Christelijke getuigen ten gunste van goddelijke soevereiniteit
’„Gij dient alom de voortreffelijkheden bekend te maken” van degene die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht.’ — 1 PETRUS 2:9.
1. Welk doeltreffende getuigenis werd er in voorchristelijke tijden over Jehovah gegeven?
IN VOORCHRISTELIJKE tijden is er door een lange reeks getuigen moedig getuigenis van afgelegd dat Jehovah de enige ware God is (Hebreeën 11:4–12:1). Hun geloof was sterk, en onbevreesd gehoorzaamden zij Jehovah’s wetten en weigerden zij in kwesties van aanbidding te schipperen. Zij gaven een krachtig getuigenis ten gunste van Jehovah’s universele soevereiniteit. — Psalm 18:21-23; 47:1, 2.
2. (a) Wie is Jehovah’s grootste Getuige? (b) Door wie werd de natie Israël als Jehovah’s getuige vervangen? Hoe weten wij dit?
2 De laatste en grootste voorchristelijke getuige was Johannes de Doper (Mattheüs 11:11). Hij had het voorrecht de komst van de Uitverkorene aan te kondigen, en hij introduceerde Jezus als de beloofde Messias (Johannes 1:29-34). Jezus is Jehovah’s grootste Getuige, „de getrouwe en waarachtige getuige” (Openbaring 3:14). Omdat het vleselijke Israël Jezus verwierp, verwierp Jehovah hen en stelde hij een nieuwe natie, het geestelijke Israël Gods, als zijn getuige aan (Jesaja 42:8-12; Johannes 1:11, 12; Galaten 6:16). Petrus citeerde een profetie over Israël en gaf te kennen dat ze van toepassing was op „het Israël Gods”, de christelijke gemeente, toen hij zei: „Gij zijt ’een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit, opdat gij alom de voortreffelijkheden zoudt bekendmaken’ van degene die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht.” — 1 Petrus 2:9; Exodus 19:5, 6; Jesaja 43:21; 60:2.
3. Wat is de belangrijkste verantwoordelijkheid van het Israël Gods en van de „grote schare”?
3 Petrus’ woorden geven te kennen dat de belangrijkste verantwoordelijkheid van het Israël Gods het geven van een openbaar getuigenis over Jehovah’s heerlijkheid is. In onze tijd heeft „een grote schare” getuigen, die God eveneens in het openbaar verheerlijkt, zich bij deze geestelijke natie aangesloten. Zij roepen met een luide stem, zodat iedereen het kan horen: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam” (Openbaring 7:9, 10; Jesaja 60:8-10). Hoe kunnen de leden van het Israël Gods en hun metgezellen hun getuigenis volbrengen? Door hun geloof en gehoorzaamheid.
Valse getuigen
4. Waarom waren de joden in Jezus’ tijd valse getuigen?
4 Geloof oefenen en gehoorzaamheid tonen, houdt in dat men overeenkomstig goddelijke beginselen leeft. Hoe belangrijk dit is, blijkt uit wat Jezus over de joodse religieuze leiders in zijn tijd zei. Dezen waren als leraren van de Wet „op de stoel van Mozes gaan zitten”. Zij stuurden zelfs zendelingen uit om ongelovigen te bekeren. Toch zei Jezus tegen hen: „Gij doorkruist de zee en het droge land om één proseliet te maken, en wanneer hij er een wordt, maakt gij hem tot een voorwerp voor Gehenna, tweemaal zo erg als gijzelf.” Deze religieaanhangers waren valse getuigen; zij waren arrogant, huichelachtig en liefdeloos (Mattheüs 23:1-12, 15). Bij een zekere gelegenheid zei Jezus tegen enkele joden: „Gij zijt uit uw vader de Duivel, en gij wenst de begeerten van uw vader te doen.” Waarom zei hij zoiets tegen leden van Gods uitverkoren natie? Omdat zij geen acht wensten te slaan op de woorden van Jehovah’s grootste Getuige. — Johannes 8:41, 44, 47.
