Oefen geloof gebaseerd op waarheid
„Zonder geloof [is het] onmogelijk hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.” — HEBREEËN 11:6.
1, 2. Hoe werd Adams geloof op de proef gesteld, en met welke uitkomst?
GELOOF vergt meer dan overtuigd zijn dat God bestaat. De eerste mens, Adam, koesterde geen twijfel ten aanzien van het bestaan van Jehovah God. God had met Adam gecommuniceerd, hoogstwaarschijnlijk door bemiddeling van Zijn Zoon, het Woord (Johannes 1:1-3; Kolossenzen 1:15-17). Toch verloor Adam het vooruitzicht van eeuwig leven omdat hij Jehovah niet gehoorzaamde en geen geloof in hem oefende.
2 Adams toekomstige geluk scheen in gevaar toen zijn vrouw, Eva, Jehovah ongehoorzaam was. Alleen al de gedachte haar te verliezen stelde het geloof van de eerste man op de proef! Zou God dit probleem zo kunnen oplossen dat toch Adams verdere geluk en welzijn veilig gesteld werden? Door zich in overtreding bij Eva aan te sluiten liet Adam zien dat hij dat kennelijk niet mogelijk achtte. Hij probeerde het probleem op zijn manier op te lossen, in plaats van oprecht goddelijke leiding te zoeken. Omdat hij erin te kort schoot geloof te oefenen in Jehovah, bracht Adam de dood over zichzelf en zijn hele nageslacht. — Romeinen 5:12.
Wat is geloof?
3. Hoe verschilt de bijbelse definitie van geloof van die welke door een woordenboek wordt gegeven?
3 Eén woordenboek definieert geloof als „stellige overtuiging ten aanzien van iets waarvoor geen bewijs bestaat”. De bijbel ondersteunt die gedachte helemaal niet, maar legt juist de nadruk op het tegenovergestelde. Geloof is gebaseerd op feiten, op werkelijkheden, op waarheid. De Schrift zegt: „Geloof is de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien” (Hebreeën 11:1). Iemand die geloof bezit, heeft een garantie dat alles wat God beloofd heeft, zo goed als vervuld is. Zo krachtig is het overtuigende bewijs van ongeziene werkelijkheden, dat geloof met dat bewijsmateriaal gelijkgesteld wordt.
4. Hoe ondersteunt een naslagwerk de bijbelse definitie van geloof?
4 In de Nieuwe-Wereldvertaling wordt de causatieve vorm van het Hebreeuwse werkwoord ʼa·manʹ soms weergegeven met „geloof oefenen”. Volgens het Theological Wordbook of the Old Testament „ligt in het grondwoord de gedachte van zekerheid opgesloten . . . in tegenstelling met moderne opvattingen van geloof als iets wat mogelijk, hopelijk waar is, maar niet zeker”. Hetzelfde werk zegt: „Het ervan afgeleide woord ʼāmēn ’waarlijk’, zien wij vervolgens in het Nieuwe Testament terug in het woord amēn dat [ons huidige] woord ’amen’ is. Jezus gebruikte het woord dikwijls (Mt 5:18, 26, etc.) om nadruk te leggen op de zekerheid van een zaak.” Het woord dat in de christelijke Griekse Geschriften met „geloof” is vertaald, betekent ook de vast op feiten of waarheid gebaseerde overtuiging ten aanzien van iets.
5. Hoe werd het Griekse woord dat in Hebreeën 11:1 met „verzekerde verwachting” is vertaald, in oude handelsdocumenten gebruikt, en welke betekenis heeft dit voor christenen?
5 Het Griekse woord (hu·poʹsta·sis) dat in Hebreeën 11:1 met „verzekerde verwachting” vertaald is, kwam veelvuldig in oude papyrus-handelsdocumenten voor en draagt de gedachte over van iets wat toekomstig bezit garandeert. De taalgeleerden Moulton en Milligan bevelen de volgende vertaling aan: „Geloof is de eigendomsakte van dingen waarop wordt gehoopt” (Vocabulary of the Greek Testament). Het is duidelijk dat als iemand de eigendomsakte van een bepaald goed heeft, hij de „verzekerde verwachting” kan hebben dat op een dag zijn hoop om het in bezit te krijgen, gerealiseerd zal worden.
