Geef het in de wedloop om het leven niet op!
’Laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt.’ — HEBREEËN 12:1.
1, 2. Over welke opwindende gebeurtenissen zijn Jehovah’s dienstknechten in deze laatste dagen opgetogen geweest?
WIJ leven in opwindende en moeilijke tijden. Meer dan tachtig jaar geleden, in 1914, werd Jezus als Koning van Gods hemelse koninkrijk op de troon geplaatst. Toen begon „de dag des Heren” en daarmee „de tijd van het einde” van dit samenstel van dingen (Openbaring 1:10; Daniël 12:9). Sindsdien is de christelijke wedloop om het leven een steeds dringender aangelegenheid geworden. Gods dienstknechten hebben zich krachtig ingespannen om gelijke tred te houden met Jehovah’s hemelse wagen, zijn hemelse organisatie, die zich onstuitbaar voortbeweegt om Jehovah’s voornemens te verwezenlijken. — Ezechiël 1:4-28; 1 Korinthiërs 9:24.
2 Hebben Gods dienstknechten tijdens „de wedloop” om het eeuwige leven vreugde ondervonden? Ja, beslist! Zij zijn opgetogen geweest de bijeenvergadering van de overgeblevenen van Jezus’ broeders te zien, en zij verheugen zich wanneer zij bedenken dat de uiteindelijke verzegeling van de overgeblevenen van de 144.000 haar voltooiing nadert (Openbaring 7:3, 4). Bovendien zijn zij opgewonden te onderscheiden dat Jehovah’s aangestelde Koning zijn sikkel erin heeft geworpen om „de oogst van de aarde” binnen te halen (Openbaring 14:15, 16). En wat een oogst! (Mattheüs 9:37) Tot dusver zijn er meer dan vijf miljoen personen bijeengebracht — „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen” (Openbaring 7:9). Niemand kan zeggen hoe groot deze schare uiteindelijk zal zijn, aangezien niemand die kan tellen.
3. Ondanks welke belemmeringen moeten wij altijd trachten een vreugdevolle geest aan te kweken?
3 Het is waar, terwijl wij in de wedloop voortsnellen, tracht Satan ons tot struikelen te brengen of het ons langzamer aan te laten doen (Openbaring 12:17). En het is niet gemakkelijk geweest om ondanks de oorlogen, de hongersnoden, de pestilenties en alle andere ontberingen die de tijd van het einde kenmerken, de wedloop te blijven lopen (Mattheüs 24:3-9; Lukas 21:11; 2 Timotheüs 3:1-5). Toch springt ons hart op van vreugde nu het einde van de wedloop naderbij komt. Wij streven ernaar de geest te weerspiegelen waartoe Paulus medechristenen in zijn tijd aanspoorde: „Verheugt u altijd in de Heer. Nogmaals zal ik zeggen: Verheugt u!” — Filippenzen 4:4.
4. Wat voor geest werd door de christenen in Filippi aan de dag gelegd?
4 Er bestaat geen twijfel over dat de christenen tot wie Paulus deze woorden richtte, vreugde vonden in hun geloof, want Paulus zei tot hen: „Blijft u verheugen in de Heer” (Filippenzen 3:1). De Filippenzen waren een edelmoedige, liefdevolle gemeente die met ijver en enthousiasme dienst verrichtte (Filippenzen 1:3-5; 4:10, 14-20). Maar niet alle eerste-eeuwse christenen bezaten die geest. Sommige van de joodse christenen bijvoorbeeld aan wie Paulus het boek Hebreeën schreef, vormden een reden tot bezorgdheid.
’Schenk meer dan gewone aandacht’
5. (a) Wat voor geest bezaten Hebreeuwse christenen toen de eerste christelijke gemeente werd opgericht? (b) Beschrijf de geest die sommige Hebreeuwse christenen omstreeks 60 G.T. bezaten.
