Uitbuiters van ’armoede en onwetendheid’?
„JEHOVAH’S GETUIGEN . . . maken misbruik van de armoede, de verwaarlozing en de onwetendheid van een groot deel van ons volk”, beweerde de Mexicaanse schrijver Jorge García, „om geleidelijk aan steeds meer hun geweten te gaan beheersen.” — Excelsior van 9 maart 1983.
In Latijns-Amerika kan men dergelijke beschuldigingen vaak horen. ’Niemand die iets betekent, zal ooit een van Jehovah’s Getuigen worden’, zeggen sommige academici, politici en religieuze leiders. ’Jehovah’s Getuigen krijgen hun volgelingen onder de arme, onwetende mensen.’ Het is waar dat veel getuigen van Jehovah onbemiddeld zijn, maar betekent dit dat Jehovah’s Getuigen ’misbruik maken van armoede, verwaarlozing en onwetendheid’? Betekent het feit dat veel nederige en arme mensen gunstig op hun onderwijs reageren dat dit onderwijs verkeerd is?
Laten wij, om deze vragen te beantwoorden, eens terugdenken aan de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening. Wat voor mensen voelden zich destijds tot het christendom aangetrokken?
Waarom het christendom nederigen aansprak
De hedendaagse critici van Jehovah’s Getuigen spreken alleen maar de woorden na van de eerste-eeuwse tegenstanders van het christendom. Beschouw bijvoorbeeld eens de Griekse intellectuelen die in de oude stad Korinthe woonden. Zoals de apostel Paulus het stelde, ’zochten de Grieken wijsheid’ (1 Korinthiërs 1:22). Zij wilden natuurlijk geen bijbelse wijsheid, maar diepzinnige filosofische argumenten. En toen de apostel Paulus „niet met een overdaad van woorden of van wijsheid” tot hen kwam maar in plaats daarvan de eenvoudige boodschap van de „aan de paal gehangen Christus” predikte, werd het christendom door velen van hen als „dwaasheid” bespot. — 1 Korinthiërs 1:23; 2:1, 2.
Maakte Paulus ’misbruik van onwetendheid’ toen hij zich tot de eenvoudige en nederige mensen richtte, alsook tot de andere inwoners van Korinthe? Beslist niet. Paulus legde aan de christenen aldaar uit: „Want gij ziet uw roeping, broeders, dat niet veel wijzen naar het vlees werden geroepen, . . . maar God heeft het dwaze der wereld uitgekozen om de wijzen te beschamen . . . opdat geen vlees zou roemen voor het aangezicht van God.” — 1 Korinthiërs 1:26-29.
Vanaf het allereerste begin was het christendom een religie die in de eerste plaats nederige, eenvoudige mensen aantrok. Jezus’ twaalf apostelen — het fundament van zijn kerk — werden niet uit de ontwikkelde schriftgeleerden en Farizeeën genomen (Efeziërs 2:20). Zij waren veeleer afkomstig uit de werkende klasse, zoals vier van hen die visser van beroep waren (Matthéüs 4:18-22; 10:2, 3). Zij waren mensen die door de religieuze leiders als ’ongeletterd en gewoon’ werden beschouwd, wat betekent dat zij elementair onderwijs hadden genoten en niet aan hogere onderwijsinstellingen hadden gestudeerd (Handelingen 4:13). De „geletterde” schriftgeleerden en Farizeeën keken neer op de langverwachte Messías en maakten zijn onderwijzingen en zijn volgelingen belachelijk. Zij namen de houding aan dat ’niemand die iets betekent, een volgeling van Jezus wordt’.
Denk eens terug aan wat er bij een zekere gelegenheid gebeurde toen zij beambten uitzonden om Jezus te „grijpen”. De beambten kwamen met lege handen terug. Waarom? Het bijbelse bericht zegt: „De beambten antwoordden: ’Nooit heeft iemand anders op deze wijze gesproken.’” Ja, zij waren verbaasd over Christus’ onderwijzingen! Maar hoe reageerden de ontwikkelde religieuze leiders hierop? „De Farizeeën antwoordden: ’Zijt gij soms ook misleid? Heeft soms een van de regeerders of van de Farizeeën geloof in hem gesteld?’” (Johannes 7:32, 44-48) Zij werden er aldus door trots van weerhouden Jezus te aanvaarden. Het is waar dat de bijbel zegt dat „zelfs velen van de regeerders werkelijk geloof in hem [stelden], maar vanwege de Farizeeën beleden zij hem niet, om niet uit de synagoge te worden geworpen; want zij hadden de heerlijkheid van de mensen meer lief dan zelfs de heerlijkheid van God”. — Johannes 12:42, 43.
Stelt u zich dat eens voor! Deze mensen waren er in werkelijkheid van overtuigd dat Jezus de waarheid had, maar zij weigerden wegens mensenvrees zijn discipelen te worden. Het kwam die regeerders eenvoudig niet gelegen hun positie in maatschappelijke, politieke en religieuze kringen op te offeren ten einde volgelingen van Jezus te worden. Geen wonder dat Jezus zei: „Voorwaar, ik zeg u dat het voor een rijke moeilijk zal zijn het koninkrijk der hemelen binnen te gaan”! (Matthéüs 19:23) Over het algemeen waren zulke personen dus te trots om een religie te volgen die van hen verlangde dat zij nederig ’hun martelpaal opnamen en Jezus volgden’ (Matthéüs 16:24). Vandaar dat Christus eens in gebed zei: „Ik loof u in het openbaar, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat gij deze dingen voor wijzen en intellectuelen zorgvuldig hebt verborgen en ze aan kleine kinderen hebt geopenbaard” (Lukas 10:21). In tegenstelling tot de wereldse intellectuelen stonden zulke personen open voor de waarheid. — Vergelijk Matthéüs 18:3.