6. Wat is de betekenis van het Griekse woord dat in Hebreeën 11:1 met „duidelijke demonstratie” is vertaald?
6 Het in Hebreeën 11:1 voorkomende Griekse woord dat met „duidelijke demonstratie” vertaald is (e·legʹchos), brengt de gedachte over van het overleggen van bewijsmateriaal teneinde iets aan te tonen, vooral iets wat tegengesteld is aan wat schijnbaar het geval is. Positief of concreet bewijsmateriaal maakt duidelijk wat eerst niet werd onderscheiden, en weerlegt derhalve wat slechts het geval schéén te zijn. In zowel de Hebreeuwse als de Griekse Geschriften is geloof dus geenszins een „stellige overtuiging ten aanzien van iets waarvoor geen bewijs bestaat”. Integendeel, geloof is gebaseerd op waarheid.
Gebaseerd op grondwaarheden
7. Hoe beschrijven Paulus en David degenen die Gods bestaan ontkennen?
7 De apostel Paulus vermeldde een grondwaarheid toen hij met betrekking tot de Schepper schreef: „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat [tegenstanders van de waarheid] niet te verontschuldigen zijn” (Romeinen 1:20). En inderdaad, „de hemelen maken de heerlijkheid van God bekend” en „de aarde is vol van [zijn] voortbrengselen” (Psalm 19:1; 104:24). Maar als iemand nu niet bereid is het bewijsmateriaal te beschouwen? De psalmist David zei: „De goddeloze stelt in zijn verwaandheid [„arrogant als hij is”, The New English Bible] geen onderzoek in; al zijn denkbeelden zijn: ’Er is geen God’” (Psalm 10:4; 14:1). Voor een deel is geloof gebaseerd op de fundamentele waarheid dat God bestaat.
8. Waarvan kunnen zij die geloof oefenen, verzekerd zijn en wat kunnen zij onderscheiden?
8 Jehovah bestáát niet alleen maar; hij is ook betrouwbaar, en wij kunnen ons op zijn beloften verlaten. Hij heeft gezegd: „Voorwaar, juist zoals ik gedacht heb, zo moet het geschieden; en juist zoals ik met mijzelf beraadslaagd heb, zo zal het tot stand komen” (Jesaja 14:24; 46:9, 10). Dit zijn geen betekenisloze woorden. Er zijn duidelijke bewijzen dat honderden in Gods Woord opgetekende profetieën in vervulling zijn gegaan. Hierdoor verlicht kunnen degenen die geloof oefenen, ook de momenteel aan de gang zijnde vervulling van vele andere bijbelprofetieën onderscheiden (Efeziërs 1:18). Zo zien zij de vervulling van „het teken” van Jezus’ tegenwoordigheid, met inbegrip van de versnelde prediking van het opgerichte Koninkrijk alsook de voorzegde expansie van de ware aanbidding (Mattheüs 24:3-14; Jesaja 2:2-4; 60:8, 22). Zij weten dat spoedig de natiën „Vrede en zekerheid!” zullen roepen en dat kort daarop God ’hen zal verderven die de aarde verderven’ (1 Thessalonicenzen 5:3; Openbaring 11:18). Wat een zegen om een geloof te bezitten dat gebaseerd is op profetische waarheden!
Een vrucht van heilige geest
9. Welk verband bestaat er tussen geloof en heilige geest?
9 De waarheid waarop geloof gebaseerd is, wordt aangetroffen in de bijbel, een produkt van Gods heilige geest (2 Samuël 23:2; Zacharia 7:12; Markus 12:36). Het is dan ook logisch dat geloof niet kan bestaan buiten de werking van heilige geest. Om die reden kon Paulus schrijven: „De vrucht van de geest [omvat] . . . geloof” (Galaten 5:22). Velen verwerpen echter de goddelijke waarheid en verontreinigen hun leven met vleselijke begeerten en opvattingen die Gods geest bedroeven. Derhalve ’bezitten niet alle mensen geloof’, want zij hebben geen basis waarop zij het kunnen ontwikkelen. — 2 Thessalonicenzen 3:2; Galaten 5:16-21; Efeziërs 4:30.
