De ongehuwde staat — Een deur tot activiteit zonder afleiding
’Het betekent voortdurende dienst voor de Heer, zonder te worden afgeleid.’ — 1 KORINTHIËRS 7:35.
1. Welk verontrustende nieuws omtrent de christenen in Korinthe bereikte Paulus?
DE apostel Paulus was bezorgd om zijn christelijke broeders en zusters in Korinthe (Griekenland). Ongeveer vijf jaar eerder had hij de gemeente in die welvarende maar om haar immoraliteit beruchte stad opgericht. Nu, omstreeks 55 G.T., terwijl hij zich in Efeze (Klein-Azië) bevond, ontving hij verontrustende berichten uit Korinthe over door partijgeest veroorzaakte verdeeldheid binnen de gemeente en het tolereren van een ernstig geval van immoraliteit. Bovendien had Paulus een brief van de Korinthische christenen ontvangen, waarin zij om raad vroegen over kwesties als seksuele betrekkingen, de ongehuwde staat, het huwelijk, uiteengaan en hertrouwen.
2. Hoe was de immoraliteit die in Korinthe algemeen voorkwam, blijkbaar van invloed op de christenen in die stad?
2 De grove immoraliteit die in Korinthe algemeen voorkwam, scheen in twee opzichten van invloed te zijn op de plaatselijke gemeente. Sommige christenen boden geen weerstand aan de sfeer van morele laksheid en tolereerden immoraliteit (1 Korinthiërs 5:1; 6:15-17). Als reactie op het feit dat alles in de stad alleen maar gericht was op het nastreven van vleselijke genoegens, vervielen anderen blijkbaar tot uitersten door onthouding van alle seksuele betrekkingen, zelfs voor echtparen, aan te bevelen. — 1 Korinthiërs 7:5.
3. Welke kwesties besprak Paulus in het begin van zijn eerste brief aan de Korinthiërs?
3 In de lange brief die Paulus aan de Korinthiërs schreef, pakte hij eerst het probleem van onenigheid aan (1 Korinthiërs hfdst. 1–4). Hij vermaande hen om geen mensen te volgen, wat alleen maar tot schadelijke scheuringen kan leiden. Zij dienden als „medewerkers” van God verenigd te zijn. Vervolgens gaf hij hun specifieke instructies om de gemeente moreel rein te houden (hfdst. 5, 6). Daarna besprak Paulus hun brief.
De ongehuwde staat aanbevolen
4. Wat bedoelde Paulus toen hij zei dat ’het voor een mens goed is geen vrouw aan te raken’?
4 Hij begon met te zeggen: „Wat nu de dingen betreft waarover gij hebt geschreven, het is voor een mens goed geen vrouw aan te raken” (1 Korinthiërs 7:1). De uitdrukking „geen vrouw aan te raken” heeft hier betrekking op het vermijden van lichamelijk contact met een vrouw om daar seksuele bevrediging uit te putten. Aangezien Paulus hoererij reeds had veroordeeld, doelde hij nu op seksuele betrekkingen binnen de huwelijksregeling. Derhalve beval Paulus nu de ongehuwde staat aan (1 Korinthiërs 6:9, 16, 18; vergelijk Genesis 20:6; Spreuken 6:29). Iets verderop schreef hij: „Tot de ongehuwden en de weduwen nu zeg ik dat het goed voor hen is als zij blijven zoals ik” (1 Korinthiërs 7:8). Paulus was ongehuwd, misschien weduwnaar. — 1 Korinthiërs 9:5.
5, 6. (a) Waarom is het duidelijk dat Paulus geen kloosterleven aanbeval? (b) Waarom beval Paulus de ongehuwde staat aan?
5 Waarschijnlijk waren de christenen in Korinthe in contact gekomen met de Griekse filosofie, waarvan zekere scholen extreem ascetisme of zelfverzaking prezen. Zou dat de reden geweest kunnen zijn waarom de Korinthiërs Paulus vroegen of het voor christenen „goed” zou zijn om alle seksuele gemeenschap te vermijden? Paulus’ antwoord weerspiegelde geen Griekse filosofie (Kolossenzen 2:8). In tegenstelling tot katholieke theologen beval hij nergens in zijn geschriften een celibatair ascetisch leven in een klooster aan, alsof ongehuwden bijzonder heilig waren en door hun levensstijl en gebeden tot hun eigen redding konden bijdragen.
