Hoofdstuk 15
Waarom zich om andere mensen bekommeren?
1. (a) Wat heeft veel mensen ertoe gebracht alleen voor zichzelf te zorgen en zich niet al te bezorgd te maken over anderen? (b) Waartoe heeft dit geleid?
ONZELFZUCHTIGE bezorgdheid voor anderen is iets wat men tegenwoordig zelden aantreft. Weliswaar wordt iedereen geboren met het vermogen lief te hebben, maar wanneer iemand ziet hoe anderen oneerlijk op hun eigen voordeel uit zijn of hoe zijn eigen pogingen om liefde te tonen verkeerd begrepen worden, kan hij tot de conclusie komen dat hij ook maar het beste alleen voor zichzelf kan zorgen. Anderen, die zien dat het sommigen die hun medemensen uitbuiten, in materieel opzicht voor de wind gaat, denken misschien dat dit de weg tot succes is. Het gevolg is dat veel mensen achterdochtig zijn en geen of weinig ware vrienden hebben. Hoe valt deze ongelukkige stand van zaken te verklaren?
2. (a) Wat is volgens de bijbel de grondoorzaak van het probleem? (b) Wat betekent het God te kennen?
2 De liefde ontbreekt, de soort van liefde die zich uit in oprechte bezorgdheid voor het blijvende welzijn van anderen. En waarom ontbreekt die? De bijbel vermeldt wat de grondoorzaak van het probleem is door te zeggen: „Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde” (1 Johannes 4:8). Natuurlijk, veel zelfzuchtige mensen belijden wel degelijk in God te geloven en gaan zelfs naar de kerk. Maar in feite kennen zij God niet werkelijk. God kennen, betekent goed bekend te zijn met zijn persoonlijkheid, zijn autoriteit te erkennen en dan in overeenstemming met wat wij over hem weten te handelen (Jeremia 22:16; Titus 1:16). Om derhalve de ware vreugde uit het leven te putten die alleen mogelijk is als iemand liefde geeft en ontvangt, moeten wij God goed leren kennen en dat wat wij leren toepassen.
3. Hoe heeft God zijn grote liefde voor de mensheid getoond?
3 „Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven”, schreef de apostel Johannes. „De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God [eerst] hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden. Geliefden, als God ons zó heeft liefgehad, zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben” (1 Johannes 4:9-11). God liet zich er niet door het liefdeloze gedrag van de mensheid van weerhouden zijn eigen liefde tot uitdrukking te brengen. In Romeinen 5:8 lezen wij dan ook: „God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren.”
4. Wat voor gevoel geeft dat u persoonlijk jegens God?
4 Hoeveel mensen zijn er die u zozeer liefhebt dat u uw leven voor hen zou afleggen — mensen die nog nooit iets voor u hebben gedaan? Voor wie zou u, als ouder, bereid zijn uw kind te laten sterven? Dat is de soort van liefde die God voor ons heeft getoond (Johannes 3:16). Wat voor gevoel geeft het u jegens God, nu u dit weet? Als wij werkelijk waarderen wat hij heeft gedaan, zullen wij bemerken dat het geen last is zijn geboden te gehoorzamen. — 1 Johannes 5:3.
5. (a) Wat is het ’nieuwe gebod’ dat Jezus zijn discipelen gaf? (b) Hoe is onze toewijding aan God als regeerder erbij betrokken? (c) Wat vereist het gehoorzamen van dit ’nieuwe gebod’ derhalve?
5 Op de avond voor zijn dood gaf Jezus zijn discipelen een van die geboden. Zij zouden erdoor onderscheiden worden van de rest van de wereld. Hij zei: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt.” Jezus’ gebod was „nieuw” omdat hij zei dat zij anderen niet alleen moesten liefhebben als zichzelf, maar „net zoals ik u heb liefgehad” — zij moesten bereid zijn hun leven voor elkaar af te leggen (Johannes 13:34, 35; 1 Johannes 3:16). Een dergelijke liefde toont onze toewijding aan God doordat wij de bewering van de Duivel weerleggen dat geen mens God zal liefhebben als zijn eigen leven daardoor gevaar loopt (Job 2:1-10). Het is duidelijk dat gehoorzaamheid aan dit ’nieuwe gebod’ vereist dat wij diepe bezorgdheid voor elkaar hebben. — Jakobus 1:27; 2:15, 16; 1 Thessalonicenzen 2:8.
