De boodschap die we moeten verkondigen
Jehovah heeft ons een verantwoordelijkheid en een groot voorrecht geschonken: ’Gij zijt mijn getuigen, en ik ben God’ (Jes. 43:12). We zijn niet eenvoudig gelovigen. We zijn getuigen die in het openbaar getuigenis afleggen van uiterst belangrijke waarheden die in Gods geïnspireerde Woord staan. Wat is de boodschap die Jehovah ons heeft opgedragen in onze tijd bekend te maken? Ze richt de aandacht op Jehovah God, Jezus Christus en het Messiaanse koninkrijk.
„VREES DE WARE GOD EN ONDERHOUD ZIJN GEBODEN”
LANG voor het christelijke tijdperk vertelde Jehovah de getrouwe Abraham over een voorziening voor „alle natiën der aarde” om zich te zegenen (Gen. 22:18). Ook inspireerde hij Salomo ertoe een fundamenteel vereiste voor alle mensen op schrift te stellen: „Vrees de ware God en onderhoud zijn geboden. Want dit is de gehele verplichting van de mens” (Pred. 12:13). Maar hoe zou men in alle naties deze dingen te weten komen?
Hoewel er altijd wel mensen zijn geweest die Gods woord geloofden, geeft de bijbel te kennen dat het intensieve wereldwijde getuigenis waardoor werkelijk alle naties met het goede nieuws bereikt zouden worden, pas in „de dag des Heren” zou plaatsvinden. Die begon in 1914 (Openb. 1:10). Betreffende die tijd voorzei Openbaring 14:6, 7 dat er onder leiding van engelen een zeer belangrijke bekendmaking gericht zou worden tot „elke natie en stam en taal en elk volk”. Met dringendheid zou hun verteld worden: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen, en aanbidt daarom Degene die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.” Het is Gods wil dat deze boodschap overgebracht wordt. Wij hebben het voorrecht een aandeel aan dat werk te hebben.
„De ware God.” Toen Jehovah verklaarde „Gij zijt mijn getuigen”, was dat in een omlijsting waarin de kwestie aan de orde was wie de ware God is (Jes. 43:10). De boodschap die gebracht moet worden is niet slechts dat mensen een religie behoren te hebben of in een god moeten geloven. Nee, ze moeten de gelegenheid krijgen om te weten te komen dat de Schepper van hemel en aarde de enige ware God is (Jes. 45:5, 18, 21, 22; Joh. 17:3). Alleen de ware God kan op betrouwbare wijze de toekomst voorzeggen. Het is ons voorrecht erop te wijzen dat de vervulling van Jehovah’s woord in het verleden de deugdelijke basis verschaft voor het vertrouwen dat alles wat hij voor de toekomst beloofd heeft, zal uitkomen. — Joz. 23:14; Jes. 55:10, 11.
Natuurlijk aanbidden velen aan wie we getuigenis geven, andere goden of, naar ze zeggen, geen enkele god. Om een horend oor te krijgen zullen we misschien moeten beginnen met iets van gemeenschappelijk belang. We kunnen ons voordeel doen met het voorbeeld dat we in Handelingen 17:22-31 aantreffen. Merk op dat de apostel Paulus wel tactvol was maar toch duidelijk verklaarde dat alle mensen rekenschap verschuldigd zijn aan de God die de Schepper is van hemel en aarde.
Gods naam bekendmaken. Laat niet na de ware God bij zijn naam te identificeren. Jehovah is gesteld op zijn naam (Ex. 3:15; Jes. 42:8). Hij wil dat mensen die naam kennen. Hij heeft ervoor gezorgd dat zijn luisterrijke naam meer dan 7000 keer in de bijbel staat. Het is onze verantwoordelijkheid mensen ermee bekend te maken. — Deut. 4:35.
