De hoedanigheid van uw geloof — Nu beproefd
„Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u velerlei beproevingen overkomen, daar gij weet dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt.” — JAKOBUS 1:2, 3.
1. Waarom dienen christenen beproevingen op hun geloof te verwachten?
WARE christenen scheppen geen genoegen in lijden, en zij putten geen plezier uit pijn of vernedering. Toch houden zij de bovenstaande door Jezus’ halfbroer Jakobus opgetekende woorden in gedachte. Christus maakte zijn discipelen duidelijk dat zij vervolging en andere moeilijkheden konden verwachten omdat zij aan Gods maatstaven vasthouden (Mattheüs 10:34; 24:9-13; Johannes 16:33). Niettemin kan er vreugde voortvloeien uit zulke beproevingen. Hoe dat zo?
2. (a) Hoe kunnen beproevingen op ons geloof tot vreugde leiden? (b) Hoe kan volharding in ons geval haar werk voltooien?
2 Een belangrijke reden om vreugde te hebben wanneer wij met problemen en geloofsbeproevingen worden geconfronteerd, is dat deze goede vruchten kunnen voortbrengen. Zoals Jakobus zegt „bewerkt” het hoofd bieden aan beproevingen of moeilijkheden „volharding”. Wij kunnen er profijt van trekken als wij die waardevolle christelijke hoedanigheid ontwikkelen. Jakobus schreef: „Laat de volharding haar werk voltooien, opdat gij volkomen en in alle opzichten ongeschonden moogt zijn en in niets te kort schiet” (Jakobus 1:4). Volharding heeft een taak, een „werk”, te doen. Haar toewijzing is om ons in alle opzichten volkomen te maken en ons te helpen evenwichtige en rijpe christenen te zijn. Door dus de beproevingen over ons te laten komen zonder enige poging in het werk te stellen er met onschriftuurlijke middelen een spoedig einde aan te maken, wordt ons geloof beproefd en gelouterd. Als wij in gebreke zijn gebleven geduld, mededogen, vriendelijkheid of liefde te betonen bij het behandelen van bepaalde situaties of ten aanzien van medemensen, kan volharding onze christelijke hoedanigheden verbeteren. Ja, de volgorde is: Beproevingen brengen volharding voort; volharding vergroot christelijke hoedanigheden; deze zijn een reden tot vreugde. — 1 Petrus 4:14; 2 Petrus 1:5-8.
3. Waarom dienen wij niet angstig terug te deinzen voor problemen en geloofsbeproevingen?
3 Ook de apostel Petrus beklemtoonde waarom wij niet bang dienen te zijn of terug moeten deinzen voor beproevingen op ons geloof. Hij schreef: „In dit feit verheugt gij u zeer, alhoewel gij op het ogenblik voor een korte tijd, indien het zo moet zijn, door velerlei beproevingen wordt bedroefd, opdat de beproefde hoedanigheid van uw geloof — welke van veel grotere waarde is dan goud, dat vergaat ook al wordt het door vuur beproefd — een reden tot lof en heerlijkheid en eer bevonden moge worden bij de openbaring van Jezus Christus” (1 Petrus 1:6, 7). Deze woorden zijn vooral nu aanmoedigend omdat de „grote verdrukking” — de tijd van lof, heerlijkheid, eer en overleving — veel dichterbij is dan sommigen misschien denken en veel dichterbij dan toen wij gelovigen werden. — Mattheüs 24:21; Romeinen 13:11, 12.