6 Paulus beval de ongehuwde staat aan „met het oog op de bij ons bestaande noodzaak” (1 Korinthiërs 7:26). Hij kan gedoeld hebben op de moeilijke tijden die christenen doormaakten en die door het huwelijk nog verzwaard konden worden (1 Korinthiërs 7:28). Zijn raad aan ongehuwde christenen was: „Het [is] goed voor hen . . . als zij blijven zoals ik.” Tot weduwnaars zei hij: „Zijt gij niet meer aan een vrouw gebonden? Zoek niet langer een vrouw.” Over een christelijke weduwe schreef hij: „Naar mijn mening is zij gelukkiger indien zij blijft zoals zij is. Ik denk stellig dat ook ik Gods geest bezit.” — 1 Korinthiërs 7:8, 27, 40.
Niet verplicht om ongehuwd te blijven
7, 8. Waaruit blijkt dat Paulus geen enkele christen dwong om ongehuwd te blijven?
7 Ongetwijfeld gaf Paulus deze raad onder leiding van Jehovah’s heilige geest. Uit zijn hele bespreking van de ongehuwde staat en het huwelijk blijkt evenwicht en gematigdheid van opvatting. Hij maakt het niet tot een kwestie van getrouwheid of ontrouw. Het is veeleer een kwestie van vrije keus, waarbij hij de balans laat doorslaan ten gunste van de ongehuwde staat voor degenen die daarin eerbaar kunnen blijven.
8 Onmiddellijk na gezegd te hebben „het is voor een mens goed geen vrouw aan te raken”, voegde Paulus eraan toe: „Maar wegens het algemeen voorkomen van hoererij moet iedere man zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man” (1 Korinthiërs 7:1, 2). Na ongehuwden en weduwen de raad te hebben gegeven te „blijven zoals ik”, voegde hij er direct aan toe: „Maar indien zij geen zelfbeheersing hebben, laten zij dan trouwen, want het is beter te trouwen dan te branden van hartstocht” (1 Korinthiërs 7:8, 9). En zijn raad aan weduwnaars was: „Zoek niet langer een vrouw. Maar ook al zoudt gij trouwen, gij zoudt geen zonde begaan” (1 Korinthiërs 7:27, 28). Deze evenwichtige raad weerspiegelt vrijheid van keus.
9. Hoe is volgens Jezus en Paulus zowel het huwelijk als de ongehuwde staat een gave van God?
9 Paulus liet uitkomen dat zowel het huwelijk als de ongehuwde staat een gave van God is. „Ik wilde wel dat alle mensen waren zoals ikzelf. Niettemin heeft een ieder zijn eigen gave van God, de een op deze, de ander op die wijze” (1 Korinthiërs 7:7). Ongetwijfeld had hij Jezus’ woorden in gedachten. Na te hebben bevestigd dat het huwelijk door God was ingesteld, maakte Jezus duidelijk dat vrijwillig ongehuwd blijven om de Koninkrijksbelangen te kunnen dienen, een speciale gave is: „Niet allen maken plaats voor dit woord, maar alleen zij die de gave hebben. Want er zijn eunuchen die zo uit hun moeders schoot zijn geboren, en er zijn eunuchen die door de mensen tot eunuchen zijn gemaakt, en er zijn eunuchen die zichzelf tot eunuch hebben gemaakt ter wille van het koninkrijk der hemelen. Wie er plaats voor kan maken, make er plaats voor.” — Mattheüs 19:4-6, 11, 12.
