’O God, zend uw licht uit’
„Zend uw licht en uw waarheid uit. Mogen díe mij geleiden.” — PSALM 43:3.
1. Hoe openbaart Jehovah zijn voornemens?
JEHOVAH neemt de mogelijkheden en beperkingen van zijn dienstknechten in aanmerking wanneer hij hun zijn voornemens bekendmaakt. In plaats van waarheidspunten allemaal tegelijk in één verblindende lichtflits te openbaren, verlicht hij ons progressief. Onze levensreis zou vergeleken kunnen worden met een lang traject dat een wandelaar wil afleggen. Hij begint ’s morgens vroeg en ziet weinig. Als de zon langzaam boven de horizon begint te komen, is de wandelaar in staat om een paar kenmerken van zijn omgeving te onderscheiden. Van de rest ziet hij vage omtrekken. Maar terwijl de zon blijft klimmen, kan hij steeds verder kijken. Zo is het ook met het geestelijke licht waarin God voorziet. Hij stelt ons in staat enkele dingen per keer te onderscheiden. Gods Zoon, Jezus Christus, heeft op soortgelijke wijze in geestelijke verlichting voorzien. Laten wij eens beschouwen hoe Jehovah zijn volk in oude tijden heeft verlicht en hoe hij dat thans doet.
2. Hoe verschafte Jehovah verlichting in voorchristelijke tijden?
2 De samenstellers van de 43ste Psalm waren waarschijnlijk de zonen van Korach. Als levieten waren zij bevoorrecht Gods Wet aan het volk te onderwijzen (Maleachi 2:7). Jehovah was uiteraard hun Grootse Onderwijzer en zij zagen naar hem op als de Bron van alle wijsheid (Jesaja 30:20). „O God, . . . zend uw licht en uw waarheid uit”, bad de psalmist. „Mogen díe mij geleiden” (Psalm 43:1, 3). Zolang de Israëlieten Jehovah getrouw bleven, onderwees hij hun zijn wegen. Eeuwen later begunstigde Jehovah hen met een wel heel opmerkelijk soort licht en waarheid. God deed dit toen hij zijn Zoon naar de aarde zond.
3. In welk opzicht werden de joden door Jezus’ onderwijs op de proef gesteld?
3 Als de mens Jezus Christus was Gods Zoon „het licht der wereld” (Johannes 8:12). Hij leerde het volk „vele dingen . . . door middel van illustraties” — nieuwe dingen (Markus 4:2). Hij zei tot Pontius Pilatus: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld” (Johannes 18:36). Dat was een nieuwe gedachte voor een Romein en zeker voor nationalistische joden, want zij dachten dat de Messias het Romeinse Rijk op de knieën zou brengen en Israël tot zijn vroegere heerlijkheid zou herstellen. Jezus weerkaatste licht van Jehovah, maar zijn woorden waren niet naar de zin van de joodse regeerders die ’de heerlijkheid van de mensen meer liefhadden dan zelfs de heerlijkheid van God’ (Johannes 12:42, 43). Velen van het volk verkozen het veeleer aan hun menselijke overleveringen vast te houden dan door God geschonken geestelijk licht en waarheid te aanvaarden. — Psalm 43:3; Mattheüs 13:15.
4. Hoe weten wij dat Jezus’ discipelen in begrip zouden blijven groeien?
4 Maar enkele oprechte mannen en vrouwen aanvaardden vreugdevol de waarheid die Jezus onderwees. Zij maakten gestadige vorderingen in hun begrip van Gods voornemens. Toen het einde van het aardse leven van hun Leraar echter naderbij kwam, moesten zij nog steeds veel leren. Jezus zei tot hen: „Nog vele dingen heb ik u te zeggen, maar gij kunt ze op het ogenblik niet dragen” (Johannes 16:12). Ja, de discipelen zouden in begrip van Gods waarheid blijven groeien.