4. Hoe dacht één broeder over beproevingen die hij en andere gezalfde christenen hadden ondergaan?
4 In het voorgaande artikel hebben wij beproevingen beschouwd die het gezalfde overblijfsel sinds 1914 heeft verduurd. Waren deze een basis voor vreugde? A. H. Macmillan verschafte de volgende terugblik op zijn leven: „Ik heb gezien hoe de organisatie vele zware beproevingen heeft moeten doorstaan en hoe het geloof van degenen in de organisatie op de proef is gesteld. Met de hulp van Gods geest heeft ze dit alles overleefd en is ze voorspoed blijven genieten. Ik heb ingezien dat het wijs is geduldig te wachten totdat Jehovah ons een duidelijker begrip geeft van schriftuurlijke waarheden, in plaats van toe te laten dat een nieuwe gedachte ons van streek brengt. . . . Ongeacht welke veranderingen wij van tijd tot tijd in onze gezichtspunten moesten aanbrengen, dit zou niets veranderen aan de goedgunstige voorziening van de losprijs en Gods belofte van eeuwig leven. Er bestond voor ons dus geen noodzaak ons geloof door onvervulde verwachtingen of veranderingen van gezichtspunt te laten verzwakken.” — De Wachttoren van 1 januari 1967, blz. 21, 22.
5. (a) Welke voordelen heeft het afgeworpen dat het overblijfsel beproevingen heeft verduurd? (b) Waarom dient deze kwestie van beproeving ons thans te interesseren?
5 Gezalfde christenen die door de beproevingsvolle periode van 1914–1919 heen kwamen, werden bevrijd van de overheersende invloed van de wereld en van veel Babylonische religieuze praktijken. Het overblijfsel ging voorwaarts als een gereinigd en gelouterd volk dat bereidwillig slachtoffers van lof aan God bracht en de verzekering had dat zij als volk voor hem aanvaardbaar waren (Jesaja 52:11; 2 Korinthiërs 6:14-18). Het oordeel was bij het huis van God begonnen, maar het zou niet in één bepaalde periode voltooid worden. Het beproeven en ziften van Gods volk blijft voortgang vinden. Het geloof van degenen die de naderende „grote verdrukking” hopen te overleven als deel van de „grote schare”, wordt eveneens beproefd (Openbaring 7:9, 14). Dit gebeurt op manieren die overeenkomen met wat het gezalfde overblijfsel heeft verduurd, alsook op andere manieren.
Hoe kunt u op de proef worden gesteld?
6. Wat is één soort van zware beproeving die velen hebben ondergaan?
6 Veel christenen hebben nagedacht over de uitdaging die het trotseren van beproevingen in de vorm van rechtstreekse, frontale aanvallen met zich zou brengen. Zij herinneren zich het volgende verslag: „[De joodse leiders] riepen de apostelen, geselden hen en gaven hun het bevel niet meer op basis van Jezus’ naam te spreken en lieten hen gaan. Zij dan gingen van het Sanhedrin vandaan, verheugd dat zij waardig gerekend waren ten behoeve van zijn naam oneer te lijden” (Handelingen 5:40, 41). En de moderne geschiedenis van Gods volk, vooral tijdens de wereldoorlogen, maakt duidelijk dat veel getuigen van Jehovah door hun vervolgers werkelijk zijn geslagen en nog veel ergere dingen hebben ondergaan.
7. Hoe ver zijn sommige hedendaagse christenen gegaan in het tentoonspreiden van geloof?
7 Wat het doelwit van vervolging van christenen betreft, maakt de wereld geen onderscheid tussen het gezalfde overblijfsel en de grote schare „andere schapen” (Johannes 10:16). Door de jaren heen zijn leden van beide groepen zwaar beproefd door gevangenneming en zelfs martelaarschap wegens hun liefde voor God en hun geloof in hem. Beide groepen hebben, ongeacht hun hoop, Gods geest nodig gehad. (Vergelijk De Wachttoren van 15 juni 1996, blz. 31.) Gedurende de jaren ’30 en ’40 hebben vele van Jehovah’s dienstknechten in nazi-Duitsland, met inbegrip van kinderen, een buitengewoon geloof aan de dag gelegd, en niet weinigen zijn tot het uiterste beproefd. In recentere tijden heeft Jehovah’s volk de beproeving van vervolging ondergaan in landen als Boeroendi, Eritrea, Ethiopië, Malawi, Mozambique, Rwanda, Singapore en Zaïre. En dergelijke beproevingen gaan door.