5. Hoe weten wij dat de christenheid een vals getuigenis over God heeft gegeven?
5 In dezelfde zin hebben in de loop der eeuwen sinds Jezus’ tijd honderden miljoenen in de christenheid beweerd zijn discipelen te zijn. Zij hebben echter niet Gods wil gedaan en worden dus niet door Jezus erkend (Mattheüs 7:21-23; 1 Korinthiërs 13:1-3). De christenheid heeft zendelingen uitgestuurd, van wie velen ongetwijfeld oprecht waren. Maar zij hebben de mensen geleerd een trinitarische god te aanbidden die zondaars in een hellevuur laat branden, en de meesten van hun bekeerlingen geven er hoegenaamd geen blijk van christenen te zijn. Het Afrikaanse land Rwanda is bijvoorbeeld een vruchtbaar terrein voor rooms-katholieke zendelingen geweest. Toch hebben Rwandese katholieken met volle overgave deelgenomen aan het recente etnische conflict in dat land. De vruchten in dat zendingsgebied geven te kennen dat het geen werkelijk christelijk getuigenis van de christenheid heeft ontvangen. — Mattheüs 7:15-20.
Overeenkomstig goddelijke beginselen leven
6. In welke opzichten is een goed gedrag een belangrijk onderdeel van het geven van getuigenis?
6 Slecht gedrag door degenen die beweren christenen te zijn, werpt smaad op „de weg der waarheid” (2 Petrus 2:2). Een waar christen leeft overeenkomstig goddelijke beginselen. Hij zal niet stelen, liegen of bedriegen, en geen immoraliteit bedrijven (Romeinen 2:22). Hij zal beslist niet zijn medemens vermoorden. Christelijke echtgenoten oefenen liefdevolle leiding uit over hun gezin. Echtgenotes ondersteunen die leiding respectvol. Kinderen worden door hun ouders opgeleid en aldus voorbereid op een leven als verantwoordelijke christelijke volwassenen (Efeziërs 5:21–6:4). Wij allen zijn weliswaar onvolmaakt en maken fouten. Maar een waar christen respecteert bijbelse maatstaven en doet oprecht zijn best ze toe te passen. Dit wordt door anderen opgemerkt en vormt een voortreffelijk getuigenis. Soms hebben personen die de waarheid voorheen tegenstonden, het goede gedrag van een christen opgemerkt en zijn voor het christendom gewonnen. — 1 Petrus 2:12, 15; 3:1.
7. Hoe belangrijk is het dat christenen elkaar liefhebben?
7 Jezus onthulde een uiterst belangrijk aspect van christelijk gedrag toen hij zei: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:35). Satans wereld wordt gekenmerkt door „onrechtvaardigheid, goddeloosheid, hebzucht, slechtheid, . . . afgunst, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid, terwijl [de mensen] heimelijke fluisteraars zijn, achterklappers, haters van God, onbeschaamd, hoogmoedig, aanmatigend, uitvinders van schadelijke dingen, ongehoorzaam aan ouders” (Romeinen 1:29, 30). In zo’n omgeving zou een wereldwijde organisatie die wordt gekenmerkt door liefde een krachtig bewijs zijn van Gods geest in actie — een doeltreffend getuigenis. Jehovah’s Getuigen vormen zo’n organisatie. — 1 Petrus 2:17.
Getuigen zijn bijbelstudenten
8, 9. (a) Hoe werd de psalmist gesterkt door zijn bestudering van en meditatie over Gods wet? (b) Op welke manieren zal bijbelstudie en meditatie ons sterken om getuigenis te blijven geven?
8 Om een voortreffelijk getuigenis te kunnen geven, moet een christen Jehovah’s rechtvaardige beginselen kennen en liefhebben en de verdorvenheid van de wereld werkelijk haten (Psalm 97:10). De wereld gebruikt heel wat overredingskracht wanneer ze anderen tot haar denkwijze probeert over te halen en het kan moeilijk zijn haar geest te weerstaan (Efeziërs 2:1-3; 1 Johannes 2:15, 16). Wat kan ons helpen de juiste geestesgesteldheid te behouden? Een geregelde en zinvolle bestudering van de bijbel. De schrijver van Psalm 119 gaf herhaaldelijk uiting aan zijn liefde voor Jehovah’s wet. Hij was er voortdurend, „de gehele dag”, mee bezig erin te lezen en erover te mediteren (Psalm 119:92, 93, 97-105). Als resultaat hiervan kon hij schrijven: „Leugen heb ik gehaat, en ik blijf ze werkelijk verfoeien. Uw wet heb ik liefgehad.” Bovendien zette zijn intense liefde hem tot handelen aan. Hij zegt: „Zevenmaal per dag heb ik uw lof gezongen om uw rechtvaardige rechterlijke beslissingen.” — Psalm 119:163, 164.