Plaats maken voor de gave van de ongehuwde staat
10. Hoe kan iemand ’plaats maken’ voor de gave van de ongehuwde staat?
10 Hoewel Jezus en Paulus beiden de ongehuwde staat een „gave” noemden, zei geen van hen dat het een wonderbare gave is waarover slechts enkelen beschikken. Jezus zei dat ’niet allen plaats voor die gave maken’, en hij spoorde degenen die dit kunnen aan om er evenals Jezus en Paulus ’plaats voor te maken’. Het is waar dat Paulus schreef: „Het is beter te trouwen dan te branden van hartstocht”, maar hij sprak over degenen die „geen zelfbeheersing hebben” (1 Korinthiërs 7:9). In wat Paulus eerder had geschreven, toonde hij aan dat christenen het kunnen vermijden te branden van hartstocht (Galaten 5:16, 22-24). Door geest te wandelen, betekent dat wij ons bij elke stap door Jehovah’s geest laten leiden. Kunnen jonge christenen dat? Ja, als zij nauwgezet Jehovah’s Woord volgen. De psalmist schreef: „Hoe zal een jonge man [of vrouw] zijn [of haar] pad reinigen? Door op zijn [haar] hoede te blijven overeenkomstig uw woord.” — Psalm 119:9.
11. Wat betekent het om ’in overeenstemming met de geest te wandelen’?
11 Dit houdt in dat men op zijn hoede is voor tolerante zienswijzen die door middel van veel tv-programma’s, films, tijdschriftenartikelen, boeken en songteksten worden verbreid. Zulke zienswijzen zijn op het vlees georiënteerd. Jonge christenen van beide seksen die plaats willen maken voor de ongehuwde staat, dienen „niet in overeenstemming met het vlees [te] wandelen, maar in overeenstemming met de geest. Want zij die in overeenstemming met het vlees zijn, zetten hun zinnen op de dingen van het vlees, maar zij die in overeenstemming met de geest zijn, [zetten hun zinnen] op de dingen van de geest” (Romeinen 8:4, 5). De dingen van de geest zijn rechtvaardig, eerbaar, lieflijk en deugdzaam. Christenen, jong en oud, doen er goed aan ’deze dingen te blijven bedenken’. — Filippenzen 4:8, 9.
12. Wat is voornamelijk bij het plaats maken voor de gave van de ongehuwde staat betrokken?
12 Plaats maken voor de gave van de ongehuwde staat komt er hoofdzakelijk op neer dat men zijn hart op dat doel richt en Jehovah om hulp bidt bij het nastreven ervan (Filippenzen 4:6, 7). Paulus schreef: „Indien iemand vaststaat in zijn hart, geen noodzaak hebbend, maar de macht heeft over zijn eigen wil en in zijn hart de beslissing heeft genomen zijn maagdelijkheid te bewaren, hij zal goed doen. Bijgevolg doet ook wie zijn maagdelijkheid uithuwelijkt goed, maar wie ze niet uithuwelijkt, zal beter doen.” — 1 Korinthiërs 7:37, 38.
De ongehuwde staat met een doel
13, 14. (a) Welke vergelijking trok de apostel Paulus tussen ongehuwde en gehuwde christenen? (b) Hoe alleen kan een ongetrouwde christen ’beter doen’ dan getrouwde christenen?
13 De ongehuwde staat is niet verdienstelijk op zichzelf. In welk opzicht kan die dan „beter” zijn? Dat hangt er helemaal van af hoe iemand de vrijheid die deze staat met zich brengt, gebruikt. Paulus schreef: „Ja, ik wil dat gij vrij van zorgen zijt. De ongehuwde man is bezorgd voor de dingen van de Heer, hoe hij de goedkeuring van de Heer kan verwerven. Maar de gehuwde man is bezorgd voor de dingen van de wereld, hoe hij de goedkeuring van zijn vrouw kan verwerven, en hij is verdeeld. Voorts is de ongehuwde vrouw, en ook de maagd, bezorgd voor de dingen van de Heer, om zowel in haar lichaam als in haar geest heilig te zijn. Maar de gehuwde vrouw is bezorgd voor de dingen van de wereld, hoe zij de goedkeuring van haar man kan verwerven. Ik zeg dit echter tot uw eigen voordeel, niet om u een strik om te werpen, maar om u te bewegen tot dat wat welvoeglijk is en dat wat voortdurende dienst voor de Heer betekent, zonder te worden afgeleid.” — 1 Korinthiërs 7:32-35.