De vooruitzichten van alle mensen op toekomstig leven hangen af van het kennen van Jehovah en het in geloof aanroepen van hem (Joël 2:32; Mal. 3:16; 2 Thess. 1:8). Maar de meesten kennen Jehovah niet. En onder hen bevinden zich ook grote aantallen die belijden de God van de bijbel te aanbidden. Zelfs als ze een bijbel bezitten en erin lezen, is het nog mogelijk dat ze Gods persoonlijke naam niet kennen omdat die uit veel moderne vertalingen verwijderd is. Voor sommigen bestaat hun enige bekendheid met de naam Jehovah daarin dat hun religieuze leiders hun hebben verteld die naam niet te gebruiken.
Hoe zouden we mensen met Gods naam bekend kunnen maken? Niets is effectiever dan hun die in de bijbel te laten zien — in hun eigen exemplaar indien mogelijk. Er zijn vertalingen waarin die naam duizenden keren voorkomt. In andere staat hij alleen in Psalm 83:18 of Exodus 6:3-6, of in een voetnoot bij Exodus 3:14, 15 of 6:3. In een aantal vertalingen zijn vervangende aanduidingen als „Heer” en „God” in een onderscheidend lettertype gezet als in de oorspronkelijke tekst de persoonlijke naam van God staat. Waar moderne vertalers Gods persoonlijke naam volledig hebben weggelaten, moet je misschien een oudere bijbelvertaling gebruiken om mensen te laten zien wat er gebeurd is. In sommige landen kun je erop wijzen dat de goddelijke naam in religieuze liederen voorkomt of als deel van een inscriptie op een gebouw staat.
Zelfs voor hen die andere goden aanbidden, kan Jeremia 10:10-13 in de Nieuwe-Wereldvertaling doeltreffend gebruikt worden. Daar wordt niet alleen de naam van God genoemd maar ook duidelijk uitgelegd wie hij is.
Verberg de naam Jehovah niet achter aanduidingen als „God” en „Heer”, zoals de christenheid doet. Dat wil niet zeggen dat de naam bij de aanvang van ieder gesprek gebruikt moet worden. Uit vooroordeel zouden sommigen de discussie meteen beëindigen. Maar nadat er een basis voor een gesprek is gelegd, moet je je er niet van weerhouden de goddelijke naam te gebruiken.
Het is opmerkenswaard dat de bijbel de persoonlijke naam van God vaker gebruikt dan alle andere aanduidingen als „Heer” en „God” bij elkaar. Toch probeerden de bijbelschrijvers niet om de goddelijke naam in iedere zin te gebruiken. Ze gebruikten hem op een natuurlijke, spontane en respectvolle manier. Dat is een goed patroon om na te volgen.
De persoon die door de naam geïdentificeerd wordt. Hoewel het feit dat God een persoonlijke naam heeft op zich een belangrijke waarheid is, vormt dat nog maar het begin.
Om Jehovah lief te hebben en hem in geloof aan te roepen, moeten mensen weten wat voor God hij is. Toen Jehovah op de berg Sinaï zijn naam aan Mozes bekendmaakte, deed Hij veel meer dan alleen het woord „Jehovah” herhalen. Hij vestigde de aandacht op sommige van Zijn schitterende hoedanigheden (Ex. 34:6, 7). Dat is voor ons een voorbeeld om na te volgen.
Of je nu getuigenis geeft aan pasgeïnteresseerden of lezingen houdt in de gemeente, laat wanneer je over de zegeningen van het Koninkrijk spreekt, uitkomen wat deze te kennen geven over de God die zulke beloften doet. Heb je het over zijn vereisten, benadruk dan de wijsheid en de liefde die ze weerspiegelen. Maak duidelijk dat God ons met zijn vereisten geen last oplegt maar juist ons welzijn op het oog heeft (Jes. 48:17, 18; Micha 6:8). Laat zien hoe elk van Jehovah’s manifestaties van macht iets onthult over zijn persoonlijkheid, zijn maatstaven, zijn voornemen. Vestig de aandacht op de evenwichtige manier waarop Jehovah zijn hoedanigheden doet gelden. Laat mensen je eigen gevoelens over Jehovah horen. Jouw liefde voor Jehovah kan ertoe bijdragen een dergelijke liefde bij anderen teweeg te brengen.