6. Aan wie nog meer moet liefde worden betoond, en waarom?
6 Maar Christus is voor de mensenwereld gestorven, niet slechts voor zijn discipelen. Vandaar dat de Schrift ons aanspoort: „Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Galáten 6:10). Gelegenheden om ’het goede te doen jegens allen’ doen zich elke dag voor. Als onze liefde niet bekrompen maar mild en edelmoedig is, bootsen wij God na, „want hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen”. — Matthéüs 5:43-48.
Respect voor andere mensen en hun eigendommen
7. Waardoor kan de wijze waarop wij andere mensen en hun eigendommen behandelen, beïnvloed worden?
7 Wij leven te midden van een liefdeloze wereld. Misschien beseft u dat u niet altijd zo attent voor anderen bent geweest als u had kunnen zijn. Maar als iemand God wil dienen, is het nodig dat hij nauwgezet moeite doet om ’zijn geest te hervormen’ (Romeinen 12:1, 2). Hij moet zijn houding tegenover andere mensen en hun eigendommen veranderen.
8. (a) Waaruit blijkt dat er een wijdverbreide minachting voor de eigendommen van anderen bestaat? (b) Door het opvolgen van welke bijbelse raad zou men ervan weerhouden worden dergelijke dingen te doen?
8 In sommige streken bestaat een ontstellende minachting voor de bezittingen van anderen. Jongeren vernielen louter voor de sensatie zowel persoonlijke als openbare eigendommen. Of zij ontsieren moedwillig dingen waarvoor anderen hard hebben moeten werken. Sommigen zullen zich misschien vol ontzetting over zulk vandalisme uitlaten, maar dragen er zelf toe bij door in parken, op straat of in openbare gebouwen afval neer te gooien. Stroken zulke daden met Jezus’ vermaning: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen”? (Matthéüs 7:12) Uit zulk liefdeloos gedrag blijkt dat men niet volledig in overeenstemming is met Gods voornemen deze aarde tot een paradijs te maken.
9. (a) Hoe ondervindt iedereen in zijn leven het effect van stelen? (b) Waarom is stelen verkeerd in de ogen van God?
9 Op veel plaatsen is het heel gewoon dat mensen uit bezorgdheid voor hun leven en bezittingen de deuren op slot houden, tralies voor de vensters hebben of er een waakhond op na houden. Winkels verhogen de prijzen ter compensatie van wat er gestolen wordt. Maar voor stelen zal er in Gods nieuwe ordening geen plaats zijn. Dus moeten mensen die hopen daar te leven, nu leren op een manier te leven die tot de zekerheid van hun medemensen bijdraagt. De bijbel toont aan dat het een „gave Gods” is dat een mens „het goede ziet voor al zijn harde werk”. Het is dus verkeerd te trachten hem van de resultaten van zijn werk te beroven (Prediker 3:13; 5:18). Veel mensen die in het verleden oneerlijk waren, zijn veranderd. Zij laten niet alleen het stelen na, maar hebben ook geleerd wat een vreugde het schenkt iets aan anderen te geven (Handelingen 20:35). Met een verlangen God te behagen, hebben zij ter harte genomen wat in Efeziërs 4:28 geschreven staat: „Wie steelt, stele niet meer, maar laat hij liever hard werken, door met zijn handen goed werk te doen, opdat hij iets aan de behoeftige kan uitdelen.”
10. (a) Hoe kunnen wij door de wijze waarop wij tot anderen spreken, consideratie voor hen tonen? (b) Wat zal een hulp zijn om te leren op deze wijze liefde te tonen?
10 Dikwijls, vooral wanneer er iets verkeerd gaat, hebben anderen geen behoefte aan materiële dingen, maar aan vriendelijkheid. Wat gebeurt er echter in situaties waarin iemands tekortkomingen aan het licht treden? Dan zijn er vaak woedeuitbarstingen, scheldwoorden of scherpe opmerkingen te horen. Zelfs sommigen die erkennen dat dit verkeerd is, blijven in gebreke hun tong in toom te houden. Hoe kan iemand zo’n gewoonte overwinnen? In de grond der zaak ontbreekt het aan liefde, en dat duidt op de noodzaak God te leren kennen. Als iemand de omvang van Gods barmhartigheid jegens hem gaat beseffen, zal hij het lang niet zo moeilijk vinden anderen te vergeven. Hij zal misschien zelfs wegen gaan zien om de overtreder te helpen door vriendelijk zijn hulp aan te bieden bij diens pogingen zich te verbeteren. — Matthéüs 18:21-35; Efeziërs 4:31–5:2.