14 Een ongetrouwde christen die zijn ongehuwde staat gebruikt om zelfzuchtige doeleinden na te streven, doet niet „beter” dan getrouwde christenen. Hij blijft niet „ter wille van het koninkrijk” ongehuwd, maar om persoonlijke redenen (Mattheüs 19:12). De ongehuwde man of vrouw dient ’bezorgd te zijn voor de dingen van de Heer’, bezorgd te zijn om ’de goedkeuring van de Heer te verwerven’, en dient ’voortdurend dienst voor de Heer te verrichten, zonder te worden afgeleid’. Dit betekent onverdeelde aandacht te schenken aan het dienen van Jehovah en Christus Jezus. Alleen door zo te handelen, doen ongehuwde christelijke mannen en vrouwen „beter” dan gehuwde christenen.
Activiteit zonder te worden afgeleid
15. Wat is de essentie van Paulus’ argumentatie in 1 Korinthiërs hoofdstuk 7?
15 Paulus’ hele argumentatie in dit hoofdstuk komt hierop neer: Hoewel het huwelijk volledig aanvaardbaar en, onder bepaalde omstandigheden, voor sommigen raadzaam is, werpt de ongehuwde staat ontegenzeglijk voordelen af voor de christelijke man of vrouw die Jehovah wil dienen met een minimum aan afleiding. Terwijl de gehuwde persoon „verdeeld” is, is de ongehuwde christen vrij om zijn aandacht op „de dingen van de Heer” te concentreren.
16, 17. Hoe kan een ongehuwde christen zijn aandacht beter concentreren op „de dingen van de Heer”?
16 Wat zijn de dingen van de Heer waaraan een ongehuwde christen door de grotere vrijheid die hij bezit meer aandacht kan schenken dan gehuwden? In een ander verband sprak Jezus over datgene „wat van God is” — dingen die een christen niet aan caesar kan geven (Mattheüs 22:21). In de grond der zaak heeft het betrekking op het leven, de aanbidding en de bediening van een christen. — Mattheüs 4:10; Romeinen 14:8; 2 Korinthiërs 2:17; 3:5, 6; 4:1.
17 Ongehuwde personen zijn over het algemeen vrijer om tijd aan Jehovah’s dienst te wijden, hetgeen hun geestelijke gezindheid en de omvang van hun bediening ten goede kan komen. Zij kunnen meer tijd aan persoonlijke studie en meditatie besteden. Ongehuwde christenen kunnen hun bijbellezen vaak gemakkelijker in hun schema passen dan gehuwden. Zij kunnen zich beter op vergaderingen en velddienst voorbereiden. Dit alles is tot hun „eigen voordeel”. — 1 Korinthiërs 7:35.
18. Hoe kunnen veel ongehuwde broeders tonen dat zij Jehovah willen dienen „zonder te worden afgeleid”?
18 Veel ongehuwde broeders die reeds als dienaren in de bediening dienen, zijn vrij om tot Jehovah te zeggen: „Hier ben ik! Zend mij” (Jesaja 6:8). Zij kunnen zich opgeven voor de Bedienarenopleidingsschool, die gereserveerd is voor ongehuwde dienaren in de bediening en ouderlingen die vrij zijn om te dienen waar de behoefte groter is. Zelfs broeders die niet vrij zijn om hun gemeente te verlaten, kunnen zich beschikbaar stellen teneinde hun broeders en zusters als dienaren in de bediening of ouderlingen te dienen. — Filippenzen 2:20-23.
19. Hoe worden veel ongehuwde zusters gezegend, en wat is één manier waarop zij een zegen voor de gemeenten kunnen zijn?
19 Ongehuwde zusters, die geen echtgenoot hebben die zij kunnen raadplegen en in vertrouwen kunnen nemen, zijn misschien meer geneigd ’hun lasten op Jehovah te werpen’ (Psalm 55:22; 1 Korinthiërs 11:3). Dit is bijzonder belangrijk voor zusters die uit liefde voor Jehovah ongehuwd zijn. Als zij mettertijd een huwelijk aangaan, zullen zij uiteraard „alleen in de Heer” trouwen, dat wil zeggen, alleen met iemand die zich aan Jehovah heeft opgedragen (1 Korinthiërs 7:39). Ouderlingen zijn dankbaar dat zij ongehuwde zusters in hun gemeenten hebben; vaak bezoeken en helpen deze zusters de zieken en de bejaarden. Dit schenkt alle betrokkenen geluk. — Handelingen 20:35.