Het licht blijft schijnen
5. Welke kwestie rees er in de eerste eeuw, en wie droegen de verantwoordelijkheid om die tot klaarheid te brengen?
5 Na Jezus’ dood en opstanding scheen van God afkomstig licht helderder dan voorheen. In een aan Petrus gegeven visioen openbaarde Jehovah dat onbesneden heidenen voortaan volgelingen van Christus konden worden (Handelingen 10:9-17). Dat was een openbaring! Niettemin rees er later een vraag: Verlangde Jehovah van zulke heidenen dat zij, nadat zij christenen waren geworden, besneden moesten worden? Die vraag was in het visioen niet beantwoord en de kwestie werd een onderwerp van verhitte discussies onder christenen. Wilde hun kostbare eenheid niet worden ondermijnd, dan moest het vraagstuk opgelost worden. Derhalve ’vergaderden de apostelen en de oudere mannen in Jeruzalem om deze aangelegenheid te overwegen’. — Handelingen 15:1, 2, 6.
6. Welke procedure volgden de apostelen en oudere mannen toen zij de kwestie van de besnijdenis beschouwden?
6 Hoe konden de aanwezigen op die vergadering vaststellen wat Gods wil voor gelovige heidenen was? Jehovah zond geen engel om de besprekingen te leiden en ook begunstigde hij de aanwezigen niet met een visioen. Toch werden de apostelen en oudere mannen niet geheel zonder leiding gelaten. Zij beschouwden getuigenissen van zekere joodse christenen die gezien hadden hoe God zich begon in te laten met mensen uit de natiën door zijn heilige geest op onbesneden heidenen uit te storten. Ook onderzochten zij de Schrift voor leiding. Dientengevolge deed de discipel Jakobus een aanbeveling die op een geestelijk verhelderende schriftplaats gebaseerd was. Terwijl zij over de bewijzen nadachten, werd Gods wil duidelijk. Mensen uit de natiën hoefden niet besneden te worden om Jehovah’s goedkeuring te genieten. De apostelen en de oudere mannen lieten er geen gras over groeien om de beslissing op schrift te stellen, zodat medechristenen zich erdoor konden laten leiden. — Handelingen 15:12-29; 16:4.
7. In welk opzicht waren eerste-eeuwse christenen progressief?
7 In tegenstelling tot de joodse religieuze leiders, die aan de overleveringen van hun voorvaders vasthielden, verheugden de meeste joodse christenen zich toen zij dit opmerkelijke nieuwe begrip van Gods voornemen met betrekking tot de mensen uit de natiën ontvingen, hoewel de aanvaarding ervan een verandering van zienswijze ten aanzien van heidenen in het algemeen vereiste. Jehovah zegende hun nederige geest, waarna ’de gemeenten aanhoudend in het geloof werden bevestigd en van dag tot dag voortdurend in aantal toenamen’. — Handelingen 15:31; 16:5.
8. (a) Hoe weten wij dat er na de eerste eeuw meer licht verwacht kon worden? (b) Welke toepasselijke vragen zullen wij beschouwen?
8 Gedurende de hele eerste eeuw bleef er geestelijk licht schijnen. Maar Jehovah openbaarde aan de vroege christenen niet elk aspect van zijn voornemens. De apostel Paulus zei tot eerste-eeuwse medegelovigen: „Op het ogenblik zien wij door middel van een metalen spiegel vage omtrekken” (1 Korinthiërs 13:12). Zo’n spiegel had niet het beste weerkaatsende oppervlak. Aanvankelijk zou het begrip van geestelijk licht dus beperkt zijn. Na de dood van de apostelen werd het licht een tijdlang zwak, maar in recente tijden is schriftuurlijke kennis overvloedig geworden (Daniël 12:4). Hoe schenkt Jehovah in deze tijd licht aan zijn volk? En hoe dienen wij te reageren wanneer hij ons begrip van de Schrift vergroot?
