johannes het bevel kregen om te stoppen met prediken, antwoordden ze: ‘Wij kunnen er niet mee ophouden te praten over de dingen die we gezien en gehoord hebben’ (Hand. 4:20). Na die confrontatie met het Sanhedrin gingen Petrus, Johannes en de andere apostelen ermee door in de tempel te prediken. De apostelen deden veel wonderen. Ze genazen bijvoorbeeld zieken en dreven demonen uit. Dat deden ze ‘in Salomo’s zuilengang’, een overdekte galerij aan de oostkant van de tempel waar altijd veel Joden bijeenkwamen. Blijkbaar werden mensen zelfs genezen als de schaduw van Petrus op hen viel! Veel mensen die genezen werden, reageerden ook positief op de waarheid. Wat was het resultaat? ‘Er kwamen steeds meer gelovigen in de Heer bij, grote aantallen mannen en vrouwen’ (Hand. 5:12-15).
5 Kajafas en de sadduceeën, de sekte waar hij bij hoorde, lieten ‘vol jaloezie’ de apostelen gevangenzetten (Hand. 5:17, 18). Waarom waren de sadduceeën zo boos? De apostelen onderwezen dat Jezus uit de dood was opgestaan, maar de sadduceeën geloofden niet in de opstanding. De apostelen zeiden dat iemand alleen gered kon worden door in Jezus te geloven, maar de sadduceeën waren bang voor represailles van Rome als de mensen Jezus als hun leider zouden bezien (Joh. 11:48). Geen wonder dat de sadduceeën vastbesloten waren de apostelen de mond te snoeren!
6. Wie zetten in deze tijd vooral aan tot vervolging van Jehovah’s aanbidders, en waarom hoeft dat ons niet te verbazen?
6 Ook nu zijn het vooral religieuze tegenstanders die aanzetten tot vervolging van Jehovah’s aanbidders. Vaak proberen ze hun invloed bij de overheid en de media te gebruiken om onze prediking te stoppen. Dat hoeft ons niet te verbazen, want onze boodschap stelt valse religie aan de kaak. Oprechte mensen die Bijbelse waarheden aanvaarden, worden bevrijd van on-Bijbelse leringen en tradities (Joh. 8:32). Het is dus niet zo vreemd dat religieuze leiders door onze boodschap vaak jaloers worden en ons gaan haten.
7, 8. Welke uitwerking heeft de opdracht van de engel ongetwijfeld op de apostelen gehad, en wat zouden we ons moeten afvragen?
7 Terwijl de apostelen in de gevangenis wachtten op hun proces, hebben ze zich misschien afgevraagd of dit zou eindigen in hun marteldood (Matth. 24:9). Maar die nacht gebeurde er iets onverwachts: ‘Jehovah’s engel opende de deuren van de gevangenis’ (Hand. 5:19).b De engel gaf hun vervolgens de specifieke opdracht: ‘Ga in de tempel staan en blijf het volk de hele boodschap over dit leven bekendmaken’ (Hand. 5:20). Dat overtuigde de apostelen er ongetwijfeld van dat ze het juiste hadden gedaan. De woorden van de engel hebben hen waarschijnlijk ook gesterkt om te volharden, wat hun ook te wachten stond. Moedig en vol geloof ‘gingen ze tegen de ochtend de tempel in en begonnen er te onderwijzen’ (Hand. 5:21).
8 Vraag je af: zou ik het geloof en de moed hebben om onder zulke omstandigheden door te gaan met prediken? Het kan ons moed geven te weten dat het belangrijke werk om ‘grondig getuigenis te geven over Gods Koninkrijk’ door engelen gesteund en geleid wordt (Hand. 28:23; Openb. 14:6, 7).
‘Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen’ (Handelingen 5:21b-33)
9-11. Hoe reageerden de apostelen toen het Sanhedrin eiste dat ze ophielden met prediken, en welk precedent vormt dit voor ware christenen?