5 De eerste christelijke gemeente in de wereldgeschiedenis bestond uit natuurlijke joden en proselieten en werd in 33 G.T. in Jeruzalem opgericht. Wat voor geest bezat deze gemeente? Men hoeft slechts de eerste hoofdstukken van het boek Handelingen te lezen om te zien hoeveel enthousiasme en vreugde ervan uitging, zelfs ondanks vervolging (Handelingen 2:44-47; 4:32-34; 5:41; 6:7). Maar in de loop van tientallen jaren veranderde de situatie, en veel joodse christenen gingen het in de wedloop om het leven kennelijk wat langzamer aan doen. Eén naslagwerk zegt over hun situatie zoals die omstreeks 60 G.T. bestond, het volgende: „Een toestand van matheid en vermoeidheid, van onvervulde verwachtingen, uitgestelde hoop, bewust tekortschieten en feitelijk ongeloof. Zij waren christenen, maar hadden weinig waardering voor de heerlijkheid van hun roeping.” Hoe hadden gezalfde christenen zo kunnen worden? Een beschouwing van gedeelten uit Paulus’ brief aan de Hebreeën (geschreven omstreeks 61 G.T.) helpt ons die vraag te beantwoorden. Zo’n beschouwing zal ons allen thans helpen het te vermijden in een soortgelijke zwakke geestelijke toestand te geraken.
6. Wat zijn enkele verschillen tussen de aanbidding onder de wet van Mozes en de op geloof in Jezus Christus gebaseerde aanbidding?
6 Hebreeuwse christenen kwamen uit het judaïsme, een stelsel dat beweerde de door Jehovah via Mozes gegeven Wet te gehoorzamen. Die Wet schijnt op veel joodse christenen aantrekkingskracht te zijn blijven uitoefenen, misschien omdat ze eeuwenlang de enige manier was geweest waarop men tot Jehovah kon naderen, en het was een indrukwekkend stelsel van aanbidding, met een priesterschap, geregelde offers en een wereldberoemde tempel in Jeruzalem. Het christendom is anders. Het vergt een geestelijk gezichtsvermogen, zoals dat van Mozes, die „het oog oplettend gericht [hield] op de [nog toekomstige] beloning” en „standvastig [bleef] als zag hij de Onzichtbare” (Hebreeën 11:26, 27). Veel joodse christenen hadden kennelijk niet zo’n geestelijk gezichtsvermogen. In plaats dat zij de wedloop om het leven doelbewust liepen, hinkten zij voort.
7. Hoe zou het samenstel waar wij uit zijn gekomen, van invloed kunnen zijn op de wijze waarop wij in de wedloop om het leven lopen?
7 Bestaat er thans een soortgelijke situatie? Ontegenzeglijk zijn de huidige toestanden niet precies gelijk. Toch komen christenen uit een zeer pocherig samenstel van dingen. De wereld biedt opwindende gelegenheden, maar legt mensen tegelijkertijd zware verantwoordelijkheden op. Bovendien wonen velen van ons in landen waar een sceptische houding heel gewoon is en waar mensen de dingen op een zelfzuchtige, egotistische wijze benaderen. Als wij ons door zo’n stelsel laten beïnvloeden, kunnen de ’ogen van ons hart’ gemakkelijk dof worden (Efeziërs 1:18). Hoe zullen wij in de wedloop om het leven goed lopen als wij niet meer duidelijk kunnen onderscheiden waarheen wij gaan?
8. Wat zijn enkele aspecten waarin het christendom superieur is aan de aanbidding onder de Wet?
8 Teneinde joodse christenen aan te sporen, bracht Paulus hun in herinnering dat het christelijke stelsel superieur was aan de Mozaïsche wet. Zeker, toen de natie van het vleselijke Israël Jehovah’s volk onder de Wet was, sprak Jehovah tot hen bij monde van geïnspireerde profeten. Maar, zegt Paulus, thans spreekt hij „door bemiddeling van een Zoon, die hij tot erfgenaam van alle dingen heeft aangesteld en door bemiddeling van wie hij de samenstelsels van dingen heeft gemaakt” (Hebreeën 1:2). Bovendien is Jezus groter dan zijn „deelgenoten”, ofte wel alle koningen uit de geslachtslijn van David. Hij is zelfs hoger dan de engelen. — Hebreeën 1:5, 6, 9.
9. Waarom moeten wij, net als joodse christenen in Paulus’ tijd, „meer dan gewone aandacht” schenken aan wat Jehovah zegt?