Het licht wordt steeds helderder
9. Welke unieke en doeltreffende bijbelstudiemethode werd door de vroege Bijbelonderzoekers gebruikt?
9 In moderne tijden begon het licht pas echt te gloren in het laatste kwart van de negentiende eeuw, toen een groep christelijke mannen en vrouwen een serieuze studie van de Schrift begon te maken. Zij ontwikkelden een praktische methode voor bijbelstudie. Iemand stelde een vraag; vervolgens analyseerde de groep alle daarmee samenhangende schriftplaatsen. Wanneer één bijbelvers met een ander in tegenspraak scheen te zijn, trachtten deze oprechte christenen de twee met elkaar in overeenstemming te brengen. In tegenstelling tot de religieuze leiders uit die tijd waren de Bijbelonderzoekers (zoals Jehovah’s Getuigen destijds bekendstonden) vastbesloten om de Heilige Schrift, niet de overleveringen of menselijke dogma’s, hun gids te laten zijn. Nadat zij alle beschikbare schriftuurlijke bewijzen hadden beschouwd, tekenden zij hun conclusies op. Op die manier werd hun begrip van veel fundamentele bijbelse leerstellingen verduidelijkt.
10. Welke nuttige bijbelstudiehulpmiddelen schreef Charles Taze Russell?
10 Onder de Bijbelonderzoekers nam Charles Taze Russell een opvallende plaats in. Hij schreef een serie van zes nuttige hulpmiddelen voor bijbelstudie, getiteld Studies in the Scriptures. Broeder Russell was van plan een zevende deel te schrijven waarin de bijbelboeken Ezechiël en Openbaring verklaard zouden worden. „Wanneer ik ook de sleutel ertoe zal vinden,” zei hij, „zal ik het zevende deel schrijven.” Maar hij voegde eraan toe: „Geeft de Heer de sleutel aan iemand anders, dan kan hij het schrijven.”
11. Welk verband bestaat er tussen tijd en ons begrip van Gods voornemens?
11 De voorgaande verklaring van C. T. Russell illustreert een belangrijke factor met betrekking tot ons vermogen om bepaalde bijbelpassages te begrijpen — tijd. Broeder Russell wist dat hij net zomin kon afdwingen dat er licht zou schijnen op het boek Openbaring als dat een vroege wandelaar de zon ertoe kan overhalen voor haar bestemde tijd op te gaan.
Geopenbaard — maar op Gods bestemde tijd
12. (a) Wanneer worden bijbelprofetieën het best begrepen? (b) Uit welk voorbeeld blijkt dat ons vermogen om bijbelprofetieën te begrijpen van Gods tijdtafel afhangt? (Zie voetnoot.)
12 Net als de apostelen veel profetieën over de Messias pas na Jezus’ dood en opstanding begrepen, begrijpen christenen in deze tijd bijbelse profetieën tot in de kleinste details pas nadat ze in vervulling zijn gegaan (Lukas 24:15, 27; Handelingen 1:15-21; 4:26, 27). Openbaring is een profetisch boek, dus dienen wij te verwachten het duidelijkste begrip ervan te krijgen als de erin beschreven gebeurtenissen zich ontvouwen. Zo kon C. T. Russell geen juist begrip hebben van de betekenis van het symbolische in Openbaring 17:9-11 genoemde scharlakengekleurde wilde beest, aangezien de organisaties die door het beest worden afgebeeld, namelijk de Volkenbond en de Verenigde Naties, pas na zijn dood tot bestaan kwamen.a
13. Wat gebeurt er soms wanneer er licht op een bepaald bijbels onderwerp wordt geworpen?
13 Toen de vroege christenen vernamen dat onbesneden heidenen medegelovigen konden worden, leidde die verandering tot een nieuwe vraag of voor mensen uit de natiën de noodzaak bestond zich te laten besnijden. Dit bewoog de apostelen en oudere mannen ertoe de hele kwestie van de besnijdenis nog eens onder de loep te nemen. Hetzelfde patroon geldt in deze tijd. Een stralende waarheidsflits op één bijbels onderwerp brengt Gods gezalfde dienstknechten, „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, er soms toe om aanverwante onderwerpen nog eens onder de loep te nemen, zoals het volgende recente voorbeeld illustreert. — Mattheüs 24:45.