De dringende boodschap voor onze tijd luidt dat alle mensen God moeten vrezen. Met wat we zeggen, moeten we proberen zo’n godvruchtige vrees op te bouwen. Die vrees is een gezonde vrees, een ontzag voor Jehovah, een diepe eerbied voor hem (Ps. 89:7). Ze omvat het besef dat Jehovah de Opperrechter is en dat onze vooruitzichten op toekomstig leven afhankelijk zijn van het bezitten van zijn goedkeuring (Luk. 12:5; Rom. 14:12). Zo’n vrees gaat dan ook gepaard met innige liefde voor hem en bijgevolg de intense wens hem te behagen (Deut. 10:12, 13). Godvruchtige vrees beweegt ons er ook toe te haten wat slecht is, Gods geboden te gehoorzamen en hem met een onverdeeld hart te aanbidden (Deut. 5:29; 1 Kron. 28:9; Spr. 8:13). Ze behoedt ons ervoor te proberen God te dienen en tegelijk de dingen van de wereld lief te hebben. — 1 Joh. 2:15-17.
Gods naam — „een sterke toren”. Mensen die Jehovah echt leren kennen, genieten bijzondere bescherming. Dat is niet simpelweg omdat ze zijn persoonlijke naam gebruiken of enkele van zijn hoedanigheden weten te noemen. Het is omdat ze hun vertrouwen in Jehovah zelf stellen. Over hen zegt Spreuken 18:10: „De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming.”
Benut gelegenheden om er bij anderen op aan te dringen op Jehovah te vertrouwen (Ps. 37:3; Spr. 3:5, 6). Uit zo’n vertrouwen blijkt geloof in Jehovah en zijn beloften (Hebr. 11:6). Wanneer mensen ’de naam van Jehovah aanroepen’ omdat ze weten dat hij de Universele Soeverein is, zijn wegen liefhebben en volledig geloven dat ware redding alleen van hem kan komen, dan — zo verzekert Gods Woord ons — zullen ze gered worden (Rom. 10:13, 14). Help anderen die je onderwijst dat soort geloof op te bouwen in verband met ieder aspect van het leven.
Velen worden geconfronteerd met overweldigende persoonlijke problemen. Ze zien wellicht geen uitweg. Spoor hen aan Jehovah’s wegen te leren kennen, op hem te vertrouwen en wat ze leren toe te passen (Ps. 25:5). Moedig hen aan oprecht om Gods hulp te bidden en hem te danken voor zijn zegeningen (Fil. 4:6, 7). Wanneer ze Jehovah leren kennen, niet alleen doordat ze bepaalde uitspraken in de bijbel lezen maar ook doordat ze de vervulling van zijn beloften in hun eigen leven ervaren, zullen ze de zekerheid gaan genieten die voortspruit uit het volle besef waar de naam Jehovah voor staat. — Ps. 34:8; Jer. 17:7, 8.
Maak een goed gebruik van iedere gelegenheid om mensen te helpen inzien hoe verstandig het is de ware God, Jehovah, te vrezen en zijn geboden te onderhouden.
„GETUIGENIS AFLEGGEN OMTRENT JEZUS”
NA ZIJN opstanding en voorafgaand aan zijn terugkeer naar de hemel gaf Jezus Christus zijn discipelen de instructie: „Gij zult getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Loyale dienstknechten van God in onze tijd worden beschreven als mensen die „het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Openb. 12:17). Hoe ijverig ben je in het geven van dat getuigenis?
Velen die in alle oprechtheid zeggen in Jezus te geloven, weten niets van zijn voormenselijk bestaan. Ze beseffen niet dat hij werkelijk mens was op aarde. Ze begrijpen niet wat ermee wordt bedoeld dat hij de Zoon van God was. Ze weten slechts heel weinig over zijn rol in de vervulling van Gods voornemen. Ze weten niet wat hij nu doet, en ze beseffen niet hoe hun leven beïnvloed gaat worden door wat hij in de toekomst zal doen. Misschien maken ze zelfs de fout te denken dat Jehovah’s Getuigen niet in Jezus geloven. Het is ons voorrecht de waarheid dienaangaande bekend te maken.