9 Daarom gaf Paulus joodse christenen de volgende raad: „Het [is] noodzakelijk dat wij meer dan gewone aandacht schenken aan de dingen die wij gehoord hebben, opdat wij nooit afdrijven” (Hebreeën 2:1). Hoewel het onderwijs over de Christus een schitterende zegen was, hadden zij meer nodig. Zij moesten nauwgezet aandacht schenken aan Gods Woord om de invloed van de joodse wereld om hen heen tegen te gaan. Ook wij moeten met het oog op de voortdurende propaganda van deze wereld waaraan wij worden blootgesteld, „meer dan gewone aandacht” schenken aan wat Jehovah zegt. Dit betekent goede studiegewoonten te ontwikkelen en een goed schema voor bijbellezen te handhaven. Zoals Paulus later in zijn brief aan de Hebreeën zegt, betekent het ook geregeld op vergaderingen te zijn en ons geloof aan anderen bekend te maken (Hebreeën 10:23-25). Zulke activiteiten zullen ons helpen geestelijk wakker te blijven zodat wij onze glorierijke hoop niet uit het oog verliezen. Als wij onze geest met Jehovah’s gedachten vullen, zullen wij niet overweldigd worden of uit het evenwicht raken door iets wat deze wereld ons kan aandoen. — Psalm 1:1-3; Spreuken 3:1-6.
’Blijf elkaar vermanen’
10. (a) Wat kan er gebeuren met iemand die nalaat meer dan gewone aandacht te schenken aan Jehovah’s Woord? (b) Hoe kunnen wij ’elkaar blijven vermanen’?
10 Als wij niet nauwlettend aandacht schenken aan geestelijke zaken, kan het heel goed zijn dat Gods beloften onwerkelijk voor ons gaan lijken. Dit gebeurde zelfs in de eerste eeuw, toen gemeenten geheel uit gezalfde christenen bestonden en sommige van de apostelen nog in leven waren. Paulus waarschuwde de Hebreeën: „Past op, broeders, dat er zich in niemand van u ooit een goddeloos, ongelovig hart ontwikkelt, doordat hij zich terugtrekt van de levende God, maar blijft elkaar elke dag, zolang het ’Heden’ genoemd kan worden, vermanen, opdat niemand van u wordt verhard door de bedrieglijke kracht der zonde” (Hebreeën 3:12, 13). Paulus’ uitdrukking „past op” beklemtoont de noodzaak om waakzaam te zijn. Er dreigt gevaar! Gebrek aan geloof — „zonde” — zou zich in ons hart kunnen ontwikkelen, en wij zouden ons kunnen terugtrekken van God in plaats van tot hem te naderen (Jakobus 4:8). Paulus herinnert ons eraan ’elkaar te blijven vermanen’. Wij hebben de warmte van broederlijke omgang nodig. „Wie zich afzondert, zal zijn eigen zelfzuchtige verlangen zoeken; tegen alle praktische wijsheid zal hij losbarsten” (Spreuken 18:1). De noodzaak van een dergelijke omgang beweegt christenen in deze tijd ertoe geregeld gemeentevergaderingen, grotere bijeenkomsten en congressen te bezoeken.
11, 12. Waarom mogen wij ons er niet tevreden mee stellen louter christelijke grondleerstellingen te kennen?
11 Later geeft Paulus in zijn brief de volgende waardevolle raad: „Ofschoon gij eigenlijk leraren moest zijn met het oog op de tijd, hebt gij wederom iemand nodig die u van het begin af de elementaire dingen van de heilige uitspraken Gods leert; en gij zijt geworden als zij die melk, geen vast voedsel, nodig hebben. . . . Vast voedsel behoort . . . bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden” (Hebreeën 5:12-14). Kennelijk waren sommige joodse christenen in gebreke gebleven hun waarnemingsvermogen te vergroten. Zij waren traag geworden in het aanvaarden van het toegenomen licht met betrekking tot de Wet en de besnijdenis (Handelingen 15:27-29; Galaten 2:11-14; 6:12, 13). Sommigen hechtten misschien nog steeds grote waarde aan traditionele praktijken zoals de wekelijkse sabbat en de plechtige jaarlijkse Verzoendag. — Kolossenzen 2:16, 17; Hebreeën 9:1-14.
12 Daarom zegt Paulus: „Laten wij . . ., nu wij de grondleer over de Christus achter ons hebben gelaten, tot rijpheid voortgaan” (Hebreeën 6:1). Een marathonloper die nauwgezet op zijn eetgewoonten let, is beter in staat de lange, uitputtende wedloop vol te houden. Insgelijks zal een christen die nauwgezet op zijn geestelijke voeding let — zich niet beperkt tot de fundamentele leerstellingen, de „grondleer” — beter in staat zijn op het parcours te blijven en de wedloop uit te lopen. (Vergelijk 2 Timotheüs 4:7.) Dit betekent belangstelling aan te kweken voor „de breedte en lengte en hoogte en diepte” van de waarheid, en aldus tot rijpheid voort te gaan. — Efeziërs 3:18.