11. Waarom dienen wij niet schimpend te spreken, ook al zijn anderen onvriendelijk tegen ons?
11 Het is waar dat andere mensen in hun omgang met ons deze voortreffelijke raad uit Gods Woord misschien niet toepassen. Ondanks onze oprechte beweegredenen zullen wij soms bemerken dat wij het voorwerp van hun beschimping zijn. Wat zullen wij dan doen? De bijbel geeft de raad: „Laat u niet overwinnen door het kwade, maar blijft het kwade overwinnen met het goede” (Romeinen 12:17-21; 1 Petrus 2:21-23). Voortdurende vriendelijkheid van onze zijde kan hun houding mettertijd verzachten en hun betere hoedanigheden wakker roepen. Wat hun reactie ook is, wanneer wij vriendelijk blijven, tonen wij dat wij Gods wijze van regeren, die op liefde is gebaseerd, hoog houden.
Raciaal, nationaal en sociaal vooroordeel overwinnen
12, 13. Hoe helpt de bijbel iemand om eventuele gevoelens van raciaal, nationaal of sociaal vooroordeel uit te bannen?
12 Iemand die werkelijke liefde heeft, laat zich niet door ras, huidkleur, nationaliteit of maatschappelijke status beïnvloeden. Waarom niet? Omdat hij de bijbelse waarheid beseft dat God „uit één mens elke natie van mensen [heeft] gemaakt” (Handelingen 17:26). Alle mensen zijn derhalve verwant aan elkaar. Geen enkel ras is inherent superieur aan een ander ras.
13 Niemand heeft enige reden om zich op zijn afkomst, ras, kleur, nationaliteit of positie in het leven te beroemen. „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:23). Daarom is iedereen afhankelijk van Christus’ loskoopoffer. En de bijbel laat zien dat zij die behouden door de komende „grote verdrukking” heen komen, uit „alle natiën en stammen en volken en talen” afkomstig zijn. — Openbaring 7:9, 14-17.
14. Waarom is een slechte persoonlijke ervaring geen geldige reden voor vooroordeel jegens mensen van een bepaald ras of een bepaalde nationaliteit?
14 In een poging zijn vooroordeel te rechtvaardigen, zal iemand zich misschien een slechte ervaring te binnen brengen die hij met iemand van een bepaald ras of een bepaalde nationaliteit heeft opgedaan. Maar was iedereen van dat ras of die nationaliteit bij het kwaaddoen betrokken? En hebben niet mensen van iemands eigen ras of nationaliteit zich aan precies hetzelfde schuldig gemaakt? Indien wij in Gods vredige nieuwe ordening hopen te leven, moeten wij elke trots die ertoe leidt dat wij van andere mensen vervreemden, uit ons hart bannen.
15. Als iemand door zijn uitlatingen over ras of nationaliteit een medegelovige tot struikelen zou brengen, hoe zou dit dan van invloed zijn op zijn eigen positie bij God en Christus?
15 Wat er in ons hart leeft, komt vroeg of laat over onze lippen. Christus Jezus zei daarover: „Uit de overvloed des harten spreekt [de] mond” (Lukas 6:45). Wat voor gevolg zou het hebben als opmerkingen waaruit vooroordeel spreekt, iemand die belangstelling voor Jehovah’s organisatie toonde, tot struikelen zouden brengen? De zaak is zo ernstig dat Jezus waarschuwde: „Al wie een van deze kleinen die geloven, tot struikelen brengt, het zou beter voor hem zijn dat hem een molensteen zoals door een ezel wordt rondgedraaid, om de hals werd gehangen en hij metterdaad in de zee werd geworpen.” — Markus 9:42.
16. Hoe gaf Jezus te kennen met welke onpartijdigheid wij anderen moeten bejegenen?
16 Christenen zijn verplicht liefdevolle belangstelling voor anderen te tonen, ongeacht hun ras, nationaliteit of positie in het leven (Jakobus 2:1-9). Zoals Jezus dringend aanraadde: „Wanneer gij een feestmaal aanrecht, nodig dan armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit; en gij zult gelukkig zijn, omdat zij niets hebben waarmee zij u kunnen terugbetalen” (Lukas 14:13, 14). Door ons aldus vol zorg om anderen te bekommeren, weerspiegelen wij de liefdevolle hoedanigheden van onze hemelse Vader.
Liefdevolle bezorgdheid voor het eeuwige welzijn van anderen
17. (a) Wat is het meest waardevolle dat wij met anderen kunnen delen? (b) Waarom dienen wij ons ertoe bewogen te voelen dit te doen?