9 Op soortgelijke wijze zal onze geregelde bestudering van en meditatie over Gods Woord ons hart raken en ons ertoe bewegen herhaaldelijk, ja, „zevenmaal per dag”, ’zijn lof te zingen’ — getuigenis te geven over Jehovah (Romeinen 10:10). In harmonie hiermee zegt de schrijver van de eerste psalm dat iemand die geregeld over Jehovah’s woorden mediteert „stellig [zal] worden als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn eigen vrucht geeft als het de juiste tijd ervoor is en waarvan het gebladerte niet verwelkt, en al wat hij doet, zal gelukken” (Psalm 1:3). De apostel Paulus wees eveneens op de kracht van Gods Woord toen hij schreef: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust voor ieder goed werk.” — 2 Timotheüs 3:16, 17.
10. Wat is in deze laatste dagen duidelijk met betrekking tot Jehovah’s volk?
10 De snelle toename in het aantal ware aanbidders in deze twintigste eeuw duidt op de zegen van Jehovah. Er bestaat geen enkele twijfel over dat deze hedendaagse getuigen ten gunste van goddelijke soevereiniteit als groep liefde voor Jehovah’s wet in hun hart hebben ontwikkeld. Net als de psalmist worden zij ertoe bewogen Zijn wet te gehoorzamen en getrouw „dag en nacht” getuigenis te geven over Jehovah’s heerlijkheid. — Openbaring 7:15.
Jehovah’s machtige werken
11, 12. Wat werd er tot stand gebracht door de wonderen die door Jezus en zijn volgelingen werden verricht?
11 In de eerste eeuw stelde heilige geest getrouwe christelijke getuigen in staat wonderen te verrichten — een krachtig bewijs dat hun getuigenis waarachtig was. Toen Johannes de Doper in de gevangenis was, zond hij discipelen uit om aan Jezus te vragen: „Zijt gij de Komende, of hebben wij een ander te verwachten?” Jezus antwoordde niet met ja of nee. Hij zei veeleer: „Gaat heen en bericht aan Johannes wat gij hoort en ziet: De blinden zien weer en de kreupelen lopen rond, de melaatsen worden gereinigd en de doven horen, en de doden worden opgewekt en aan de armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt; en gelukkig is hij die in mij geen aanleiding tot struikelen vindt” (Mattheüs 11:3-6). Deze krachtige werken dienden voor Johannes als een getuigenis dat Jezus inderdaad „de Komende” was. — Handelingen 2:22.
12 Evenzo genazen sommige van Jezus’ volgelingen de zieken en wekten zij zelfs de doden op (Handelingen 5:15, 16; 20:9-12). Deze wonderen waren als een getuigenis dat God zelf ten behoeve van hen aflegde (Hebreeën 2:4). Tevens demonstreerden die werken Jehovah’s almacht. Het is bijvoorbeeld waar dat Satan, „de heerser van de wereld”, het middel bezit de dood te veroorzaken (Johannes 14:30; Hebreeën 2:14). Maar toen Petrus de getrouwe vrouw Dorkas uit de dood opwekte, kan hij dit alleen hebben gedaan door Jehovah’s kracht, aangezien alleen Jehovah het leven kan teruggeven. — Psalm 16:10; 36:9; Handelingen 2:25-27; 9:36-43.
13. (a) Hoe getuigen de in de bijbel opgetekende wonderen nog steeds van Jehovah’s macht? (b) Hoe vormt de vervulling van profetieën een belangrijk bewijs dat Jehovah de ware God is?
