’God geeft de wasdom’!
’Noch hij die plant is iets, noch hij die begiet, maar God, die de wasdom geeft.’ — 1 KORINTHIËRS 3:7.
1. In welk opzicht zijn we „Gods medewerkers”?
„GODS medewerkers.” Zo kenschetste de apostel Paulus het voorrecht dat we allemaal kunnen hebben. (Lees 1 Korinthiërs 3:5-9.) Het werk waarop Paulus doelde, is het maken van discipelen. Hij vergeleek het met zaaien en begieten. Om succesvol te zijn in dat belangrijke werk hebben we Jehovah’s hulp nodig. Paulus herinnert ons eraan dat ’God de wasdom geeft’.
2. Waarom helpt het feit dat ’God de wasdom geeft’ ons, een juiste kijk op onze bediening te hebben?
2 Dat nederig stemmende feit helpt ons om een juiste kijk op onze bediening te hebben. We kunnen met ijver prediken en onderwijzen, maar uiteindelijk komt alle lof voor de groei die eruit voortvloeit Jehovah toe. Waarom? Omdat we geen van allen, hoeveel moeite we ook doen, het groeiproces helemaal kunnen begrijpen, laat staan dat we het naar onze hand kunnen zetten. Koning Salomo bracht de situatie correct onder woorden toen hij schreef: „Gij [kent] het werk van de ware God niet, die alle dingen doet.” — Pred. 11:5.
3. Welke overeenkomst bestaat er tussen het zaaien van letterlijk zaad en het maken van discipelen?
3 Maakt het feit dat we het groeiproces niet kunnen begrijpen ons werk frustrerend? Nee. Het maakt het juist opwindend, boeiend. Koning Salomo zei: „Zaai in de morgen uw zaad en laat tot de avond uw hand niet rusten; want gij weet niet waar dit succes zal hebben, hetzij hier of daar, of dat beide even goed zullen zijn” (Pred. 11:6). Als het gaat om het zaaien van letterlijk zaad, weten we echt niet waar het zal opkomen en of het wel zal opkomen. Veel factoren hebben we niet in de hand. Iets soortgelijks kan over het maken van discipelen worden gezegd. Jezus beklemtoonde dat feit in twee illustraties die voor ons zijn opgetekend in het vierde hoofdstuk van het evangelie van Markus. Laten we eens kijken wat we uit die twee illustraties kunnen leren.
Verschillende soorten grond
4, 5. Geef een samenvatting van Jezus’ illustratie van de zaaier die zaad uitstrooit.
4 Zoals in Markus 4:1-9 opgetekend staat, beschrijft Jezus een zaaier die zaad uitstrooit dat op verschillende plekken belandt: „Luistert. Ziet! De zaaier ging uit om te zaaien. En terwijl hij zaaide, viel een gedeelte van het zaad langs de weg, en de vogels kwamen en aten het op. En een ander gedeelte viel op de rotsachtige bodem, waar het natuurlijk niet veel aarde had, en het schoot onmiddellijk op omdat het geen diepe aarde had. Toen de zon echter opging, werd het verzengd, en omdat het geen wortel had, verdorde het. En een ander gedeelte viel tussen de doorns, en de doorns kwamen op en verstikten het, en het leverde geen vrucht op. Maar andere zaadjes vielen op de voortreffelijke aarde, en toen ze waren opgekomen en zich hadden ontwikkeld, gingen ze vrucht opleveren en brachten dertig- en zestig- en honderdvoud voort.”
5 In Bijbelse tijden werd er over het algemeen breedwerpig gezaaid. De zaaier had het zaad in een plooi van zijn kleed of in een bak en strooide het in wijde bogen uit. In deze illustratie zaait de zaaier het zaad dus niet opzettelijk op de verschillende soorten grond, maar komt het uitgestrooide zaad op verschillende plekken terecht.