10. Hoe toonden sommige vroege dienstknechten van Jehovah dat zij geloof oefenden?
10 Onder Adams nakomelingen waren er echter enkele die geloof oefenden. Hebreeën hoofdstuk 11 vermeldt Abel, Henoch, Noach, Abraham, Sara, Isaäk, Jakob, Jozef, Mozes, Rachab, Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuël en nog vele andere, niet bij name genoemde dienstknechten van Jehovah, ’ten aanzien van wie door hun geloof getuigenis werd afgelegd’. Merk op wat er „door geloof” werd gedaan. Door geloof heeft Abel ’een slachtoffer aan God gebracht’ en heeft Noach „een ark gebouwd”. Door geloof heeft Abraham „gehoorzaamd door weg te trekken naar een plaats die hij als erfenis zou ontvangen”. En het was door geloof dat Mozes ’Egypte verliet’. — Hebreeën 11:4, 7, 8, 27, 29, 39.
11. Wat geeft Handelingen 5:32 te kennen omtrent mensen die God gehoorzamen?
11 Het is duidelijk dat al die dienstknechten van Jehovah meer deden dan alleen maar geloven in Gods bestaan. Geloof oefenend vertrouwden zij op hem als Degene die „de beloner [is] van wie hem ernstig zoeken” (Hebreeën 11:6). Zij deden wat Gods geest hen wilde laten doen, handelend naar de nauwkeurige kennis van de waarheid zoals toen beschikbaar, ook al was die kennis beperkt. Wat een verschil met Adam! Hij handelde niet in geloof gebaseerd op waarheid of in overeenstemming met de leiding van heilige geest. God schenkt zijn geest alleen aan hen die hem gehoorzamen. — Handelingen 5:32.
12. (a) Waarin had Abel geloof, en hoe toonde hij dit? (b) Wat hebben voorchristelijke getuigen van Jehovah ondanks hun geloof niet verkregen?
12 Anders dan zijn vader, Adam, had de godvruchtige Abel wel geloof. Hij had, kennelijk van zijn ouders, vernomen van de eerste ooit geuite profetie: „Ik [Jehovah God] zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Genesis 3:15). God beloofde aldus het kwaad te vernietigen en rechtvaardigheid te herstellen. Hoe deze belofte zou worden vervuld, wist Abel niet. Maar zijn geloof dat God de Beloner is van wie Hem ernstig zoeken, was sterk genoeg om hem ertoe te bewegen een slachtoffer te brengen. Hij had waarschijnlijk veel over de profetie nagedacht en geloofde dat het vergieten van bloed noodzakelijk zou zijn om de belofte te vervullen en de mensheid tot volmaaktheid te verheffen. Abels dierlijke offer was dan ook passend. Maar ondanks hun geloof hebben Abel en Jehovah’s andere voorchristelijke getuigen „de vervulling van de belofte niet verkregen”. — Hebreeën 11:39.
Geloof vervolmaken
13. (a) Wat vernamen Abraham en David omtrent de vervulling van de belofte? (b) Waarom kan er gezegd worden dat ’de waarheid door bemiddeling van Jezus Christus kwam’?
13 Periodiek onthulde God in de loop der eeuwen aanvullende waarheden over de wijze waarop de belofte betreffende ’het zaad van de vrouw’ vervuld zou worden. Abraham kreeg te horen: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen” (Genesis 22:18). Later werd tot koning David gezegd dat het beloofde Zaad via zijn koninklijke geslachtslijn zou komen. In 29 G.T. verscheen dat Zaad in de persoon van Jezus Christus (Psalm 89:3, 4; Mattheüs 1:1; 3:16, 17). In tegenstelling tot Adam die geen geloof had, was „de laatste Adam”, Jezus Christus, voorbeeldig in het tentoonspreiden van geloof (1 Korinthiërs 15:45). Hij leidde een leven van toegewijde dienst voor Jehovah en vervulde de vele profetieën die naar de Messias vooruitwezen. Jezus heeft aldus de waarheid omtrent het beloofde Zaad duidelijker gemaakt en de door de Mozaïsche wet voorschaduwde dingen in het rijk van de realiteit overgezet (Kolossenzen 2:16, 17). Er kon daarom gezegd worden dat „de waarheid . . . door bemiddeling van Jezus Christus [is] gekomen”. — Johannes 1:17.