14-16. Welke invloed had een verandering in onze zienswijze met betrekking tot de geestelijke tempel op ons begrip van Ezechiël hoofdstuk 40 tot 48?
14 In 1971 werd een uitleg van Ezechiëls profetie gepubliceerd in het boek „De natiën zullen weten dat ik Jehovah ben” — Hoe? Een hoofdstuk van dat boek besprak in het kort Ezechiëls visioen van een tempel (Ezechiël hoofdstuk 40–48). Destijds werd de nadruk gelegd op de wijze waarop Ezechiëls tempelvisioen in de nieuwe wereld vervuld zou worden. — 2 Petrus 3:13.
15 Maar twee in De Wachttoren van 1 april 1973 gepubliceerde artikelen waren van invloed op ons begrip van Ezechiëls profetie. Ze bespraken de grote geestelijke tempel die door de apostel Paulus in Hebreeën hoofdstuk 10 wordt beschreven. De Wachttoren legde uit dat het Heilige en het binnenste voorhof van de geestelijke tempel verband houden met de toestand waarin de gezalfden verkeren terwijl zij zich op aarde bevinden. Toen Ezechiël hoofdstuk 40 tot 48 jaren later opnieuw onder de loep werd genomen, onderscheidde men dat net als de geestelijke tempel in deze tijd werkzaam is, de tempel die Ezechiël in een visioen zag ook in deze tijd moet functioneren. Hoe dat zo?
16 In Ezechiëls visioen ziet men priesters die zich in de voorhoven van de tempel bewegen terwijl zij de niet-priesterlijke stammen dienen. Deze priesters vormen een duidelijke afbeelding van de „koninklijke priesterschap”, Jehovah’s gezalfde dienstknechten (1 Petrus 2:9). Maar zij zullen niet gedurende de hele duizendjarige regering van Christus in het aardse voorhof van de tempel dienst verrichten (Openbaring 20:4). Het grootste deel van die periode, zo niet de gehele periode, zullen de gezalfden God dienen in het Allerheiligste van de geestelijke tempel, „de hemel zelf” (Hebreeën 9:24). Aangezien de priesters worden gezien terwijl zij zich her- en derwaarts bewegen in de voorhoven van Ezechiëls tempel, moet dat visioen zijn vervulling hebben in deze tijd, terwijl sommige van de gezalfden zich nog op aarde bevinden. Bijgevolg kon in de uitgave van 1 maart 1999 van dit tijdschrift een herziene zienswijze betreffende dit onderwerp aangetroffen worden. Ja, helemaal tot aan het einde van de twintigste eeuw is er geestelijk licht op Ezechiëls profetie geworpen.
Wees bereid uw zienswijze te herzien
17. Welke veranderingen hebt u in uw persoonlijke zienswijze aangebracht sinds u tot een kennis van de waarheid gekomen bent, en hoe hebben ze u tot voordeel gestrekt?
17 Iedereen die tot een kennis van de waarheid wil komen, moet bereid zijn „elke gedachte in gevangenschap [te brengen] ten einde ze gehoorzaam te maken aan de Christus” (2 Korinthiërs 10:5). Dat is niet altijd gemakkelijk, vooral niet wanneer zienswijzen sterk verschanst zijn. Voordat u bijvoorbeeld Gods waarheid leerde kennen, hebt u het misschien fijn gevonden om bepaalde religieuze feestdagen met uw gezin te vieren. Nadat u de bijbel was gaan bestuderen, besefte u dat deze vieringen feitelijk van heidense oorsprong zijn. In het begin hebt u misschien geaarzeld datgene wat u leerde in praktijk te brengen. Uiteindelijk bleek liefde voor God echter sterker te zijn dan religieus sentiment en bent u ermee opgehouden deel te nemen aan vieringen die God mishagen. Heeft Jehovah uw beslissing niet gezegend? — Vergelijk Hebreeën 11:25.
