„In een triomftocht”
EEN triomftocht was een spectaculaire viering van een overwinning op een vijand. Een van de hoogste vormen van eerbetoon die de Romeinse senaat een zegevierende veldheer verleende, was hem toestemming te geven zijn overwinning met zo’n plechtige, kostbare processie te vieren. De apostel Paulus maakte in zijn geschriften tweemaal gewag van de triomftocht. Tracht u echter, voordat wij zijn woorden beschouwen, zo’n processie eens voor de geest te halen. Zie hoe de processie zich tussen de menigten aan weerszijden van de straten langzaam over de Via Triomfalis beweegt en vervolgens de kronkelende weg omhoog volgt naar de tempel van Jupiter op de Capitolijnse heuvel.
„Welriekende geuren van brandende specerijen vervulden de tempels en de straten en bezwangerden de lucht met hun zoete reuk”, schreef de bijbelgeleerde James M. Freeman. „In de processie liepen de senatoren en de voornaamste burgers van de staat mee, die aldus door hun aanwezigheid de overwinnaar eerden. De kostbaarste stukken van de oorlogsbuit, zoals goud, zilver, allerlei wapens, standaarden, zeldzame en kostbare kunstwerken, en alles wat hetzij door de overwinnaar of door de overwonnenen zeer kostbaar werd geacht, werden voor de ogen van de hele stad die was uitgelopen, meegevoerd. De krijgsgevangenen werden eveneens gedwongen in de processie mee te lopen. De veldheer, ter ere van wie de triomftocht werd gehouden, reed in een strijdwagen met een bijzondere vorm, die door vier paarden werd getrokken. Zijn gewaad was met goud versierd en zijn tunica met bloemen opgesmukt. In zijn rechterhand had hij een lauriertak en in zijn linker een scepter; op zijn voorhoofd had hij een Delfische lauwerkrans. Onder de uitroepen van de soldaten en de toejuichingen van de bevolking werd de overwinnaar door de straten naar de tempel van Jupiter gevoerd, waar offers werden gebracht, waarna er in de tempel een openbaar feest plaatsvond.”
Paulus gebruikte de triomftocht in illustratieve zin toen hij in 55 G.T. zijn tweede brief aan de christenen in Korinthe schreef. Hij zei: „God zij gedankt, die ons altijd in een triomftocht meevoert in gezelschap van de Christus en de geur van de kennis van hem door bemiddeling van ons in elke plaats waarneembaar maakt! Want voor God zijn wij een welriekende geur van Christus onder hen die gered worden en onder hen die vergaan; voor de laatsten een geur uitgaande van dood tot dood, voor de eersten een geur uitgaande van leven tot leven.” — 2 Korinthiërs 2:14-16.
Hier worden Paulus en andere gezalfde christenen voorgesteld als toegewijde onderdanen van God, „in gezelschap van de Christus”. Zij worden afgebeeld als zonen, officieren en soldaten die meelopen in Jehovah’s optocht en door hem in een triomftocht langs een heerlijk geurende route worden geleid. (Zie De Wachttoren, 15 juli 1990, blz. 10-15.) Uit dit illustratieve gebruik van zo’n processie blijkt ook dat degenen die het goede nieuws van Gods koninkrijk afwijzen, slechts het vooruitzicht hebben te sterven. Hoe anders is het met Jezus’ gezalfde volgelingen gesteld! Zij hebben de hoop gered te worden en onsterfelijk leven met Christus in de hemel te ontvangen. En hoe staat het met hun loyale metgezellen, die zich ook aan God hebben opgedragen? Zij hebben de vreugdevolle hoop op leven in een aards paradijs, waar God ’elke traan uit hun ogen zal wegwissen, en de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn meer zal zijn’ (Openbaring 21:1-4; Lukas 23:43). Maakt u deel uit van deze gelukkige menigte?
Een heel ander beeld wordt in Kolossenzen 2:15 geschilderd, waar Paulus schreef: „De regeringen en de autoriteiten naakt uitgekleed hebbend, heeft [God] ze in het openbaar tentoongesteld als overwonnen en ze door middel ervan in een triomftocht meegevoerd.” Hier worden vijandelijke regeringen en autoriteiten onder Satan de Duivel afgebeeld als gevangenen in een triomftocht. Jehovah, de Overwinnaar, kleedt hen naakt uit en stelt hen openlijk als verslagenen tentoon. Zij zijn „door middel ervan”, dat wil zeggen, door middel van Jezus’ „martelpaal”, overwonnen. Zijn dood aan de paal verschafte de basis voor de verwijdering van „het met de hand geschreven document” (het Wetsverbond) en maakte het voor christenen mogelijk bevrijd te worden van slavernij aan de satanische machten der duisternis (Kolossenzen 2:13, 14). Hoezeer dienen wij die christelijke vrijheid te waarderen!