God is niet partijdig
De discipel Jakobus schreef: „Heeft God niet degenen die arm zijn ten aanzien van de wereld uitgekozen om rijk te zijn in geloof en erfgenamen van het koninkrijk, dat hij beloofd heeft aan hen die hem liefhebben?” (Jakobus 2:5) Betekende dit dan dat bemiddelde mensen en mensen die gedegen werelds onderwijs hadden genoten, God niet konden dienen? Beslist niet! Nadat de eerste heidense bekeerling, Cornelius, heilige geest had ontvangen, merkte Petrus op: „Ik bemerk zeer zeker dat God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem” (Handelingen 10:34, 35). Misschien herinnerde Petrus zich wat Jehovah eeuwen voordien tot Samuël had gezegd: „God ziet niet zoals de mens ziet, want de mèns ziet datgene wat zichtbaar is voor de ogen; maar wat Jehovah aangaat, hij ziet hoe het hart is.” — 1 Samuël 16:7.
Het is dan ook interessant dat volgens de bijbel ’een grote schare priesters het geloof gehoorzaam werd’ (Handelingen 6:7). Ook in het veel aanzien genietende „huis van caesar” bleken zich christenen te bevinden (Filippenzen 4:22). En ook al waren de meeste christenen onbemiddeld, toch bevonden zich in de gemeente ook enkele rijken. — 1 Timótheüs 6:17.
In de hedendaagse tijd
Het dient ons dan ook niet te verbazen dat de waarheid in deze tijd voornamelijk vrucht draagt onder het gewone volk. Jehovah kijkt nog steeds niet naar iemands bankrekening of naar de hoeveelheid werelds onderricht die hij heeft genoten, maar naar het hart (Spreuken 21:2). Houd ook in gedachte dat Jezus zei: „Niemand kan tot mij komen tenzij de Vader, die mij heeft gezonden, hem trekt” (Johannes 6:44). De Vader zal toch beslist alleen personen tot zich trekken die nederig en leergierig zijn, nietwaar?
Dit wil echter niet zeggen dat onderlegde personen en mensen met een hogere opleiding geen getuigen van Jehovah worden. Toen Paulus op eenvoudige maar krachtige wijze de waarheid aan koning Agrippa duidelijk maakte, gaf de koning toe: „Gij zoudt mij in korte tijd overreden een christen te worden” (Handelingen 26:27, 28). Evenzo zijn, door de duidelijke en logische uitleg die Jehovah’s Getuigen van de bijbelse waarheid geven, ook veel ontwikkelde personen tot de waarheid getrokken. Houd in gedachte dat iemand die nederig is, niet noodzakelijkerwijs onontwikkeld hoeft te zijn. Mozes werd „de zachtmoedigste van alle mensen die op de oppervlakte van de aardbodem waren” genoemd (Numeri 12:3). Toch was hij „in alle wijsheid der Egyptenaren onderricht”. — Handelingen 7:22.
Het is echter opmerkelijk dat als personen die weinig werelds onderwijs hebben genoten, met Jehovah’s Getuigen beginnen om te gaan, zij vaak stappen doen om de vaardigheden die door onderricht verworven worden, te verbeteren. Zij proberen hun lees- en studiegewoonten te verbeteren ten einde de fundamentele leerstellingen van de bijbel te leren kennen en bij te blijven met de gestadige stroom van bijbelse lectuur die door Jehovah’s Getuigen wordt uitgegeven. Als een oprecht persoon graag de bijbel wil leren kennen maar door analfabetisme wordt belemmerd, kunnen er via de plaatselijke gemeente vaak regelingen getroffen worden voor gratis onderwijs.
Het Wachttorengenootschap publiceert zelfs een brochure getiteld Learn to Read and Write (Leer lezen en schrijven). Deze brochure heeft vele duizenden mensen in Azië, Afrika en Midden- en Zuid-Amerika geholpen te leren lezen. In een Latijns-Amerikaans land hebben in de afgelopen 26 jaar 51.249 personen met behulp van deze brochure leren lezen en schrijven! In een Latijns-Amerikaans dorpje had de inspecteur van het Ministerie van Onderwijs een bijeenkomst met vertegenwoordigers van een aantal verschillende organisaties — met inbegrip van Jehovah’s Getuigen. De Getuige aldaar lichtte hen in over de Learn to Read-brochure en nodigde de groep uit een van de vergaderingen van de Getuigen bij te wonen.
De groep bezocht derhalve de theocratische bedieningsschool — een vergadering die ten doel heeft mannen en vrouwen te helpen doeltreffende onderwijzers te worden. Tot hun verbazing zagen zij een man die zij als analfabeet hadden gekend, op het podium een bijbelse toespraak houden! Een van de bezoekers, een schoolhoofd, zei: „Het kan gewoon niet dat deze man, die wij altijd als analfabeet hebben gekend, Spaans kan spreken [in plaats van zijn inheemse dialect], laat staan dat hij een aantal toehoorders kan toespreken, maar toch is het zo.”
In plaats van nederige mensen uit te buiten, helpen ware christenen in deze tijd hen dus hun situatie te verbeteren door hen erbij te assisteren tot een kennis van de waarheid te komen. Zulke christenen verrichten het opvoedkundige werk waartoe Jezus de opdracht heeft gegeven toen hij zei: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matthéüs 28:19, 20). En als resultaat hiervan sluiten elk jaar tienduizenden uit alle rangen en standen van de maatschappij zich bij de gelederen van Jehovah’s Getuigen aan.