8. Hoe laten de commentaren van één Afrikaanse broeder uitkomen dat er bij beproeving op ons geloof meer betrokken is dan het verduren van vervolging in de vorm van slaag?
8 Zoals echter reeds is opgemerkt, wordt ons geloof ook op subtielere manieren beproefd. Sommige beproevingen zijn niet zo rechtstreeks en gemakkelijk te herkennen. Beschouw eens hoe u op het volgende zou reageren. Een broeder in Angola, die tien kinderen had, zat in een gemeente die enige tijd afgesneden was van contact met de verantwoordelijke broeders. Later konden anderen de gemeente bezoeken. Men vroeg hem hoe hij erin slaagde zijn gezin van voedsel te voorzien. Het viel hem niet gemakkelijk hierop te antwoorden, en alles wat hij wilde zeggen, was dat de toestand moeilijk was. Kon hij zijn kinderen ten minste één maaltijd per dag geven? Hij antwoordde: „Wel, nauwelijks. Wij hebben geleerd om ons te redden met wat wij hebben.” Toen zei hij met een stem vol overtuiging: „Maar dit verwachten wij toch in deze laatste dagen?” Zo’n geloof is opmerkelijk in de wereld, maar het is niet ongewoon onder loyale christenen, die vol vertrouwen zijn dat de Koninkrijksbeloften zullen worden vervuld.
9. Hoe worden wij in verband met 1 Korinthiërs 11:3 op de proef gesteld?
9 De grote schare wordt ook beproefd in verband met theocratische procedures. De wereldwijde christelijke gemeente wordt overeenkomstig goddelijke beginselen en theocratische maatstaven geleid. Dit betekent in de eerste plaats dat wij Jezus als de Leider erkennen, degene die als Hoofd van de gemeente is aangesteld (1 Korinthiërs 11:3). Onze bereidwillige onderworpenheid aan hem en aan zijn Vader blijkt uit ons geloof in theocratische aanstellingen en beslissingen die verband houden met de wijze waarop wij verenigd Jehovah’s wil doen. Bovendien zijn er in elke plaatselijke gemeente mannen aangesteld om de leiding te nemen. Het zijn onvolmaakte mannen wier fouten wellicht snel opgemerkt worden; toch worden wij aangespoord zulke opzieners te respecteren en onderdanig te zijn (Hebreeën 13:7, 17). Vindt u dat bij tijden moeilijk? Is dit echt een beproeving voor u? Zo ja, trekt u dan profijt van deze beproeving op uw geloof?
10. Voor welke beproeving staan wij met betrekking tot de velddienst?
10 Wij worden ook beproefd in verband met het voorrecht en het vereiste om geregeld aan de velddienst deel te nemen. Willen wij deze beproeving doorstaan, dan moeten wij beseffen dat een volledig aandeel aan de bediening meer inhoudt dan een minimale of symbolische hoeveelheid tijd aan de prediking te besteden. Roep u Jezus’ goedkeurende commentaar te binnen ten aanzien van de arme weduwe die alles gaf wat zij bezat (Markus 12:41-44). Wij zouden ons kunnen afvragen: ’Geef ik mijzelf op soortgelijke wijze in verband met mijn velddienst?’ Wij allen moeten de hele dag getuigen van Jehovah zijn, bij elke gelegenheid bereid ons licht te laten schijnen. — Mattheüs 5:16.
11. Hoe kunnen veranderingen van inzicht of raad over gedrag een beproeving zijn?
11 Nog een beproeving waaraan wij misschien het hoofd moeten bieden, houdt verband met de mate waarin wij waardering hebben voor het toenemende licht dat op de bijbelse waarheid wordt geworpen en voor de raad die door middel van de getrouwe slaafklasse wordt verschaft (Mattheüs 24:45). Soms vergt dit dat wij veranderingen in ons persoonlijke gedrag aanbrengen, zoals toen het duidelijk werd dat degenen die tabak gebruikten ermee moesten stoppen als zij in de gemeente wilden blijven (2 Korinthiërs 7:1).a Het kan ook een beproeving zijn te moeten aanvaarden dat wij onze smaak ten aanzien van muziek of bepaalde andere vormen van ontspanning dienen te veranderen.b Zullen wij de wijsheid van de gegeven raad in twijfel trekken? Of zullen wij toelaten dat Gods geest onze denkwijze vormt en ons helpt de christelijke persoonlijkheid aan te doen? — Efeziërs 4:20-24; 5:3-5.