6. Hoe legde Jezus de illustratie van de zaaier uit?
6 Naar de betekenis van deze illustratie hoeven we niet te raden. Jezus gaf zelf de uitleg, die in Markus 4:14-20 staat: „De zaaier zaait het woord. Dit dan zijn degenen langs de weg, waar het woord wordt gezaaid; maar zodra zij het hebben gehoord, komt Satan en neemt het woord dat in hen werd gezaaid weg. En evenzo zijn dit degenen die op de rotsachtige plekken zijn gezaaid: zodra zij het woord hebben gehoord, aanvaarden zij het met vreugde. Zij hebben echter geen wortel in zich, maar blijven een tijdlang; zodra er daarna wegens het woord verdrukking of vervolging ontstaat, worden zij tot struikelen gebracht. Er zijn nog anderen die tussen de doorns worden gezaaid; dit zijn degenen die het woord hebben gehoord, maar de zorgen van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke kracht van de rijkdom en de begeerten naar de overige dingen dringen binnen en verstikken het woord, en het wordt onvruchtbaar. Ten slotte zijn zij die op de voortreffelijke aarde werden gezaaid, degenen die naar het woord luisteren en het gunstig ontvangen en vrucht dragen: dertig- en zestig- en honderdvoud.”
7. Wat beelden het zaad en de verschillende soorten grond af?
7 Merk op dat Jezus niet zegt dat er verschillende soorten zaad worden gebruikt. Hij spreekt over één soort zaad dat op verschillende soorten grond terechtkomt, die verschillende resultaten opleveren. De eerste soort grond is hard of platgetrapt, de tweede is een dun laagje, de derde is overwoekerd met doorns, en de vierde is voortreffelijk of goed, het is vruchtbare aarde (Luk. 8:8). Wat is het zaad? Dat is de Koninkrijksboodschap uit Gods Woord (Matth. 13:19). Wat beelden de verschillende soorten grond af? Mensen met een uiteenlopende hartentoestand. — Lees Lukas 8:12, 15.
8. (a) Wie beeldt de zaaier af? (b) Waarom lopen de reacties op de Koninkrijksprediking uiteen?
8 Wie wordt door de zaaier afgebeeld? Hij beeldt Gods medewerkers af, de verkondigers van het goede nieuws van het Koninkrijk. Net als Paulus en Apollos planten en begieten ze. Maar hoewel ze hard werken, lopen de resultaten uiteen. Hoe komt dat? Door de verschillen in hartentoestand van degenen die de boodschap horen. In de illustratie heeft de zaaier die resultaten niet in de hand. Wat is dat vertroostend, vooral voor degenen onder onze trouwe broeders en zusters die al vele jaren, in sommige gevallen tientallen jaren, werken met ogenschijnlijk weinig tastbare resultaten!a Hoe dat zo?
9. Welk vertroostende feit beklemtoonden Paulus en Jezus allebei?
9 De getrouwheid van de zaaier wordt niet afgemeten naar de resultaten van zijn werk. Paulus zinspeelde daarop toen hij zei: „Ieder zal zijn eigen beloning ontvangen naar zijn eigen arbeid” (1 Kor. 3:8). De beloning wordt bepaald door de arbeid, niet door de resultaten van die arbeid. Jezus benadrukte dat punt ook toen zijn discipelen terugkwamen van een predikingstocht. Ze waren heel verheugd omdat met gebruikmaking van Jezus’ naam de demonen aan hen onderworpen werden. Dat mag dan heel opwindend zijn geweest, maar Jezus zei tegen hen: „Verheugt u . . . niet over het feit dat de geesten aan u worden onderworpen, maar verheugt u omdat uw namen zijn opgeschreven in de hemelen” (Luk. 10:17-20). Zelfs als een zaaier niet veel toename ziet als resultaat van zijn werk, wil dat nog niet zeggen dat hij minder ijverig of getrouw dan anderen is geweest. De resultaten hangen grotendeels af van de hartentoestand van de hoorder. Maar uiteindelijk is het God die de wasdom geeft!
De verantwoordelijkheid van degenen die het woord horen
10. Wat bepaalt of iemand die het woord hoort al dan niet op voortreffelijke grond lijkt?
10 Wat valt er te zeggen over degenen die het woord horen? Is hun reactie voorbestemd? Nee. Of ze al dan niet ’voortreffelijke grond’ zijn, is hun eigen keus. Iemands hartentoestand kan namelijk ten goede of ten kwade veranderen (Rom. 6:17). In zijn illustratie zei Jezus dat zodra sommigen het woord hebben gehoord, Satan komt en het wegneemt. Maar dat hoeft niet te gebeuren. In Jakobus 4:7 krijgen christenen de aanmoediging ’de Duivel te weerstaan’, en dan zal hij van hen wegvluchten. Jezus beschrijft anderen die het woord aanvankelijk met vreugde aanvaarden maar dan tot struikelen worden gebracht doordat ze „geen wortel in zich” hebben. Aanbidders van God krijgen echter de dringende raad ’geworteld en bevestigd te zijn op het fundament’, zodat ze in staat zijn geestelijk te vatten „wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en de liefde van de Christus te kennen, welke de kennis te boven gaat”. — Ef. 3:17-19; Kol. 2:6, 7.