13 In deze tijd komen die wonderwerken niet meer voor. Ze hebben hun doel gediend (1 Korinthiërs 13:8). Toch beschikken wij in de bijbel nog altijd over het verslag van de door vele toeschouwers bevestigde wonderen. Wanneer christenen in deze tijd de aandacht vestigen op deze historische verslagen, getuigen die werken nog steeds doeltreffend van Jehovah’s macht (1 Korinthiërs 15:3-6). Bovendien wees Jehovah in Jesaja’s tijd op nauwkeurige profetie als een in het oog springend bewijs dat Hij de ware God is (Jesaja 46:8-11). Veel door God geïnspireerde bijbelprofetieën gaan in deze tijd in vervulling — een aantal ervan ten aanzien van de christelijke gemeente (Jesaja 60:8-10; Daniël 12:6-12; Maleachi 3:17, 18; Mattheüs 24:9; Openbaring 11:1-13). Niet alleen wijst de vervulling van deze profetieën erop dat wij in „de laatste dagen” leven, maar ook wordt Jehovah hierdoor gerechtvaardigd als de enige ware God. — 2 Timotheüs 3:1.
14. In welke opzichten vormt de hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s Getuigen een krachtig getuigenis dat Jehovah de Soevereine Heer is?
14 Ten slotte doet Jehovah nog steeds grootse dingen, wonderbare dingen, voor zijn volk. Het toenemende licht op bijbelse waarheid wordt door Jehovah’s geest geleid (Psalm 86:10; Openbaring 4:5, 6). De opmerkelijke toename die overal op aarde wordt bericht, getuigt ervan dat Jehovah ’het te zijner tijd bespoedigt’ (Jesaja 60:22). Wanneer er tijdens de hele periode van de laatste dagen in het ene land na het andere bittere vervolging uitbreekt, is de moedige volharding van Jehovah’s volk te danken aan de versterkende ondersteuning van heilige geest (Psalm 18:1, 2, 17, 18; 2 Korinthiërs 1:8-10). Ja, de hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s Getuigen vormt op zichzelf een krachtig getuigenis dat Jehovah de Soevereine Heer is. — Zacharia 4:6.
Het goede nieuws moet worden gepredikt
15. Welk uitgebreidere getuigenis zou de christelijke gemeente geven?
15 Jehovah stelde Israël als zijn getuige voor de natiën aan (Jesaja 43:10). Slechts enkele Israëlieten kregen echter de goddelijke opdracht tot niet-Israëlieten te prediken, en dit gebeurde gewoonlijk om Jehovah’s oordelen bekend te maken (Jeremia 1:5; Jona 1:1, 2). Toch geven profetieën in de Hebreeuwse Geschriften te kennen dat Jehovah op zekere dag zijn aandacht op grote schaal op de natiën zou richten, en dit heeft hij door middel van het geestelijke Israël Gods gedaan (Jesaja 2:2-4; 62:2). Voordat Jezus naar de hemel opsteeg, gebood hij zijn volgelingen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën” (Mattheüs 28:19). Terwijl Jezus zich had geconcentreerd op „de verloren schapen van het huis van Israël”, werden zijn volgelingen naar „alle natiën” gezonden, ja, „tot de verst verwijderde streek der aarde” (Mattheüs 15:24; Handelingen 1:8). Het christelijke getuigenis moest door de hele mensheid worden gehoord.
16. Welke opdracht vervulde de eerste-eeuwse christelijke gemeente, en tot in welke mate?
16 Paulus gaf er blijk van dit goed te begrijpen. Omstreeks het jaar 61 G.T. kon hij zeggen dat het goede nieuws ’in de gehele wereld vrucht droeg en toenam’. Het goede nieuws werd niet beperkt tot slechts één natie of één sekte, zoals de sekte die zich bezighield met de „aanbidding van de engelen”. Het werd veeleer openlijk „in heel de schepping die onder de hemel is . . . gepredikt” (Kolossenzen 1:6, 23; 2:13, 14, 16-18). Zo vervulde het Israël Gods in de eerste eeuw zijn opdracht om ’„alom de voortreffelijkheden bekend te maken” van degene die hen uit de duisternis had geroepen tot zijn wonderbaar licht’.