Weer anderen geloven niet dat er ooit zo iemand als de in de bijbel beschreven Jezus geleefd heeft. Sommigen zien Jezus louter als een groot man. Velen verwerpen de gedachte dat hij Gods Zoon is. Onder zulke mensen „getuigenis afleggen omtrent Jezus” vergt veel inspanning, geduld en tact.
Wat de zienswijze van je luisteraars ook is, ze zullen kennis van Jezus Christus moeten verwerven, willen ze profijt trekken van Gods voorziening voor eeuwig leven (Joh. 17:3). Gods duidelijk kenbaar gemaakte wil is dat allen die leven ’openlijk erkennen dat Jezus Christus Heer is’ en zich onderwerpen aan zijn autoriteit (Fil. 2:9-11). We kunnen de kwestie dan ook niet eenvoudig ontwijken wanneer we mensen tegenkomen die sterke maar verkeerde meningen hebben of regelrecht bevooroordeeld zijn. Terwijl we in sommige gevallen vrijuit over Jezus Christus kunnen spreken — zelfs bij ons eerste bezoek — moeten we in andere gevallen misschien discrete opmerkingen plaatsen die onze luisteraars helpen op correcte wijze over hem te gaan denken. Misschien moeten we ook manieren bedenken om bij toekomstige bezoeken verdere aspecten van het onderwerp ter sprake te brengen. Maar wellicht is het pas mogelijk om elk aspect ervan te bespreken als we een huisbijbelstudie bij iemand leiden. — 1 Tim. 2:3-7.
Jezus’ essentiële rol in Gods voornemen. We moeten mensen helpen te begrijpen dat aangezien Jezus „de weg” is en ’niemand tot de Vader komt dan door bemiddeling van hem’, het onmogelijk is in een goedgekeurde verhouding tot God te staan zonder geloof in Jezus Christus (Joh. 14:6). Als iemand niet beseft welke essentiële rol Jehovah zijn eerstgeboren Zoon heeft toegewezen, is het onmogelijk de bijbel te begrijpen. Waarom? Omdat Jehovah deze Zoon tot de sleutelfiguur heeft gemaakt in de verwezenlijking van al Zijn voornemens (Kol. 1:17-20). Om dit feit draait het bij de profetieën in de bijbel (Openb. 19:10). Jezus Christus is degene door bemiddeling van wie de oplossing wordt verschaft voor alle problemen die door Satans opstand en de zonde van Adam zijn ontstaan. — Hebr. 2:5-9, 14, 15.
Om Christus’ rol naar waarde te schatten moet men erkennen dat mensen zich in een beklagenswaardige situatie bevinden waar ze zich niet zelf uit kunnen bevrijden. We zijn allemaal in zonde geboren. Tijdens ons leven kan dit ons op allerlei manieren parten spelen. Maar vroeg of laat resulteert het in de dood (Rom. 3:23; 5:12). Redeneer over dat feit met degenen aan wie je getuigenis geeft. Wijs er dan op dat Jehovah door het loskoopoffer van Jezus Christus op liefdevolle wijze bevrijding van zonde en dood mogelijk heeft gemaakt voor hen die geloof oefenen in die voorziening (Mark. 10:45; Hebr. 2:9). Daarmee opent zich voor hen de weg om eeuwig leven in volmaaktheid te genieten (Joh. 3:16, 36). Dat is op geen andere wijze mogelijk (Hand. 4:12). Als leraar, hetzij privé of in de gemeente, zul je meer moeten doen dan eenvoudig deze feiten vermelden. Bouw vriendelijk en geduldig een gevoel van dankbaarheid bij je luisteraars op voor Christus’ rol als onze Loskoper. Waardering voor deze voorziening kan een diepgaande uitwerking hebben op iemands houding, gedrag en doeleinden in het leven. — 2 Kor. 5:14, 15.