11. Hoe kan iemand voorkomen dat zorgen en rijkdom het woord verstikken?
11 Van anderen die het woord hebben gehoord, wordt gezegd dat ze toelaten dat „de zorgen van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke kracht van de rijkdom” binnendringen en het woord verstikken (1 Tim. 6:9, 10). Hoe kunnen ze dat voorkomen? Paulus antwoordt: „Laat uw levenswijze vrij zijn van de liefde voor geld, en weest tevreden met de tegenwoordige dingen. Want hij heeft gezegd: ’Ik wil u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten.’” — Hebr. 13:5.
12. Waarom dragen degenen die door de voortreffelijke grond worden afgebeeld, in uiteenlopende mate vrucht?
12 Tot slot zegt Jezus dat degenen die op de voortreffelijke grond zijn gezaaid „vrucht dragen: dertig- en zestig- en honderdvoud”. Hoewel sommigen die het woord aanvaarden een goede hartentoestand hebben en vrucht dragen, varieert dat wat ze op het gebied van de prediking kunnen doen naargelang van hun omstandigheden. Een hoge leeftijd of een afmattende ziekte kan het aandeel beperken dat sommigen aan het predikingswerk hebben. (Vergelijk Markus 12:43, 44.) Ook dat is iets waar de zaaier vaak weinig of geen grip op heeft, maar hij is blij als hij ziet dat Jehovah de wasdom heeft gegeven. — Lees Psalm 126:5, 6.
De zaaier die slaapt
13, 14. (a) Geef een samenvatting van Jezus’ illustratie van de mens die zaait. (b) Wie wordt door de zaaier afgebeeld, en wat is het zaad?
13 In Markus 4:26-29 lezen we een andere illustratie over een zaaier: „In dit opzicht is het met het koninkrijk Gods als met een mens die het zaad op de aarde werpt, en hij slaapt ’s nachts en staat overdag op, en het zaad ontkiemt en schiet op, maar hij weet niet hoe. De grond brengt vanzelf geleidelijk aan vrucht voort, eerst de grashalm, dan de aar, ten slotte het volle koren in de aar. Zodra de vrucht het echter toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat de oogsttijd is aangebroken.”
14 Wie is die zaaier? Sommigen in de christenheid denken dat het hier om Jezus zelf gaat. Maar kunnen we zeggen dat Jezus slaapt en niet weet hoe het zaad groeit? Jezus is beslist op de hoogte van het groeiproces! Net als de eerder genoemde zaaier beeldt ook deze zaaier de individuele Koninkrijksverkondigers af, degenen die het Koninkrijkszaad zaaien door hun ijverige predikingsactiviteit. Het zaad dat op de aarde wordt geworpen, is het woord dat ze prediken.b
15, 16. Welk feit over letterlijke en geestelijke groei liet Jezus in zijn illustratie van de zaaier uitkomen?
15 Jezus zegt over de zaaier: „Hij slaapt ’s nachts en staat overdag op.” Dat is geen nalatigheid van de kant van de zaaier. Het geeft gewoon de normale dagelijkse routine van de meeste mensen weer. De in dit vers gebruikte woordkeus duidt op een voortdurend proces van een tijdlang overdag werken en ’s nachts slapen. Jezus beklemtoonde wat er in die tijd gebeurde. „Het zaad ontkiemt en schiet op”, zegt hij, en hij voegt eraan toe: „Maar hij weet niet hoe.” De nadruk ligt op het feit dat de groei „vanzelf”c plaatsvindt.
16 Wat wilde Jezus hiermee duidelijk maken? Merk op dat de nadruk ligt op groei en op de geleidelijke manier waarop die plaatsvindt. „De grond brengt vanzelf geleidelijk aan vrucht voort, eerst de grashalm, dan de aar, ten slotte het volle koren in de aar” (Mark. 4:28). Dat groeiproces vindt geleidelijk en in fasen plaats. Het kan niet geforceerd of versneld worden. Hetzelfde geldt voor geestelijke groei. Die vindt in fasen plaats naarmate Jehovah de waarheid laat groeien in het hart van iemand die de juiste gezindheid heeft. — Hand. 13:48; Hebr. 6:1.