17 Onze bezorgdheid voor anderen mag niet beperkt blijven tot hun fysieke behoeften. En onze liefde zou evenmin volledig zijn als wij eenvoudig vriendelijk zouden zijn tegen allerlei mensen. Wil het leven werkelijk zin hebben, dan moeten mensen Jehovah en zijn voornemens kennen. Jezus zei in gebed tot zijn Vader: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3). Als u dit boek vanaf het begin hebt gelezen, weet u hoe u die prijs kunt verwerven. U hebt zelf gezien wat de Schrift voorzegt over de „grote verdrukking”, en u hebt de zichtbare bewijzen gezien die de nabijheid ervan bevestigen. U weet dat Gods koninkrijk de enige hoop voor de mensheid is. Maar wordt u er door liefde voor Jehovah en voor uw medemens toe bewogen deze uiterst belangrijke kennis met anderen te delen?
18. (a) Welk werk heeft Jezus in Matthéüs 24:14 voor onze tijd voorzegd? (b) Hoe dienen wij deelname aan dit werk te beschouwen?
18 Toen Jezus over „het besluit van het samenstel van dingen” sprak, voorzei hij: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matthéüs 24:3, 14). Wat een voorrecht is het de Soevereine Regeerder van het universum, Jehovah zelf, te vertegenwoordigen door deel te nemen aan dit „getuigenis”! De gelegenheid om een aandeel aan dit speciale werk te hebben, staat nog open, maar niet al te lang meer.
19. Waarom dienen wij ons er niet door enig gevoel dat wij in persoonlijke bekwaamheid te kort schieten, van te laten weerhouden aan dit werk deel te nemen?
19 Wanneer u er uw gedachten over laat gaan aan dit „getuigenis voor alle natiën” deel te nemen, is het goed te beseffen dat het niet door onze persoonlijke bekwaamheid komt dat de boodschap resultaten afwerpt, maar dat God dit teweegbrengt (Handelingen 16:14; 1 Korinthiërs 3:6). Indien u gedreven wordt door een bereidwillig hart, kan Jehovah u gebruiken om zijn wil te volbrengen. Zoals de apostel Paulus zei: „Dank zij de Christus nu hebben wij zulk een vertrouwen tot God. Niet dat wij uit onszelf voldoende bekwaam zijn om iets als uit onszelf voortkomende te kunnen beschouwen, maar dat wij voldoende bekwaam zijn, komt uit God voort.” — 2 Korinthiërs 3:4-6.
20. (a) Zal iedereen gunstig op het goede nieuws reageren? (b) Wat voor goeds wordt er tot stand gebracht door tot mensen te prediken die onverschillig of zelfs tegenstanders zijn?
20 Wij mogen natuurlijk niet verwachten dat iedereen gunstig zal reageren. Velen zullen onverschillig zijn. Sommigen zullen tegenstanders zijn. Niettemin kunnen zij veranderen. Saulus van Tarsus, die eens een vervolger van christenen was, werd een ijverige apostel van Jezus (1 Timótheüs 1:12, 13). Of anderen het nu beseffen of niet, zij hebben de Koninkrijksboodschap nodig. Wij moeten dus bezorgd voor hen zijn en bereid al onze krachten te geven om hun eeuwige welzijn te bevorderen (1 Thessalonicenzen 2:7, 8). Ook al wensen zij geen gehoor te geven aan de Koninkrijksboodschap, er wordt toch iets goeds tot stand gebracht. Het getuigenis wordt gegeven, Jehovah’s naam wordt verheerlijkt, de mensen worden ’gescheiden’ en wij tonen onze eigen loyaliteit aan Jehovah. — Matthéüs 25:31-33.
U bekommeren om wat er met uw eigen gezin gebeurt
21. Welke verantwoordelijkheid draagt een gezinshoofd met betrekking tot het geestelijke welzijn van zijn gezin?
21 Uw pogingen om anderen te helpen zich Jehovah’s liefdevolle voorzieningen ten nutte te maken, dienen zich ook tot uw eigen gezin uit te strekken. Een gezinshoofd bijvoorbeeld is verantwoordelijk voor de geestelijke groei van zijn gezin. Deze groei hangt nauw samen met het feit of hij er regelingen voor heeft getroffen op geregelde basis Gods Woord met zijn gezin te bespreken. En wanneer de gebeden van een vader ten behoeve van het gezin blijk geven van diepte van toewijding en dankbaarheid, kan hierdoor de houding van het hele gezin worden gevormd.