14. Hoe liet Paulus de Galaten zien dat het geloof nieuwe dimensies had gekregen?
14 Nu door bemiddeling van Jezus Christus de waarheid was gekomen, was er een verbreed fundament om geloof in „de belofte” op te baseren. Het geloof was vaster gemaakt, had als het ware nieuwe dimensies gekregen. In dit opzicht vertelde Paulus medechristenen, gezalfden net als hij: „De Schrift heeft alle dingen te zamen aan de hoede van de zonde overgeleverd, opdat de belofte die voortvloeit uit geloof ten aanzien van Jezus Christus, aan hen gegeven zou worden die geloof oefenen. Voordat het geloof echter was gekomen, werden wij bewaakt onder de wet, daar wij te zamen in verzekerde bewaring waren gesteld, in afwachting van het geloof dat stellig geopenbaard zou worden. Dientengevolge is de Wet onze leermeester geworden die tot Christus leidt, opdat wij ten gevolge van geloof rechtvaardig verklaard zouden worden. Maar nu het geloof gekomen is, staan wij niet meer onder een leermeester. In werkelijkheid zijt gij allen zonen van God door middel van uw geloof in Christus Jezus.” — Galaten 3:22-26.
15. Hoe alleen kon geloof vervolmaakt worden?
15 De Israëlieten hadden geloof geoefend in Gods bemoeienissen met hen door middel van het Wetsverbond. Maar nu moest dit geloof meer gaan omvatten. Hoe? Door geloof te oefenen in de met de geest gezalfde Jezus tot wie de Wet hen in overeenstemming met haar opzet had moeten leiden. Alleen zo kon het voorchristelijke geloof vervolmaakt worden. Hoe essentieel was het dan ook voor die vroege christenen om ’oplettend het oog gericht te houden op Jezus, de Voornaamste Bewerker en Volmaker van hun geloof’! (Hebreeën 12:2) Trouwens, alle christenen moeten dat doen.
16. Hoe kwam heilige geest op een intensievere manier, en waarom?
16 Zou er, gezien de toegenomen kennis van goddelijke waarheid en het resulterende vervolmaakte geloof, ook op een intensievere manier heilige geest komen? Ja. Met Pinksteren 33 G.T. werd Gods geest, de beloofde helper waarover Jezus gesproken had, op zijn discipelen uitgestort (Johannes 14:26; Handelingen 2:1-4). Heilige geest was vervolgens ten aanzien van hen werkzaam op een volledig nieuwe manier omdat zij nu gezalfde broeders van Christus waren. Hun geloof, een vrucht van heilige geest, werd versterkt. Dit rustte hen toe voor het enorme werk van het maken van discipelen dat voor hen lag. — Mattheüs 28:19, 20.
17. (a) Hoe is sinds 1914 waarheid gekomen en geloof vervolmaakt? (b) Welk bewijs hebben wij dat de heilige geest sinds 1919 in actie is?
17 Het geloof kwam toen Jezus zich meer dan 1900 jaar geleden als aangestelde maar nog niet regerende Koning aanbood. Maar dat hij nu een regerende hemelse Koning is, heeft onze basis voor geloof — geopenbaarde waarheid — enorm verbreed, waarmee ons geloof wordt vervolmaakt. Evenzo is de werking van de heilige geest geïntensifieerd. Een duidelijk bewijs hiervan deed zich voor in 1919, toen heilige geest Gods opgedragen dienstknechten uit een toestand waarin zij bijna inactief waren, weer tot leven bracht (Ezechiël 37:1-14; Openbaring 11:7-12). Er werd toen het fundament gelegd voor een geestelijk paradijs, dat in de daaropvolgende decennia jaar na jaar duidelijker en heerlijker is geworden. Kan er nog groter bewijs zijn dat Gods heilige geest in werking is?
Waartoe ons geloof analyseren?
18. Hoe verschilden de Israëlitische verspieders van elkaar ten aanzien van geloof?
18 Kort nadat de Israëlieten uit slavernij in Egypte waren bevrijd, werden twaalf mannen uitgestuurd om het land Kanaän te verspieden. Tien van hen schoten echter te kort in geloof en twijfelden aan Jehovah’s vermogen om zijn belofte te vervullen Israël het land te geven. Zij lieten zich leiden door wat zij zagen, door fysieke dingen. Van de twaalf toonden alleen Jozua en Kaleb dat zij wandelden door geloof en niet door aanschouwen. (Vergelijk 2 Korinthiërs 5:7.) Omdat zij geloof oefenden, bleven van die mannen alleen zij in leven om het Beloofde Land binnen te gaan. — Numeri 13:1-33; 14:35-38.