20. Hoe tonen veel christenen dat zij ’voortdurend dienst voor de Heer verrichten, zonder te worden afgeleid’?
20 Veel jonge christenen hebben hun aangelegenheden zo geregeld dat zij ’voortdurend dienst voor de Heer verrichten, zonder te worden afgeleid’ (1 Korinthiërs 7:35). Zij dienen Jehovah als volle-tijdpioniers, zendelingen of op een van de bijkantoren van het Wachttorengenootschap. En wat zijn zij een gelukkige groep! Hoe verkwikkend is hun aanwezigheid! Ja, in de ogen van Jehovah en Jezus zijn zij „net als dauwdruppels”. — Psalm 110:3.
Geen gelofte van een eeuwigdurend celibaat
21. (a) Waarom is het duidelijk dat Paulus er niet toe aanmoedigde een celibaatsgelofte af te leggen? (b) Waarop doelde hij toen hij sprak over ’de bloem der jeugd gepasseerd zijn’?
21 Een belangrijk punt in Paulus’ raad is dat christenen er „goed” aan zouden doen in hun leven plaats te maken voor de ongehuwde staat (1 Korinthiërs 7:1, 8, 26, 37). Hij nodigt hen er echter geenszins toe uit een celibaatsgelofte af te leggen. In plaats daarvan schreef hij: „Indien iemand . . . denkt dat hij zich ongepast gedraagt ten opzichte van zijn maagdelijkheid, indien die de bloem der jeugd is gepasseerd, en dit de wijze is waarop het dient te geschieden, hij doe wat hij wil; hij zondigt niet. Laten zij trouwen” (1 Korinthiërs 7:36). Het ene Griekse woord (hu·pe·rakʹmos) dat vertaald is met de zinsnede „de bloem der jeugd is gepasseerd”, betekent letterlijk „voorbij het hoogste punt” en heeft betrekking op de tijd dat de ergste drang van seksuele verlangens voorbij is. Het staat degenen die verscheidene jaren ongehuwd zijn gebleven en die ten slotte vinden dat zij dienen te trouwen, dus volledig vrij om met een medegelovige te trouwen. — 2 Korinthiërs 6:14.
22. Waarom werpt het vanuit elk standpunt bezien voordelen af als een christen niet te jong trouwt?
22 De jaren die een jonge christen in de dienst van Jehovah doorbrengt zonder te worden afgeleid, zijn een wijze investering. Ze stellen hem of haar in staat praktische wijsheid, ervaring en inzicht te verwerven (Spreuken 1:3, 4). Een persoon die ter wille van het Koninkrijk ongehuwd is gebleven, is later veel beter in staat om, zo hij dat wenst, de verantwoordelijkheden van het huwelijk en misschien het ouderschap op zich te nemen.
23. Wat kunnen sommigen die een huwelijk overwegen in gedachten hebben, maar welke vraag zal in de volgende artikelen worden beschouwd?
23 Sommige christenen die Jehovah verscheidene jaren full-time in de ongehuwde staat hebben gediend, hebben hun toekomstige huwelijkspartner zorgvuldig uitgekozen teneinde in de een of andere vorm van volle-tijddienst te kunnen blijven. Dit is beslist zeer prijzenswaardig. Sommigen overwegen misschien zelfs te trouwen met de gedachte hun huwelijk in geen enkel opzicht een belemmering voor hun dienst te laten vormen. Maar dient een gehuwde christen zich net zo vrij te voelen om zich op zijn dienst voor Jehovah te concentreren als toen hij of zij ongehuwd was? Deze vraag zal in de volgende artikelen worden beschouwd.
Bij wijze van herhaling
◻ Waarom voelde de apostel Paulus zich genoodzaakt de gemeente in Korinthe te schrijven?
◻ Hoe weten wij dat Paulus geen kloosterleven aanbeval?
◻ Hoe kan iemand ’plaats maken’ voor de ongehuwde staat?
◻ Hoe kunnen ongehuwde zusters profijt trekken van hun ongehuwde staat?
◻ In welke opzichten kunnen ongehuwde broeders voordeel trekken van hun vrijheid om Jehovah te dienen „zonder te worden afgeleid”?