12. Wat moet iemand doen om na zijn doop zijn geloof te versterken?
12 Het aantal leden van de grote schare is in de loop van tientallen jaren toegenomen, en na hun doop blijven zij hun verhouding met Jehovah versterken. Dit houdt meer in dan een christelijk congres bijwonen, sommige vergaderingen in de Koninkrijkszaal bezoeken of af en toe aan de velddienst deelnemen. Ter illustratie: Iemand kan zich fysiek buiten Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, bevinden, maar heeft hij haar werkelijk de rug toegekeerd? Hecht hij zich nog steeds aan dingen die de geest van Babylon de Grote weerspiegelen — een geest die de spot drijft met Gods rechtvaardige maatstaven? Denkt hij nogal makkelijk over moraliteit en echtelijke trouw? Legt hij meer nadruk op persoonlijke en materiële belangen dan op geestelijke belangen? Ja, heeft hij zich onbevlekt van de wereld bewaard? — Jakobus 1:27.
Trek profijt van een beproefd geloof
13, 14. Wat hebben sommigen gedaan nadat zij de weg van de ware aanbidding zijn gaan bewandelen?
13 Als wij werkelijk uit Babylon de Grote zijn gevlucht en ook de wereld hebben verlaten, laten wij dan niet kijken naar de dingen die achter ons liggen. In overeenstemming met het beginsel in Lukas 9:62 zou omkijken voor een ieder van ons kunnen betekenen dat wij het voorrecht mislopen een onderdaan van Gods koninkrijk te zijn. Jezus zei: „Niemand die zijn hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar de dingen die achter hem liggen, is goed geschikt voor het koninkrijk Gods.”
14 Maar sommigen die in het verleden christenen zijn geworden, hebben zich sindsdien naar dit samenstel van dingen laten vormen. Zij hebben geen weerstand geboden aan de geest van de wereld (2 Petrus 2:20-22). Wereldse afleidingen hebben hun belangstelling en tijd opgeslokt en zo hun vooruitgang vertraagd. In plaats van hun geest en hart vast gericht te houden op Gods koninkrijk en zijn rechtvaardigheid en die dingen de eerste plaats in hun leven toe te kennen, zijn zij afgeweken om materialistische doeleinden na te streven. Als zij zich er niet toe laten bewegen hun zwakke geloof en hun lauwe toestand te erkennen en hun handelwijze te veranderen door goddelijke raad te zoeken, lopen zij gevaar hun kostbare verhouding met Jehovah en zijn organisatie kwijt te raken. — Openbaring 3:15-19.
15. Wat is er nodig om aanvaardbaar voor God te blijven?
15 Of wij goedgekeurd bevonden worden en in aanmerking komen voor overleving van de snel naderende grote verdrukking, hangt af van de vraag of wij ons rein houden en onze gewaden ’gewassen hebben in het bloed van het Lam’ (Openbaring 7:9-14; 1 Korinthiërs 6:11). Als wij geen reine, rechtvaardige positie voor Gods aangezicht behouden, zal onze heilige dienst niet aanvaardbaar zijn. Een ieder van ons dient zich beslist te realiseren dat de beproefde hoedanigheid van ons geloof ons zal helpen te volharden en te vermijden dat wij ons Gods misnoegen op de hals halen.