19. Hoe is het fundament om geloof op te bouwen in deze tijd dieper dan ooit, en wat moeten wij toch doen?
19 In deze tijd staan wij aan de grenzen van Gods nieuwe wereld van rechtvaardigheid. Als wij daar binnen willen gaan, is geloof van essentieel belang. Gelukkig is het fundament van waarheid waarop dat geloof gebaseerd kan zijn, nog nooit zo diep geweest. Wij hebben het gehele Woord van God, het voorbeeld van Jezus Christus en zijn gezalfde volgelingen, de steun van miljoenen geestelijke broeders en zusters en in een niet eerder bestaande mate de hulp van Gods heilige geest. Toch doen wij er goed aan ons geloof te analyseren en stappen te doen om het te versterken terwijl wij dat nog kunnen.
20. Welke toepasselijke vragen kunnen wij onszelf stellen?
20 ’O, ik geloof dat dit de waarheid is’, zegt u wellicht. Maar hoe sterk is uw geloof? Vraag u af: ’Is Jehovah’s hemelse koninkrijk even reëel voor mij als een menselijke regering? Erken ik Jehovah’s zichtbare organisatie en haar Besturende Lichaam en geef ik er mijn volledige steun aan? Kan ik met ogen des geloofs zien dat de natiën nu in hun uiteindelijke positie voor Armageddon gemanoeuvreerd worden? Laat mijn geloof zich vergelijken met dat van de „grote wolk van getuigen” van wie in Hebreeën hoofdstuk 11 sprake is?’ — Hebreeën 12:1; Openbaring 16:14-16.
21. Hoe motiveert geloof degenen die het bezitten, en hoe worden zij gezegend? (Zie ook kader op blz. 13.)
21 Degenen die geloof bezitten dat gebaseerd is op waarheid, worden tot actie bewogen. Net als het aanvaardbare slachtoffer van Abel, zijn hun lofoffers aangenaam voor God (Hebreeën 13:15, 16). Net als Noach, een prediker van rechtvaardigheid die God gehoorzaamde, volgen zij een rechtvaardige loopbaan als Koninkrijkspredikers (Hebreeën 11:7; 2 Petrus 2:5). Net als Abraham gehoorzamen degenen die geloof hebben dat op waarheid gebaseerd is, Jehovah ondanks ongemakken en zelfs onder de meest beproevingsvolle omstandigheden (Hebreeën 11:17-19). Net als Jehovah’s getrouwe dienstknechten uit de oudheid worden degenen die in deze tijd geloof hebben, rijkelijk gezegend en genieten zij de zorg van hun liefdevolle hemelse Vader. — Mattheüs 6:25-34; 1 Timotheüs 6:6-10.
22. Hoe kan geloof versterkt worden?
22 Als u een dienstknecht van Jehovah bent maar bemerkt dat uw geloof in enig opzicht zwak is, wat kunt u dan doen? Versterk uw geloof door ijverig Gods Woord te bestuderen en uit uw mond de waarheidswateren te laten opborrelen die uw hart vullen (Spreuken 18:4). Als uw geloof niet regelmatig wordt versterkt, kan het verzwakken, inactief worden en zelfs doodgaan (1 Timotheüs 1:19; Jakobus 2:20, 26). Wees vastbesloten dat dit nooit met uw geloof gebeurt. Smeek om Jehovah’s hulp, en bid: „Kom mij te hulp waar ik in geloof te kort schiet!” — Markus 9:24.
Wat antwoordt u?
◻ Wat is geloof?
◻ Waarom kan geloof niet los van waarheid en heilige geest bestaan?
◻ Hoe werd Jezus Christus de Volmaker van ons geloof?
◻ Waarom dienen wij te analyseren hoe sterk ons geloof is?
[Kader op blz. 13]
ZIJ DIE GELOOF HEBBEN...
◻ Spreken over Jehovah. — 2 Korinthiërs 4:13.
◻ Doen werken als die van Jezus. — Johannes 14:12.
◻ Zijn een bron van aanmoediging voor anderen. — Romeinen 1:8, 11, 12.
◻ Overwinnen de wereld. — 1 Johannes 5:5.
◻ Hebben geen reden tot vrees. — Jesaja 28:16.
◻ Komen in aanmerking voor eeuwig leven. — Johannes 3:16.