9 Kajafas en de andere rechters van het Sanhedrin zaten ondertussen klaar om de apostelen eens flink onder handen te nemen. Omdat ze niet wisten wat er in de gevangenis was gebeurd, stuurden ze beambten om de gevangenen te halen. Stel je eens voor hoe verbaasd de beambten waren toen ze ontdekten dat de gevangenen weg waren, terwijl de gevangenis ‘goed afgesloten was en de bewakers bij de deuren stonden’ (Hand. 5:23). Het hoofd van de tempelwachters kreeg al snel te horen dat de apostelen weer in de tempel waren en getuigenis gaven over Jezus. Dat was precies waarvoor ze gevangen waren gezet! Het hoofd van de tempelwachters ging samen met zijn mannen snel naar de tempel om de apostelen opnieuw te arresteren en naar het Sanhedrin te brengen.
10 Zoals aan het begin van dit hoofdstuk werd beschreven, wilden de woedende religieuze leiders dat de apostelen ophielden met prediken. Hoe reageerden de apostelen? Petrus nam moedig het woord en zei: ‘Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen’ (Hand. 5:29). De apostelen schiepen daarmee een precedent voor ware christenen door de eeuwen heen. Menselijke regeerders verliezen hun recht op gehoorzaamheid als ze iets verbieden wat God van ons vraagt of iets eisen wat God verbiedt. Dus als ‘de superieure autoriteiten’ in deze tijd onze prediking verbieden, kunnen we er niet mee ophouden Gods opdracht uit te voeren om het goede nieuws te prediken (Rom. 13:1). We zullen dan naar onopvallende manieren zoeken om grondig getuigenis te blijven geven over Gods Koninkrijk.
11 Zoals te verwachten was, werden de rechters door het moedige antwoord van de apostelen echt laaiend. Ze waren vastbesloten de apostelen ‘ter dood te brengen’ (Hand. 5:33). Het leek nu wel zeker dat deze moedige, ijverige getuigen de marteldood zouden sterven. Maar opeens kregen ze hulp uit onverwachte hoek.
‘Jullie zullen niets tegen ze kunnen beginnen’ (Handelingen 5:34-42)
12, 13. (a) Welk advies gaf Gamaliël aan zijn collega’s, en wat deden ze? (b) Hoe kan Jehovah zijn volk in deze tijd helpen? (c) Waar kunnen we zeker van zijn als hij toelaat dat we ‘lijden ter wille van rechtvaardigheid’?
12 Gamaliël,c ‘een wetsleraar die bij het hele volk in aanzien stond’, nam het voor hen op. Deze rechtsgeleerde moet onder zijn collega’s veel aanzien hebben gehad, want hij nam de leiding en gaf zelfs ‘opdracht de mannen [de apostelen] een ogenblik naar buiten te brengen’ (Hand. 5:34). Gamaliël haalde voorbeelden aan van vroegere opstanden die snel ophielden toen de leiders eenmaal dood waren, en hij spoorde het hof aan geduldig en tolerant te zijn tegenover de apostelen, van wie de Leider, Jezus, nog maar net was gestorven. Zijn argumentatie was overtuigend: ‘Bemoei je niet met deze mensen en laat ze met rust. Want als dit plan of dit werk van mensen komt, zal het op niets uitlopen. Maar als het van God komt, zullen jullie niets tegen ze kunnen beginnen. Anders zou weleens kunnen blijken dat jullie tegen God zelf strijden’ (Hand. 5:38, 39). De rechters volgden dit advies op. Toch lieten ze de apostelen geselen en ze ‘verboden hun om nog op basis van Jezus’ naam te spreken’ (Hand. 5:40).
13 Ook nu kan Jehovah vooraanstaande mannen zoals Gamaliël ertoe aanzetten om voor zijn volk te bemiddelen (Spr. 21:1). Jehovah kan zijn geest gebruiken om machtige regeerders, rechters of wetgevers ertoe te bewegen iets te doen in harmonie met zijn wil (Neh. 2:4-8). Maar als hij toelaat dat we ‘lijden ter wille van rechtvaardigheid’, kunnen we van twee dingen zeker zijn (1 Petr. 3:14). Ten eerste kan Jehovah ons de kracht geven om te volharden (1 Kor. 10:13). Ten tweede zullen tegenstanders niets tegen Gods werk kunnen beginnen (Jes. 54:17).
14, 15. (a) Hoe reageerden de apostelen op de geseling, en waarom? (b) Vertel een ervaring waaruit blijkt dat Jehovah’s volk met vreugde volhardt.