„Gij hebt volharding nodig”
13. Hoe hadden de Hebreeuwse christenen in het verleden blijk gegeven van hun geloof?
13 In de periode onmiddellijk na Pinksteren 33 G.T. stonden joodse christenen pal ondanks hevige tegenstand (Handelingen 8:1). Misschien had Paulus dit in gedachten toen hij schreef: „Blijft . . . aan de vroegere dagen denken, waarin gij, na verlicht te zijn, onder veel lijden een zware strijd hebt verduurd” (Hebreeën 10:32). Zo’n getrouwe volharding toonde hun liefde voor God en schonk hun vrijmoedigheid van spreken voor zijn aangezicht (1 Johannes 4:17). Paulus vermaant hen die vrijmoedigheid van spreken niet wegens gebrek aan geloof weg te werpen. Hij drukte hun op het hart: „Gij hebt volharding nodig, om, na de wil van God gedaan te hebben, de vervulling van de belofte te ontvangen. Want nog ’een zeer korte tijd’ en ’hij die komt, zal komen en zal niet uitblijven’.” — Hebreeën 10:35-37.
14. Welke feiten dienen ons te helpen volharden, zelfs nadat wij Jehovah vele jaren hebben gediend?
14 Hoe staat het met ons in deze tijd? De meesten van ons waren ijverig toen wij de christelijke waarheid pas leerden kennen. Bezitten wij die ijver nog steeds? Of hebben wij ’de liefde die wij eerst hadden, verlaten’? (Openbaring 2:4) Is onze ijver bekoeld, of zijn wij misschien wat teleurgesteld geraakt of het moe geworden op Armageddon te wachten? Denk echter eens goed na. De waarheid is niet minder schitterend dan voorheen. Jezus is nog steeds onze hemelse Koning. Wij hopen nog steeds eeuwig leven op een paradijsaarde te ontvangen, en wij hebben nog steeds onze band met Jehovah. En vergeet nooit: „Hij die komt, zal komen en zal niet uitblijven.”
15. Hoe hebben sommige christenen, net als Jezus, bittere vervolging verduurd?
15 Bijgevolg zijn Paulus’ in Hebreeën 12:1, 2 opgetekende woorden zeer passend: „Laten ook wij elk gewicht en de zonde [gebrek aan geloof] die ons gemakkelijk verstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij oplettend het oog gericht houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus. Wegens de hem in het vooruitzicht gestelde vreugde heeft hij een martelpaal verduurd, schande verachtend, en is hij aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten.” In deze laatste dagen hebben Gods dienstknechten veel verduurd. Net als Jezus, die getrouw bleef tot hij een zeer smartelijke dood stierf, hebben sommige van onze broeders en zusters getrouw de zwaarste vervolging verduurd — gevangenkampen, marteling, verkrachting en zelfs de dood (1 Petrus 2:21). Zwelt ons hart niet van liefde voor hen wanneer wij stilstaan bij hun rechtschapenheid?
16, 17. (a) Met welke beproevingen op hun geloof hebben de meeste christenen te kampen? (b) Door wat in gedachte te houden, zullen wij geholpen worden in de wedloop om het leven te blijven lopen?
16 Maar op de meeste christenen zijn Paulus’ verdere woorden van toepassing: „In uw strijd tegen die zonde hebt gij nog nooit tot bloedens toe weerstand geboden” (Hebreeën 12:4). Niettemin is in dit samenstel van dingen de weg der waarheid voor niemand van ons gemakkelijk. Sommigen zijn ontmoedigd geraakt door ’tegenspraak van zondaars’ op hun werelds werk of op school, terwijl zij spot verduren of weerstand bieden aan de druk om te zondigen (Hebreeën 12:3). Sterke verleiding heeft de vastbeslotenheid van sommigen om zich aan Gods hoge maatstaven te houden, ondermijnd (Hebreeën 13:4, 5). Afvalligen hebben het geestelijke evenwicht van enkelen die naar hun giftige propaganda luisteren, aangetast (Hebreeën 13:9). Persoonlijkheidsverschillen hebben anderen van hun vreugde beroofd. Te veel nadruk op amusement en vrijetijdsbesteding heeft sommige christenen verzwakt. En de meesten voelen zich onder druk gezet door de problemen die het leven in dit samenstel van dingen met zich brengt.