17. Hoe blijft Mattheüs 24:14 op grote schaal in vervulling gaan?
17 Toch was dat eerste-eeuwse predikingswerk slechts een voorproefje van wat er in de laatste dagen tot stand gebracht zou worden. Jezus doelde speciaal op onze tijd toen hij zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14; Markus 13:10). Is deze profetie in vervulling gegaan? Ja, inderdaad. Van een klein begin in 1919 heeft de prediking van het goede nieuws zich nu uitgebreid tot meer dan 230 landen. Het getuigenis wordt gehoord in de ijskoude streken bij de noordpool en in de broeierig hete tropen. Grote continenten worden bewerkt en zelfs afgelegen eilanden worden bezocht opdat de bewoners ervan getuigenis kunnen krijgen. Zelfs te midden van grote beroeringen, zoals de oorlog in Bosnië-Hercegovina, wordt het goede nieuws nog steeds gepredikt. Net als in de eerste eeuw draagt het getuigenis „in de gehele wereld” vrucht. Het goede nieuws wordt openlijk bekendgemaakt „in heel de schepping die onder de hemel is”. Het resultaat? Ten eerste zijn de overgeblevenen van het Israël Gods bijeengebracht „uit elke stam en taal en elk volk en elke natie”. Ten tweede werd er een begin mee gemaakt de miljoenen leden van de „grote schare” uit „alle natiën en stammen en volken en talen” binnen te brengen (Openbaring 5:9; 7:9). Mattheüs 24:14 gaat nog steeds op grote schaal in vervulling.
18. Welke dingen worden zoal door de wereldwijde prediking van het goede nieuws tot stand gebracht?
18 De wereldwijde prediking van het goede nieuws vormt een van de bewijzen aan de hand waarvan kan worden aangetoond dat Jezus’ koninklijke tegenwoordigheid is begonnen (Mattheüs 24:3). Verder vormt de prediking het belangrijkste middel waardoor „de oogst van de aarde” wordt binnengehaald, aangezien ze mensen attent maakt op de enige ware hoop voor de mensheid, Jehovah’s koninkrijk (Openbaring 14:15, 16). Omdat alleen ware christenen aan de prediking van het goede nieuws deelnemen, draagt dit belangrijke werk ertoe bij de ware christenen van de valse te onderscheiden (Maleachi 3:18). Op deze manier heeft de prediking de redding van degenen die prediken alsook van hen die er gunstig op reageren, tot resultaat (1 Timotheüs 4:16). Bovenal is de prediking van het goede nieuws tot lof en eer van Jehovah God, degene die er de opdracht toe heeft gegeven, die de predikers ondersteunt en die de prediking vruchtbaar maakt. — 2 Korinthiërs 4:7.
19. Tot welke vastbesloten houding worden alle christenen aangemoedigd nu zij het nieuwe dienstjaar ingaan?
19 Geen wonder dat de apostel Paulus ertoe bewogen werd te zeggen: „Wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!” (1 Korinthiërs 9:16) In deze tijd denken christenen hier net zo over. Het is een groots voorrecht en een grote verantwoordelijkheid „Gods medewerkers” te zijn en het licht der waarheid in deze duistere wereld te verspreiden (1 Korinthiërs 3:9; Jesaja 60:2, 3). Het werk dat in 1919 een klein begin had, heeft nu verbazingwekkende afmetingen aangenomen. Bijna vijf miljoen christenen getuigen ten gunste van goddelijke soevereiniteit als zij er meer dan een miljard uur per jaar aan besteden om anderen de boodschap van redding te brengen. Wat is het een vreugde aldus een aandeel te hebben aan de heiliging van Jehovah’s naam! Laten wij, nu wij het dienstjaar 1996 ingaan, vastbesloten zijn het niet langzamer aan te gaan doen. Veeleer willen wij meer dan ooit acht slaan op Paulus’ woorden tot Timotheüs: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig” (2 Timotheüs 4:2). Terwijl wij dit doen, bidden wij met geheel ons hart of Jehovah onze inspanningen wil blijven zegenen.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Door wie werd Israël als Jehovah’s „getuige” voor de natiën vervangen?
◻ Hoe draagt christelijk gedrag tot het geven van een getuigenis bij?
◻ Waarom is bestudering van en meditatie over de bijbel van essentieel belang voor een christelijke Getuige?
◻ Hoe vormt de hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s Getuigen een bewijs dat Jehovah de ware God is?
◻ Wat wordt er door de prediking van het goede nieuws tot stand gebracht?
[Illustraties op blz. 15]
Het goede nieuws wordt nu beslist niet op beperkte schaal maar „in heel de schepping die onder de hemel is” bekendgemaakt