14 Lieten de apostelen zich door de geseling ontmoedigen? Nee, ze waren blij toen ze het Sanhedrin verlieten (Hand. 5:41). Waarom waren ze blij? Niet omdat ze zo veel pijn hadden door de geseling. Ze waren blij omdat ze wisten dat ze vervolgd werden vanwege hun trouw aan Jehovah en vanwege het volgen van hun Voorbeeld, Jezus (Matth. 5:11, 12).
15 Net als onze broeders in de eerste eeuw volharden we met vreugde als we lijden ondergaan vanwege het goede nieuws (1 Petr. 4:12-14). We vinden het niet leuk als we te maken krijgen met bedreigingen, vervolging of gevangenisstraf. Maar het geeft ons veel voldoening Jehovah trouw te blijven. Neem bijvoorbeeld Henryk Dornik, die jarenlang wreed werd behandeld onder totalitaire regimes. In augustus 1944 stuurden de autoriteiten hem en zijn broer naar een concentratiekamp. Ze zeiden: ‘Het is onmogelijk hen tot ook maar iets te bewegen. Hun martelaarschap schenkt hun vreugde.’ Broeder Dornik vertelt: ‘Hoewel ik geen martelaar wilde zijn, schonk het me wel vreugde om moedig en waardig te lijden wegens mijn loyaliteit aan Jehovah’ (Jak. 1:2-4).
16. Waaruit blijkt dat de apostelen vastbesloten waren om grondig getuigenis te geven, en hoe volgen we hun predikingsmethode na?
16 De apostelen gingen meteen weer prediken. Ze lieten zich niet afschrikken en bleven ‘elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken’ (Hand. 5:42).d Die ijverige predikers waren vastbesloten grondig getuigenis te geven. Merk op dat ze de boodschap bij de mensen thuis gingen brengen, zoals Jezus hun had opgedragen (Matth. 10:7, 11-14). Ongetwijfeld was dat de manier waarop ze ‘Jeruzalem met hun leer hadden overspoeld’. In deze tijd staan Jehovah’s Getuigen erom bekend dat ze dezelfde predikingsmethode gebruiken. Door naar elk huis in ons gebied te gaan, maken we duidelijk dat we grondig willen zijn en iedereen de kans willen geven het goede nieuws te horen. Heeft Jehovah onze huis-aan-huisprediking gezegend? Absoluut! Miljoenen hebben in deze eindtijd positief op de Koninkrijksboodschap gereageerd, en velen van hen hoorden het goede nieuws voor het eerst toen een Getuige bij hen aan de deur kwam.
Bekwame mannen voeren een ‘noodzakelijke taak’ uit (Handelingen 6:1-6)
17-19. Welk probleem ontstond er, en welke richtlijnen gaven de apostelen om het op te lossen?
17 De pas opgerichte gemeente kreeg nu te maken met een subtiel gevaar dat van binnenuit kwam. Veel van de discipelen die gedoopt werden, waren op bezoek in Jeruzalem en wilden meer leren voordat ze naar huis teruggingen. Discipelen die in Jeruzalem woonden gaven bereidwillig bijdragen om te voorzien in voedsel en andere levensbehoeften (Hand. 2:44-46; 4:34-37). Er ontstond een lastige situatie toen de Griekssprekende weduwen ‘bij de dagelijkse voedselverdeling werden achtergesteld’ (Hand. 6:1). Maar de Hebreeuwssprekende weduwen werden niet achtergesteld. Het probleem had dus duidelijk met discriminatie te maken. Er zijn maar weinig dingen die meer verdeeldheid kunnen veroorzaken dan dat.
18 De apostelen fungeerden als het besturende lichaam van de groeiende gemeente, en ze beseften dat het niet verstandig zou zijn als ze ‘het woord van God zouden verwaarlozen om voedsel over tafels te verdelen’ (Hand. 6:2). Om het probleem op te lossen vroegen ze de discipelen op zoek te gaan naar zeven mannen ‘vol geest en wijsheid’ die ze ‘konden aanstellen om deze noodzakelijke taak uit te voeren’ (Hand. 6:3). Er waren bekwame mannen nodig, omdat het werk waarschijnlijk niet alleen betekende dat ze voedsel uitdeelden, maar ook dat ze geld beheerden, inkopen deden en de administratie goed bijhielden. De mannen die werden uitgekozen hadden allemaal een Griekse naam, waardoor ze misschien makkelijker geaccepteerd zouden worden door de benadeelde weduwen. Nadat de apostelen de aanbeveling onder gebed hadden overwogen, stelden ze de zeven mannen aan ‘om deze noodzakelijke taak uit te voeren’.e
19 Waren de zeven mannen die werden aangesteld om het voedsel te verdelen nu vrijgesteld van de verantwoordelijkheid om te prediken? Zeker niet! Een van de mannen die werden uitgekozen was Stefanus, die later een moedig en krachtig getuigenis gaf (Hand. 6:8-10). Ook Filippus was een van de zeven, en hij wordt ‘de evangelieprediker’ genoemd (Hand. 21:8). Het is duidelijk dat de zeven mannen ijverig bleven prediken.