Natuurlijk heeft Jezus slechts eenmaal zijn leven gegeven als een slachtoffer (Hebr. 9:28). Nu dient hij echter actief als Hogepriester. Help anderen te begrijpen wat dat betekent. Kampen ze met stress, teleurstelling, lijden of problemen vanwege het ontbreken van vriendelijkheid en goedheid om hen heen? Toen Jezus mens was, heeft hij dit allemaal ervaren. Hij weet hoe we ons voelen. Voelen we vanwege onze onvolmaaktheid de noodzaak van Gods barmhartigheid? Als we tot God om vergeving bidden op basis van het slachtoffer van Jezus, treedt Jezus op als „een helper bij de Vader”. Met medegevoel ’pleit hij voor ons’ (1 Joh. 2:1, 2; Rom. 8:34). Op basis van Jezus’ slachtoffer en door zijn diensten als Hogepriester zijn we in staat tot Jehovah’s „troon van onverdiende goedheid” te naderen om op de juiste tijd hulp te ontvangen (Hebr. 4:15, 16). Hoewel we onvolmaakt zijn, stelt de hulp die Jezus als Hogepriester verschaft, ons in staat God met een rein geweten te dienen. — Hebr. 9:13, 14.
Bovendien oefent Jezus grote autoriteit uit als degene die door God is aangewezen om Hoofd van de christelijke gemeente te zijn (Matth. 28:18; Ef. 1:22, 23). In die hoedanigheid verschaft hij noodzakelijke leiding in harmonie met Gods wil. Help anderen wanneer je onderwijst te begrijpen dat Jezus Christus en niet een mens het Hoofd is van de gemeente (Matth. 23:10). Nodig geïnteresseerden vanaf je eerste contact met hen uit voor vergaderingen van de plaatselijke gemeente, waar we de bijbel bestuderen met behulp van materiaal dat door bemiddeling van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” is verschaft. Leg hun niet alleen uit wie de „slaaf” is maar ook wie de Meester is, zodat ze zich bewust worden van Jezus’ leiderschap (Matth. 24:45-47). Stel hen aan de ouderlingen voor, en leg de schriftuurlijke vereisten uit waaraan dezen moeten voldoen (1 Tim. 3:1-7; Tit. 1:5-9). Maak duidelijk dat de gemeente niet van de ouderlingen is maar dat zij ons helpen in Jezus’ voetstappen te wandelen (Hand. 20:28; Ef. 4:16; 1 Petr. 5:2, 3). Help deze geïnteresseerden te beseffen dat er een georganiseerd, wereldwijd genootschap functioneert onder leiding van Christus.
Uit de Evangeliën leren we dat toen Jezus kort voor zijn dood Jeruzalem binnenkwam, zijn discipelen hem toejuichten als „Hij die komt als de Koning in Jehovah’s naam!” (Luk. 19:38). Bij een diepgaander studie van de bijbel leren mensen dat Jehovah Jezus nu bekleed heeft met een regeringsautoriteit die van invloed is op mensen van alle naties (Dan. 7:13, 14). Bouw wanneer je lezingen houdt in de gemeente of studies leidt, waardering op voor wat Jezus’ heerschappij voor ons allemaal moet betekenen.
Benadruk dat onze manier van leven laat zien of we echt geloven dat Jezus Christus Koning is en of we ons bereidwillig aan zijn heerschappij onderwerpen. Vestig de aandacht op het werk dat Jezus, na tot Koning te zijn gezalfd, zijn volgelingen heeft opgedragen (Matth. 24:14; 28:18-20). Bespreek wat Jezus, als Wonderbaar Raadgever, gezegd heeft over prioriteiten in het leven (Jes. 9:6, 7; Matth. 6:19-34). Richt de aandacht op de geest die, naar de Vredevorst zei, zijn volgelingen aan de dag zouden leggen (Matth. 20:25-27; Joh. 13:35). Pas op dat je je er geen oordeel over aanmatigt of anderen wel genoeg doen, maar moedig hen aan te beschouwen wat hun daden over hun onderwerping aan Christus’ koningschap te kennen geven. Erken daarbij dat voor jou hetzelfde geldt.
Christus als fundament leggen. De bijbel vergelijkt het maken van een christelijke discipel met het optrekken van een bouwwerk op Jezus Christus als fundament (1 Kor. 3:10-15). Om dit tot stand te brengen moet je mensen helpen Jezus te leren kennen zoals hij in de bijbel beschreven wordt. Let op dat ze niet naar jou gaan opzien als degene die ze volgen (1 Kor. 3:4-7). Richt hun aandacht op Jezus Christus.