17 Het is waar dat bij geen van deze situaties sprake is van ’tot bloedens toe weerstand bieden’. En sommige kunnen terug te voeren zijn op verkeerde beslissingen die wijzelf nemen. Maar al die situaties vormen een beproeving op ons geloof. Daarom dienen wij ons oog gericht te houden op Jezus’ sublieme voorbeeld van volharding. Mogen wij nooit vergeten wat een schitterende hoop wij hebben. Mogen wij nooit onze overtuiging verliezen dat Jehovah „de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken” (Hebreeën 11:6). Dan zullen wij de geestelijke kracht hebben om in de wedloop om het leven te blijven lopen.
Wij kunnen volharden
18, 19. Welke historische gebeurtenissen geven te kennen dat Hebreeuwse christenen in Jeruzalem acht sloegen op Paulus’ geïnspireerde raad?
18 Hoe reageerden de joodse christenen op Paulus’ brief? Ongeveer zes jaar nadat de brief aan de Hebreeën werd geschreven, was Judea in oorlog. In 66 G.T. sloeg het Romeinse leger het beleg rond Jeruzalem, waardoor Jezus’ woorden werden vervuld: „Wanneer gij . . . Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is” (Lukas 21:20). Maar ten behoeve van christenen die zich destijds in Jeruzalem zouden bevinden, zei Jezus: „Laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten, en laten zij die in haar midden zijn, eruit trekken, en laten zij die zich in de landstreken bevinden, er niet binnengaan” (Lukas 21:21). Bijgevolg vormde de oorlog met Rome een toets: Zouden die joodse christenen Jeruzalem, het centrum van joodse aanbidding en de plaats waar de luisterrijke tempel stond, verlaten?
19 Plotseling, om een onbekende reden, trokken de Romeinen zich terug. Waarschijnlijk beschouwden religieuze joden dit als een bewijs dat God hun heilige stad beschermde. Hoe stond het met christenen? De geschiedenis vertelt ons dat zij vluchtten. Vervolgens keerden de Romeinen in 70 G.T. terug en verwoestten Jeruzalem volledig, waarbij een ontstellend verlies aan mensenlevens te betreuren viel. De door Joël voorzegde „dag van Jehovah” was over Jeruzalem gekomen. Maar getrouwe christenen bevonden zich daar niet meer. Zij ’waren veilig ontkomen’. — Joël 2:30-32; Handelingen 2:16-21.
20. Op welke manieren dient de wetenschap dat de grote „dag van Jehovah” nabij is, ons aan te sporen?
20 Thans weten wij dat dit gehele samenstel van dingen binnenkort door een andere grote „dag van Jehovah” getroffen zal worden (Joël 3:12-14). Wij weten niet wanneer die dag zal komen. Maar Gods Woord verzekert ons dat hij beslist zal komen! Jehovah zegt dat die dag niet te laat zal komen (Habakuk 2:3; 2 Petrus 3:9, 10). Laten wij derhalve „meer dan gewone aandacht schenken aan de dingen die wij gehoord hebben”. Vermijd gebrek aan geloof, „de zonde die ons gemakkelijk verstrikt”. Wees vastbesloten te volharden zolang dat nodig is. Bedenk dat Jehovah’s grote met een wagen te vergelijken hemelse organisatie in beweging is en haar doel zal verwezenlijken. Mogen wij allen daarom in de wedloop om het leven blijven lopen en het niet opgeven!
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Door op welke vermaning van Paulus aan de Filippenzen acht te slaan, zullen wij geholpen worden in de wedloop om het leven te volharden?
◻ Wat zal ons helpen de tendens van deze wereld om ons af te leiden, tegen te gaan?
◻ Hoe kunnen wij elkaar helpen in de wedloop te volharden?
◻ Wat zijn enkele dingen waardoor een christen het langzamer aan zou kunnen gaan doen?
◻ Hoe kan Jezus’ voorbeeld ons helpen te volharden?
[Illustratie op blz. 8, 9]
Christenen dienen zich, net als hardlopers, door niets te laten afleiden
[Illustratie op blz. 10]
Niets kan Jehovah’s grote hemelse wagen ervan weerhouden Gods voornemen te verwezenlijken