18. Hoe dienen wij te reageren wanneer ons begrip van de bijbelse waarheid verduidelijkt wordt?
18 Het strekt ons altijd tot voordeel als wij dingen op Gods manier doen (Jesaja 48:17, 18). Wanneer onze kijk op een bijbelpassage verduidelijkt is, laten wij ons dan verheugen in progressieve waarheid! Dat wij steeds verlicht worden, bevestigt feitelijk dat wij ons op de juiste weg bevinden. Het is „het pad van de rechtvaardigen”, dat is „als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is” (Spreuken 4:18). Zeker, thans zien wij enkele aspecten van Gods voornemen in „vage omtrekken”. Maar wanneer Gods bestemde tijd aanbreekt, zullen wij de waarheid in al haar schoonheid zien, mits wij onze voeten stevig op „het pad” zijn blijven zetten. Mogen wij ons ondertussen uitbundig verheugen in de waarheden die Jehovah duidelijk heeft gemaakt en wachten op de geestelijke verlichting van die welke nog niet zo goed worden begrepen.
19. Wat is één manier om te tonen dat wij de waarheid liefhebben?
19 Hoe kunnen wij onze liefde voor het licht op een praktische manier tonen? Eén manier is door Gods Woord geregeld te lezen — liefst dagelijks. Volgt u een geregeld bijbelleesprogramma? De Wachttoren en Ontwaakt! verschaffen ons ook een overvloed aan gezond geestelijk voedsel om van te genieten. Beschouw ook eens de boeken, brochures en andere publicaties die tot ons nut vervaardigd zijn. En wat valt er te zeggen over de aanmoedigende verslagen over de Koninkrijksprediking in het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen?
20. Welk verband bestaat er tussen door Jehovah geschonken licht en waarheid en onze aanwezigheid op christelijke vergaderingen?
20 Ja, Jehovah heeft op wonderbare wijze het gebed in Psalm 43:3 verhoord. Aan het einde van dat vers lezen wij: „Mogen [uw licht en waarheid] mij brengen naar uw heilige berg en naar uw grootse tabernakel.” Ziet u ernaar uit Jehovah te aanbidden, samen met een menigte anderen? Het geestelijk onderricht dat op onze vergaderingen wordt gegeven, is een belangrijke manier waarop Jehovah in deze tijd verlichting verschaft. Wat kunnen wij doen om onze waardering voor christelijke vergaderingen te verdiepen? Wij nodigen u uit om dit onderwerp in het volgende artikel gebedsvol te beschouwen.
[Voetnoot]
a Na de dood van C. T. Russell werd een publicatie die werd aangeduid als het zevende deel van Studies in the Scriptures vervaardigd in een poging om een verklaring van de boeken Ezechiël en Openbaring te verschaffen. Het boekwerk was voor een deel gebaseerd op commentaren die Russell op deze bijbelboeken had gegeven. Maar de tijd om de betekenis van die profetieën te openbaren, was nog niet aangebroken, en over het algemeen was de uitleg in dat deel van Studies in the Scriptures onduidelijk. In de daaropvolgende jaren hebben Jehovah’s onverdiende goedheid en ontwikkelingen op het wereldtoneel het mogelijk gemaakt dat christenen de betekenis van die profetische boeken nauwkeuriger zijn gaan onderscheiden.
Kunt u dit beantwoorden?
• Waarom openbaart Jehovah zijn voornemens progressief?
• Hoe losten de apostelen en de oudere mannen in Jeruzalem de besnijdeniskwestie op?
• Welke methode voor bijbelstudie volgden de vroege Bijbelonderzoekers, en waarom was die uniek?
• Illustreer hoe geestelijk licht op Gods bestemde tijd wordt geopenbaard.
[Illustratie op blz. 12]
Charles Taze Russell wist dat er op Gods bestemde tijd licht op het boek Openbaring zou schijnen