Als het fundament goed gelegd is, zullen studenten beseffen dat Christus ons een model heeft nagelaten om ’nauwkeurig in zijn voetstappen te treden’ (1 Petr. 2:21). Om daarop voort te bouwen moet je studenten aanmoedigen de Evangeliën niet slechts als betrouwbare geschiedenis te lezen maar als een patroon dat nagevolgd moet worden. Help hen de houding en hoedanigheden die Jezus karakteriseerden, ter harte te nemen. Moedig hen aan erbij stil te staan hoe Jezus over zijn Vader dacht, hoe hij met verzoekingen en beproevingen omging, hoe hij zijn onderworpenheid aan God toonde en hoe hij mensen onder allerlei omstandigheden behandelde. Benadruk de activiteit waarmee Jezus zijn leven vulde. Als een student dan voor beslissingen en beproevingen komt te staan, zal hij zich afvragen: Wat zou Jezus in deze situatie doen? Zal uit mijn handelwijze een juiste waardering blijken voor wat hij voor mij heeft gedaan?
Stel je wanneer je de gemeente toespreekt niet op het standpunt dat, aangezien je broeders en zusters al geloof stellen in Jezus, het niet nodig is speciaal de aandacht op hem te vestigen. Wat je zegt zal meer betekenis hebben als je op dat geloof voortbouwt. Heb je het over vergaderingen, leg dan verband met Jezus’ rol als Hoofd van de gemeente. Spreek je over de velddienst, vestig dan de aandacht op de geest die Jezus aan de dag legde terwijl hij zijn bediening ten uitvoer bracht, en presenteer de bediening in het licht van wat Christus als Koning doet om mensen bijeen te brengen die de nieuwe wereld mogen binnengaan.
Het is heel duidelijk dat er meer nodig is dan eenvoudig wat basisfeiten over Jezus te leren. Om echte christenen te worden moeten mensen geloof in hem oefenen en hem werkelijk liefhebben. Zo’n liefde motiveert tot loyale gehoorzaamheid (Joh. 14:15, 21). Ze stelt mensen in staat om bij tegenspoed standvastig te blijven in het geloof, al de dagen van hun leven in Christus’ voetstappen te blijven wandelen, en te bewijzen dat ze rijpe christenen zijn, stevig ’geworteld en bevestigd op het fundament’ (Ef. 3:17). Zo’n handelwijze verheerlijkt Jehovah, de God en Vader van Jezus Christus.
„DIT GOEDE NIEUWS VAN HET KONINKRIJK”
TOEN Jezus details verschafte over het teken van zijn tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen, voorzei hij: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14.
Wat houdt deze boodschap waaraan zo’n wereldwijde bekendheid gegeven moet worden nu precies in? Ze betreft het Koninkrijk waar Jezus ons om leerde bidden: „Uw koninkrijk kome” (Matth. 6:10). Openbaring 11:15 beschrijft het als „het koninkrijk van onze Heer [Jehovah] en van zijn Christus” omdat de autoriteit om te regeren haar oorsprong vindt bij Jehovah en verleend is aan Christus als Koning. Merk echter op dat de boodschap die volgens Jezus in onze tijd verkondigd zou worden, verder reikt dan wat zijn volgelingen in de eerste eeuw predikten. Zij vertelden mensen: „Het koninkrijk Gods is nabij u gekomen” (Luk. 10:9). Jezus, degene die gezalfd was om Koning te zijn, was toen in hun midden. Maar zoals in Mattheüs 24:14 staat opgetekend, voorzei Jezus de wereldwijde bekendmaking van een andere ontwikkeling in de vervulling van Gods voornemen.