22. Waarom is het belangrijk dat een vader zijn kinderen streng onderricht geeft, en wat dient zijn drijfveer te zijn?
22 Zijn verantwoordelijkheid omvat ook het toedienen van streng onderricht. Als er problemen rijzen, lijkt het misschien gemakkelijker ze te negeren. Maar als streng onderricht alleen maar wordt toegediend wanneer de vader geïrriteerd raakt, of als problemen pas worden aangepakt wanneer ze ernstige vormen aannemen, dan ontbreekt er iets. Spreuken 13:24 zegt: ’De vader die zijn zoon liefheeft, zoekt hem werkelijk met streng onderricht.’ Daarom is een liefdevolle vader consequent in het toedienen van streng onderricht. Geduldig legt hij zijn kinderen dingen uit, en hij houdt rekening met de mentale, emotionele en fysieke beperkingen van elk van hen (Efeziërs 6:4; Kolossenzen 3:21). Als u vader bent, hebt u dan een dergelijke liefde voor uw kinderen? Bent u bereid deze verantwoordelijkheid op u te nemen, met niet alleen het huidige maar ook het toekomstige welzijn van uw gezin op het oog? — Spreuken 23:13, 14; 29:17.
23. Hoe kan een moeder tot het geestelijke welzijn van haar gezin bijdragen?
23 Ook de vrouw kan zeer veel tot het welzijn van het gezin bijdragen. Wanneer zij met haar man samenwerkt en haar tijd verstandig gebruikt om het leven van hun kinderen op een godvruchtige wijze te vormen, weerspiegelt dit zich gewoonlijk in het gedrag en de houding van de kinderen (Spreuken 29:15). Zelfs waar er geen vader in huis is, werpt zorgvuldig onderricht uit de bijbel gepaard met een voortreffelijk voorbeeld goede resultaten af.
24. (a) Welke strijdvraag dient de gelovige bij tegenstand van de huwelijkspartner duidelijk voor ogen te houden? (b) Hoe zou men onder zulke omstandigheden van liefde voor de ongelovige partner blijk geven?
24 Maar als nu een vader die in huis is, Gods Woord niet aanvaardt, of zijn vrouw zelfs vervolgt? Wat moet zij dan doen? Als zij Jehovah liefheeft, zal zij Hem stellig niet de rug toekeren. Sátan uitte de beschuldiging dat mensen God zouden verlaten als zij moeilijkheden te verduren kregen. Zij wil stellig niet naar Satans pijpen dansen (Job 2:1-5; Spreuken 27:11). Terzelfder tijd spoort de bijbel haar aan het eeuwige welzijn van haar man te zoeken. Zou zij dat waarvan zij weet dat het de waarheid is de rug toekeren, dan zou dit betekenen dat zij beiden het eeuwige leven verliezen. Maar als zij standvastig blijft in haar geloof, kan zij hem wellicht helpen redding te verwerven (1 Korinthiërs 7:10-16; 1 Petrus 3:1, 2). Bovendien toont zij door zelfs onder moeilijke omstandigheden haar huwelijksgeloften trouw te blijven, haar diepe respect voor de Insteller van het huwelijk, Jehovah God.
25. Hoe is de beslissing van de ouder van invloed op de levensvooruitzichten van kinderen?
25 Nog een krachtige reden voor een gelovige ouder om in weerwil van tegenstand loyaal te zijn aan God, vormen de kinderen. God geeft de verzekering dat de jonge kinderen van zijn toegewijde dienstknechten behouden door de komende „grote verdrukking” heen zullen komen. Zelfs als slechts één ouder een dienstknecht van Jehovah is, beschouwt Hij zulke jonge kinderen als „heilig” (1 Korinthiërs 7:14). Maar als de ouder zich zou „verontschuldigen” wat het doen van de wil van God betreft, wat dan? Zo’n ouder zou niet alleen voor zichzelf maar ook voor de jonge kinderen een goedgekeurde positie bij God opgeven (Hebreeën 12:25). Wat zou dat een tragisch verlies zijn!
26. Wat moeten wij doen, willen wij zo handelen dat dit onszelf en anderen werkelijk tot voordeel strekt?
26 Ongeacht welk aspect van het leven wij dus beschouwen, het is duidelijk dat wij niet alleen aan onszelf maar ook aan anderen moeten denken. Wij zullen liefde ontvangen indien wij het tot een gewoonte maken anderen liefde te betonen (Lukas 6:38). Maar om echte liefde te tonen en ons niet te laten misleiden door kortzichtige menselijke redenaties, moeten wij Jehovah kennen en in een goede verhouding tot hem staan. Hierbij is echter een keus betrokken die wij persoonlijk moeten doen.
[Illustratie op blz. 171]
De soort van liefde die Jehovah’s dienstknechten moeten bezitten, verplicht hen ertoe anderen echte welwillendheid te betonen, ongeacht ras, nationaliteit of positie in het leven