Eunice en Loïs — Voorbeeldige opvoeders
Als Jehovah’s dienstknechten weten wij dat het geven van een doeltreffende godsdienstige opvoeding aan onze kinderen een ernstige verantwoordelijkheid is. Zelfs onder de gunstigste omstandigheden kan deze taak vergezeld gaan van allerlei belemmeringen en moeilijkheden. Dit is vooral het geval wanneer een christelijke ouder die uitdaging in een religieus verdeeld gezin moet aangaan. Deze situatie is niet nieuw. De Schrift vertelt ons over een ouder in de eerste eeuw G.T. die zich in een soortgelijke positie bevond.
Het gezin van een vrouw die Eunice heette, woonde in Lystra, een stad in het gebied van Lykaonië in het zuiden van Centraal-Klein-Azië. Lystra was een nogal onbeduidend provinciestadje. Het was een Romeinse kolonie, Julia Felix Gemina Lustra genaamd, door Augustus Caesar gesticht om de activiteiten van struikrovers in de omliggende gebieden te bestrijden. Eunice was een joodse christin die met haar Griekse echtgenoot, haar zoon Timotheüs en haar moeder Loïs in een religieus verdeeld huisgezin woonde. — Handelingen 16:1-3.
Er waren waarschijnlijk niet veel joden in Lystra, omdat de bijbel geen melding maakt van een synagoge in die plaats, hoewel zich in Ikonium, dat ongeveer dertig kilometer verder lag, een joodse gemeenschap bevond (Handelingen 14:19). Het moet voor Eunice dus niet gemakkelijk geweest zijn haar geloof te beoefenen. Dat Timotheüs na zijn geboorte niet besneden werd, heeft sommige geleerden doen veronderstellen dat Eunices man hiertegen gekant was.
Eunice stond echter niet alleen in haar geloofsovertuiging. Timotheüs schijnt zowel door zijn moeder als door zijn grootmoeder van moederszijde, Loïs, in „de heilige geschriften” te zijn onderricht.a De apostel Paulus vermaande Timotheüs: „[Blijf] in de dingen die gij hebt geleerd en waarin gij door overtuiging zijt gaan geloven, daar gij weet van welke personen gij ze hebt geleerd en dat gij van kindsbeen af de heilige geschriften hebt gekend, die u wijs kunnen maken tot redding door middel van het geloof in verband met Christus Jezus.” — 2 Timotheüs 3:14, 15.
Opvoeding „van kindsbeen af”
Toen Paulus zei dat Timotheüs’ opvoeding in „de heilige geschriften” „van kindsbeen af” was gegeven, betekende dit kennelijk vanaf de tijd dat hij een baby was. Dit stemt overeen met zijn gebruik van een Grieks woord (breʹfos) dat gewoonlijk op een pasgeborene betrekking heeft. (Vergelijk Lukas 2:12, 16.) Eunice vatte haar door God geschonken verplichting derhalve ernstig op en liet geen tijd verloren gaan om Timotheüs vanaf zijn prilste jeugd een opleiding te geven die hem zou helpen tot een toegewijde dienstknecht van God op te groeien. — Deuteronomium 6:6-9; Spreuken 1:8.
Timotheüs was „door overtuiging” in schriftuurlijke waarheden „gaan geloven”. Volgens een Grieks lexicon betekent het woord dat Paulus hier gebruikte „met stelligheid te zijn overtuigd van; de verzekering te hebben gekregen van” iets. Ongetwijfeld heeft het veel tijd en moeite gekost om zo’n stellige zekerheid in Timotheüs’ hart te planten en hem te helpen over Gods Woord te redeneren en er geloof in te stellen. Blijkbaar hebben dus zowel Eunice als Loïs er hard aan gewerkt om Timotheüs uit de Schrift te onderwijzen. En wat hebben die godvruchtige vrouwen een beloning geoogst! Paulus kon over Timotheüs schrijven: „Mij komt voor de geest het geloof dat in u is, zonder enige huichelarij, en dat eerst in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunice heeft gewoond, maar waarvan ik overtuigd ben dat het ook in u is.” — 2 Timotheüs 1:5.
Wat hebben Eunice en Loïs een belangrijke rol gespeeld in Timotheüs’ leven! De schrijver David Read zegt hierover: „Indien de apostel geloofde dat het alleen maar om Timotheüs’ persoonlijke bekeringservaring ging, zou hij hem daar rechtstreeks aan herinnerd hebben. Maar als hij over Timotheüs’ geloof spreekt, zegt hij allereerst dat het reeds ’in Loïs en Eunice woonde’.” Paulus’ verklaring over het geloof van Loïs, Eunice en Timotheüs toont aan dat de door ouders en zelfs grootouders thuis gegeven vroege schriftuurlijke opvoeding in principe vaak bepalend is voor de toekomstige geestelijke vooruitzichten van een jeugdig persoon. Dient dit gezinsleden er niet toe te brengen ernstig na te denken over hetgeen zij doen om zich van deze verantwoordelijkheid jegens zowel God als hun kinderen te kwijten?