De profeet Daniël ontving een visioen van deze ontwikkeling. Hij zag dat „iemand gelijk een mensenzoon”, Jezus Christus, van „de Oude van Dagen”, Jehovah God, „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk” ontving, „opdat de volken, nationale groepen en talen alle hèm zouden dienen” (Dan. 7:13, 14). Die gebeurtenis van universele betekenis vond plaats in de hemel in 1914. Daarna werden de Duivel en zijn demonen neergeslingerd naar de aarde (Openb. 12:7-10). Het oude samenstel van dingen was zijn laatste dagen binnengegaan. Maar voordat het helemaal verwijderd wordt, wordt er een wereldomvattende aankondiging gedaan dat Jehovah’s Messiaanse Koning nu op zijn hemelse troon regeert. Mensen, waar maar ook, worden hiervan op de hoogte gebracht. Hun reactie laat zien hoe ze er tegenover staan dat de Allerhoogste Heerser is in „het koninkrijk der mensheid”. — Dan. 4:32.
Het is waar, er gaat nog meer gebeuren — veel meer! We bidden nog steeds „Uw koninkrijk kome”, maar niet met de gedachte dat de oprichting van Gods koninkrijk nog in de toekomst ligt. In plaats daarvan bedoelen we dat het hemelse koninkrijk op beslissende wijze gaat optreden om profetieën als Daniël 2:44 en Openbaring 21:2-4 te vervullen. Het zal de aarde veranderen in een paradijs waarin mensen wonen die God en hun medemens liefhebben. Als we „dit goede nieuws van het koninkrijk” prediken, wijzen we op dat vooruitzicht. Maar we maken ook vol vertrouwen bekend dat Jehovah reeds de volledige regeringsmacht heeft overgedragen aan zijn Zoon. Benadruk je dit goede nieuws wanneer je getuigenis geeft over het Koninkrijk?
Het Koninkrijk uitleggen. Hoe kunnen we ons kwijten van onze opdracht Gods koninkrijk aan te kondigen? We kunnen belangstelling wekken door gesprekken te beginnen over allerlei onderwerpen, maar het dient al snel duidelijk te worden dat onze boodschap over Gods koninkrijk gaat.
Een belangrijk aspect van dit werk omvat het lezen of citeren van schriftplaatsen die op het Koninkrijk betrekking hebben. Vergewis je ervan dat wanneer je het over het Koninkrijk hebt, degene tot wie je spreekt, begrijpt wat het is. Er kan meer nodig zijn dan alleen maar te zeggen dat Gods koninkrijk een regering is. Sommigen vinden het wellicht moeilijk om bij iets onzichtbaars aan een regering te denken. Je zou op diverse manieren met hen kunnen redeneren. De zwaartekracht bijvoorbeeld is onzichtbaar maar is van grote invloed op ons leven. We kunnen Degene die de wet van de zwaartekracht heeft ingesteld niet zien, maar het is duidelijk dat hij grote kracht heeft. De bijbel noemt hem „de Koning der eeuwigheid” (1 Tim. 1:17). Je zou ook kunnen aanvoeren dat in een groot land veel mensen nooit in de hoofdstad zijn geweest en hun regeerder nooit in eigen persoon hebben gezien. Het zijn nieuwsberichten die hen informeren. Zo ook vertelt de bijbel, uitgegeven in meer dan 2200 talen, ons over Gods koninkrijk; dat boek laat ons weten wie autoriteit heeft gekregen en wat het Koninkrijk doet. De Wachttoren, die uitkomt in meer talen dan enig ander tijdschrift, identificeert zich op de voorpagina als „Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk”.
Om mensen te helpen begrijpen wat het Koninkrijk is, zou je enkele zaken kunnen noemen die ze van regeringen verlangen: economische zekerheid, vrede, misdaadpreventie, onpartijdige bejegening van alle etnische groepen, onderwijs, gezondheidszorg. Laat zien dat alleen door middel van Gods koninkrijk deze en alle andere gezonde verlangens van de mensheid volledig bevredigd zullen worden. — Ps. 145:16.