20. Hoe volgt Gods volk in deze tijd het patroon van de apostelen?
20 Jehovah’s volk in deze tijd volgt het patroon van de apostelen. Mannen die worden aanbevolen voor verantwoordelijkheden in de gemeente moeten in hun leven laten zien dat ze zich door Gods geest en wijsheid laten leiden. Onder leiding van het Besturende Lichaam worden mannen die aan de Bijbelse vereisten voldoen, in de gemeente aangesteld als ouderling of dienaar (1 Tim. 3:1-9, 12, 13).f Omdat die vereisten onder leiding van de heilige geest werden opgeschreven, kan worden gezegd dat deze mannen door heilige geest zijn aangesteld. Deze hardwerkende mannen dragen zorg voor veel ‘noodzakelijke taken’. Zo regelen ouderlingen misschien praktische hulp voor trouwe ouderen die echt hulpbehoevend zijn (Jak. 1:27). Sommige ouderlingen zijn druk bezig met de bouw van Koninkrijkszalen of het organiseren van congressen, of ze doen werk voor een ziekenhuiscontactcomité. Dienaren voeren heel wat taken uit die niet rechtstreeks te maken hebben met herderlijk werk of het geven van onderwijs. Al die bekwame mannen moeten hun verantwoordelijkheden in de gemeente en de organisatie in balans houden met Gods opdracht om het goede nieuws te prediken (1 Kor. 9:16).
‘Het woord van God bleef zich verspreiden’ (Handelingen 6:7)
21, 22. Waaruit blijkt dat Jehovah de pas opgerichte gemeente zegende?
21 Met Jehovah’s steun overleefde de pas opgerichte gemeente vervolging van buitenaf en een probleem van binnenuit dat tot verdeeldheid had kunnen leiden. Het was duidelijk dat Jehovah hen zegende, want de Bijbel zegt: ‘Het woord van God bleef zich verspreiden, en het aantal discipelen in Jeruzalem bleef sterk toenemen. Ook een grote groep priesters aanvaardde het geloof’ (Hand. 6:7). Dit is maar een van de berichten over de groei van het werk die we in Handelingen tegenkomen (Hand. 9:31; 12:24; 16:5; 19:20; 28:31). Ook wij voelen ons aangemoedigd als we berichten horen over de groei van het werk in andere delen van de wereld.
22 De woedende religieuze leiders in de eerste eeuw gaven het niet op. Er kwam een nieuwe golf van vervolging aan. Al snel werd Stefanus het doelwit van wrede tegenstand, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien.
a Zie het kader ‘Het Sanhedrin — De Hoge Raad van de Joden’.
b Dit is de eerste van de ongeveer 20 keer dat er in Handelingen specifiek over engelen wordt gesproken. Eerder, in Handelingen 1:10, wordt er indirect naar engelen verwezen als ‘mannen in witte kleren’.
c Zie het kader ‘Gamaliël — Gerespecteerd onder de rabbi’s’.
d Zie het kader ‘“Van huis tot huis” prediken’.
e Misschien voldeden deze mannen aan de algemene vereisten voor ouderlingen, want deze ‘noodzakelijke taak’ was een grote verantwoordelijkheid. Maar de Bijbel geeft niet aan vanaf welk moment er precies mannen als ouderling of opziener in de gemeente werden aangesteld.
f In de eerste eeuw kregen bekwame mannen de bevoegdheid om ouderlingen aan te stellen (Hand. 14:23; 1 Tim. 5:22; Tit. 1:5). In deze tijd stelt het Besturende Lichaam kringopzieners aan, en die opzieners hebben de verantwoordelijkheid om ouderlingen en dienaren aan te stellen.