17. Wie delen in de vreugde als het waarheidszaad vrucht draagt?
17 Hoe neemt de zaaier deel aan de oogst ’zodra de vrucht het toelaat’? Als Jehovah de Koninkrijkswaarheid in het hart van nieuwe discipelen laat groeien, bereiken ze uiteindelijk het punt dat ze er door hun liefde voor God toe aangezet worden hun leven aan hem op te dragen. Ze symboliseren hun opdracht door de waterdoop. Broeders die tot rijpheid blijven voortgaan, kunnen geleidelijk meer verantwoordelijkheid in de gemeente gaan dragen. De Koninkrijksvrucht wordt zowel door de oorspronkelijke zaaier geoogst als door andere Koninkrijksverkondigers die misschien niet persoonlijk betrokken zijn geweest bij het zaaien van het zaad waaruit de bewuste discipel is voortgekomen. (Lees Johannes 4:36-38.) Het is echt zo dat „de zaaier en de oogster zich samen . . . verheugen”.
Lessen voor ons in deze tijd
18, 19. (a) Hoe heeft deze bespreking van Jezus’ illustraties jou persoonlijk aangemoedigd? (b) Wat wordt er in het volgende artikel besproken?
18 Wat hebben we door onze bespreking van deze twee illustraties uit Markus hoofdstuk 4 geleerd? Het is duidelijk dat er werk aan de winkel is: zaaien. We mogen nooit excuses zoeken of potentiële problemen en moeilijkheden aanvoeren als redenen om dat werk niet te doen (Pred. 11:4). Tegelijkertijd zijn we ons ervan bewust wat een geweldig voorrecht het is als medewerkers van God beschouwd te worden. Het is Jehovah die geestelijke groei teweegbrengt door onze inspanningen en de inspanningen van degenen die de boodschap ontvangen te zegenen. We beseffen dat we bij niemand geestelijke groei kunnen forceren. We hoeven ons evenmin ontmoedigd of terneergeslagen te voelen als de groei langzaam verloopt of uitblijft. Wat is het een troost te weten dat ons succes wordt afgemeten naar onze trouw aan Jehovah en aan het voorrecht dat hij ons heeft geschonken ’het goede nieuws van het koninkrijk te prediken tot een getuigenis voor alle natiën’. — Matth. 24:14.
19 Wat heeft Jezus ons nog meer over de groei van nieuwe discipelen en het Koninkrijkswerk geleerd? Het antwoord op die vraag vinden we in andere illustraties die in de evangelieverslagen opgetekend staan. Een paar van die illustraties gaan we in het volgende artikel analyseren.
[Voetnoten]
a Denk bijvoorbeeld eens aan de bediening van broeder Georg Fjölnir Lindal op IJsland, waarover een verslag te lezen staat in het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 2005, blz. 210, 211, en de ervaringen van trouwe predikers die jarenlang zonder onmiddellijke resultaten in Ierland hebben volhard, die je vindt in het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1988, blz. 82-99.
b Vroeger is in dit tijdschrift uitgelegd dat het zaad persoonlijkheidshoedanigheden afbeeldt die moeten rijpen en intussen door factoren in het milieu worden beïnvloed. Merk echter op dat het zaad in Jezus’ illustratie niet in slecht zaad of rotte vruchten verandert. Het groeit gewoon tot rijpheid. — Zie De Wachttoren van 15 september 1980, blz. 17-20.
c Die term wordt verder nog maar één keer in de Griekse Geschriften gebruikt, namelijk in Handelingen 12:10, waar van een ijzeren poort wordt gezegd dat ze automatisch, „vanzelf”, openging.
Wat heb je onthouden?
• Wat zijn enkele overeenkomsten tussen het zaaien van letterlijk zaad en de prediking van de Koninkrijksboodschap?
• Waarnaar meet Jehovah de getrouwheid van een Koninkrijksprediker af?
• Welke overeenkomst tussen letterlijke en geestelijke groei werd door Jezus beklemtoond?
• Hoe kunnen ’de zaaier en de oogster zich samen verheugen’?
[Illustraties op blz. 13]
Waarom vergeleek Jezus een prediker van Gods koninkrijk met een zaaier?
[Illustraties op blz. 15]
Degenen die door voortreffelijke grond worden afgebeeld, nemen van ganser harte en naargelang van hun omstandigheden deel aan de Koninkrijksprediking
[Illustraties op blz. 16]
God blijft de wasdom geven