Probeer bij mensen de wens wakker te roepen onderdanen te zijn van het Koninkrijk, waarin Jezus Christus als Koning regeert. Wijs op de wonderen die hij deed als voorproefje van wat hij als hemelse Koning zal doen. Spreek vaak over de aantrekkelijke hoedanigheden die hij aan de dag legde (Matth. 8:2, 3; 11:28-30). Leg uit dat hij zijn leven voor ons heeft afgelegd en dat God hem daarna tot onsterfelijk leven in de hemel heeft opgewekt. En van daar uit regeert hij als Koning. — Hand. 2:29-35.
Benadruk dat Gods koninkrijk nu vanuit de hemel regeert. Besef evenwel dat de meeste mensen niet de omstandigheden zien die naar hun idee het bewijs zouden moeten vormen voor zo’n regering. Erken dat, en vraag of ze weten wat Jezus Christus zei dat het bewijs ervoor zou zijn. Vestig de aandacht op enkele onderdelen van het samengestelde teken dat we vinden in Mattheüs hoofdstuk 24, Markus hoofdstuk 13 of Lukas hoofdstuk 21. Vraag dan waarom het in de hemel op de troon plaatsen van Christus tot dit soort omstandigheden op aarde zou leiden. Vestig de aandacht op Openbaring 12:7-10, 12.
Lees voor een tastbaar bewijs van wat Gods koninkrijk doet Mattheüs 24:14 en beschrijf het wereldwijde programma van bijbelonderricht dat nu gaande is (Jes. 54:13). Vertel mensen over de verschillende scholen waarvan Jehovah’s Getuigen voordeel trekken — allemaal gebaseerd op de bijbel, allemaal kosteloos. Leg uit dat er naast onze van-huis-tot-huisbediening ook in meer dan 230 landen gratis bijbelonderricht aangeboden wordt dat afzonderlijke personen en gezinnen thuis kunnen ontvangen. Welke menselijke regering is in staat zo’n omvangrijk onderwijsprogramma te verschaffen voor niet alleen haar onderdanen maar ook anderen, en dat wereldwijd? Nodig mensen uit naar de Koninkrijkszaal te komen, de grotere vergaderingen van Jehovah’s Getuigen te bezoeken, en te zien hoe zulk onderwijs op het leven van mensen van invloed is. — Jes. 2:2-4; 32:1, 17; Joh. 13:35.
Maar zal de huisbewoner beseffen wat dit met zijn eigen leven te maken heeft? Je zou er tactvol op kunnen wijzen dat het doel van je komst is de gelegenheid te bespreken die voor iedereen openstaat om een onderdaan van Gods koninkrijk te worden. Hoe? Door zich op de hoogte te stellen van wat God verlangt en daar nu in overeenstemming mee te leven. — Deut. 30:19, 20; Openb. 22:17.
Anderen helpen het Koninkrijk op de eerste plaats te stellen. Ook nadat iemand de Koninkrijksboodschap aanvaard heeft, zijn er beslissingen te nemen. Welke prioriteit zal hij Gods koninkrijk in zijn eigen leven geven? Jezus drong er bij zijn discipelen op aan ’eerst het koninkrijk te blijven zoeken’ (Matth. 6:33). Hoe kunnen we medechristenen helpen dat te doen? Door zelf een goed voorbeeld te geven en door de mogelijkheden te bespreken die er zijn. Soms door te vragen of men bepaalde mogelijkheden heeft overwogen en door ervaringen te vertellen die tonen wat anderen doen. Door bijbelverslagen te bespreken op een manier die iemands liefde voor Jehovah verdiept. Door de nadruk te leggen op de realiteit van het Koninkrijk. Door te benadrukken hoe belangrijk de Koninkrijksverkondiging in feite is. Het meeste bereik je vaak door mensen niet te vertellen wat er gedaan moet worden maar door de wens in hen wakker te roepen om het te doen.
Het lijdt geen twijfel dat de uitermate belangrijke boodschap die we allemaal moeten verkondigen, primair de aandacht vestigt op de waarheid omtrent Jehovah God, Jezus Christus en het Koninkrijk. Deze levensbelangrijke waarheden dienen beklemtoond te worden in ons getuigeniswerk, in onze gemeenten en in ons persoonlijke leven. Wanneer we dat doen, tonen we dat we werkelijk voordeel trekken van de theocratische bedieningsschool.