Misschien dacht Paulus ook aan de soort van huiselijke omgeving die Loïs en Eunice hadden geschapen. De apostel heeft hen mogelijk tijdens zijn eerste verblijf in Lystra, omstreeks 47/48 G.T., thuis bezocht. De twee vrouwen zijn waarschijnlijk in die periode tot het christendom bekeerd (Handelingen 14:8-20). Misschien hebben de onderlinge hartelijke en aangename betrekkingen waarin men zich in dat huisgezin verheugde, Paulus’ woordkeus beïnvloed toen hij naar Loïs als Timotheüs’ „grootmoeder” verwees. Volgens de geleerde Ceslas Spicq is de door hem gebruikte Griekse uitdrukking (mamʹme, in tegenstelling tot het klassieke en respectvolle teʹthe) „een door een kind gebruikt koosnaampje” voor zijn grootmoeder, hetgeen in deze context een „nuance van familiariteit en genegenheid” overdraagt.
Timotheüs’ vertrek
In welke echtelijke staat Eunice precies verkeerde toen Paulus Lystra voor de tweede maal bezocht (omstreeks 50 G.T.), is niet duidelijk. Veel geleerden nemen aan dat zij weduwe was. In ieder geval was Timotheüs onder leiding van zijn moeder en grootmoeder destijds tot een fijne jonge man van wellicht ongeveer twintig jaar opgegroeid. „Er werd door de broeders in Lystra en Ikonium een goed bericht over hem uitgebracht” (Handelingen 16:2). Kennelijk was het verlangen om het goede nieuws van het Koninkrijk te verbreiden, in Timotheüs’ hart geplant, want hij aanvaardde Paulus’ uitnodiging om hem en Silas op hun zendingsreis te vergezellen.
Stel u eens voor hoe Eunice en Loïs zich gevoeld moeten hebben toen Timotheüs op het punt stond te vertrekken! Zij wisten dat de apostel Paulus tijdens zijn eerste bezoek aan hun stad was gestenigd en voor dood was achtergelaten (Handelingen 14:19). Het moet voor hen dus niet gemakkelijk geweest zijn de jonge Timotheüs te laten gaan. Waarschijnlijk vroegen zij zich af hoe lang hij weg zou blijven en of hij wel veilig zou terugkeren. Ondanks zulke vermoedelijke zorgen hebben zijn moeder en grootmoeder hem er ongetwijfeld toe aangemoedigd dit speciale voorrecht, dat hem in staat zou stellen Jehovah in vollediger mate te dienen, te aanvaarden.
Waardevolle lessen
Een zorgvuldige beschouwing van Eunice en Loïs kan ons veel leren. Geloof motiveerde hen om Timotheüs een geestelijk gezonde opvoeding te geven. Het rijpe, stabiele voorbeeld van godvruchtige toewijding dat grootouders aan hun kleinkinderen en aan anderen geven, kan beslist voor de hele christelijke gemeente nuttig zijn (Titus 2:3-5). Evenzo herinnert Eunices voorbeeld moeders met een ongelovige echtgenoot aan hun verantwoordelijkheid om hun kinderen geestelijk onderricht te geven en aan de beloningen die dit afwerpt. Hier is soms veel moed voor nodig, vooral als de vader de geloofsovertuiging van zijn vrouw niet gunstig gezind is. Het vereist ook tact, omdat de christelijke vrouw het gezag van haar man moet respecteren.
Het geloof, de inspanningen en de zelfverloochening van Loïs en Eunice werden beloond doordat zij Timotheüs dusdanige geestelijke vorderingen zagen maken dat hij een uitstekende zendeling en opziener werd (Filippenzen 2:19-22). Ook in deze tijd kost het onderwijzen van schriftuurlijke waarheden aan onze kinderen tijd, geduld en vastberadenheid, maar een goed resultaat maakt alle inspanningen werkelijk de moeite waard. Veel voorbeeldige christelijke jongeren die in een religieus verdeeld huisgezin „van kindsbeen af [in] de heilige geschriften” zijn onderwezen, schenken hun godvruchtige ouder grote vreugde. En hoe waar is de spreuk die luidt: ’Zij die een wijze gebaard heeft, zal blij zijn’! — Spreuken 23:23-25.
De apostel Johannes zei over zijn geestelijke kinderen: „Ik heb geen grotere reden tot dankbaarheid dan deze dingen, dat ik hoor dat mijn kinderen voortgaan in de waarheid te wandelen” (3 Johannes 4). De in die woorden tot uitdrukking gebrachte gevoelens worden beslist gedeeld door velen die een zelfde handelwijze aan de dag hebben gelegd als Eunice en Loïs, twee voorbeeldige opvoeders.
[Voetnoot]
a Dat Loïs niet Timotheüs’ grootmoeder van vaderszijde was, blijkt uit de weergave in de Syrische Pesjitta, waar in 2 Timotheüs 1:5 de uitdrukking „moeder van uw moeder” wordt gebezigd.