16. Op welke manieren kunnen leugens een beproeving op ons geloof blijken te zijn?
16 Soms krijgt Gods volk door de nieuwsmedia en wereldse autoriteiten een onjuist etiket opgeplakt en worden onze christelijke geloofsopvattingen en levenswijze verkeerd voorgesteld. Dit dient ons niet te verbazen, want Jezus toont duidelijk aan dat de ’wereld ons zou haten omdat wij er geen deel van zijn’ (Johannes 17:14). Zullen wij ons door personen die door Satan verblind zijn, laten intimideren en ontmoedigen en ertoe laten brengen ons beschaamd te voelen voor het goede nieuws? Zullen wij toelaten dat leugens omtrent de waarheid van invloed zijn op ons geregelde vergaderingsbezoek en onze predikingsactiviteit? Of zullen wij pal staan en moedig zijn en vastbeslotener dan ooit om de waarheid betreffende Jehovah en zijn koninkrijk te blijven bekendmaken?
17. Welke verzekering kan ons stimuleren om geloof te blijven tonen?
17 Volgens reeds vervulde bijbelprofetieën leven wij nu ver in de tijd van het einde. Onze op de bijbel gebaseerde verwachtingen van een nieuwe wereld van rechtvaardigheid zullen stellig een verrukkelijke werkelijkheid worden. Mogen wij allen, totdat die dag aanbreekt, onwankelbaar geloof oefenen in Gods Woord en ons geloof bewijzen door onverminderd door te gaan met de wereldwijde prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk. Denk aan de duizenden nieuwe discipelen die elke week worden gedoopt. Is dit voor ons niet voldoende reden om te beseffen dat Jehovah’s geduld met betrekking tot de voltrekking van zijn oordeel de redding van nog veel meer mensen tot gevolg kan hebben? Zijn wij niet blij dat God de levenreddende Koninkrijksprediking heeft laten voortduren? En zijn wij niet opgetogen dat miljoenen de waarheid hebben aanvaard en van hun geloof blijk geven?
18. Wat is uw vaste besluit met betrekking tot het dienen van Jehovah?
18 Hoe lang de huidige beproeving van ons geloof zal voortduren, kunnen wij niet zeggen. Maar één ding is zeker: Jehovah heeft een vastgestelde dag van afrekening voor de huidige goddeloze hemelen en aarde. Laten wij ondertussen vastbesloten zijn om de uitmuntende kwaliteit van het beproefde geloof dat Jezus, de Volmaker van ons geloof, aan de dag legde, na te volgen. En laten wij het voorbeeld volgen van het ouder wordende gezalfde overblijfsel en dat van anderen onder ons die moedig dienst verrichten.
19. Wat zal zeer beslist deze wereld overwinnen?
19 Het dient ons vaste besluit te zijn om in samenwerking met de engel die in het midden van de hemel vliegt, zonder ophouden het eeuwige goede nieuws te verkondigen aan elke natie en stam, elke taal en elk volk. Laat hun de bekendmaking van de engel horen: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen” (Openbaring 14:6, 7). Als dat goddelijke oordeel wordt voltrokken, wat zal dan het resultaat zijn met betrekking tot de beproefde hoedanigheid van ons geloof? Zal het niet een glorierijke zegepraal zijn — bevrijding uit het huidige samenstel van dingen om Gods rechtvaardige nieuwe wereld binnen te gaan? Door de beproevingen op ons geloof te verduren, zullen wij net als de apostel Johannes kunnen zeggen: „Dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen: ons geloof.” — 1 Johannes 5:4.
[Voetnoten]
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe komt het dat beproevingen op ons geloof een reden tot vreugde kunnen zijn?
◻ Wat zijn enkele beproevingen op ons geloof die misschien niet gemakkelijk te herkennen zijn?
◻ Hoe kan het met succes doorstaan van beproevingen op ons geloof ons tot voordeel strekken?
[Illustraties op blz. 17]
A. H. Macmillan (links vooraan) omstreeks de tijd dat hij en functionarissen van het Wachttorengenootschap ten onrechte werden gevangengezet
Hij was een afgevaardigde op het congres in Detroit (Michigan), 1928
In zijn laatste jaren was broeder Macmillan nog steeds vol geloof
[Illustratie op blz. 18]
Net als dit gezin hebben veel christenen in Afrika een beproefde hoedanigheid van geloof getoond