GOMER (I)
(Go̱mer).
1. Kleinzoon van Noach en de eerstgenoemde zoon van Jafeth; hij werd na de Vloed geboren (Ge 10:1, 2; 1Kr 1:4, 5). Hij en zijn zonen, Askenaz, Rifath en Togarma, behoorden tot „de families van de zonen van Noach naar hun familieafstamming”, en van hen uit hebben de natiën zich na de Vloed over de aarde verspreid. — Ge 10:3, 32.
De van Gomer afstammende natie wordt in de geschiedenis in verband gebracht met de oude Cimmeriërs, een Arisch volk dat zich klaarblijkelijk in het gebied ten N van de Zwarte Zee vestigde. In de 8ste eeuw v.G.T., tijdens de regering van de Assyrische koning Sargon, werden zij blijkbaar door de Scythen over de Kaukasus (het gebergte tussen de Zwarte en de Kaspische Zee) gedreven. De Cimmeriërs stormden door Klein-Azië heen, waarbij zij het koninkrijk Urartu (Ararat) aanvielen en het oostelijke deel van Klein-Azië binnendrongen. De Armeense naam voor Kappadocië, Gamirkʽ, herinnert ongetwijfeld aan hun invasie. Aangezien de Cimmeriërs zich in het O tegenover een sterk Assyrisch rijk gesteld zagen, rukten zij in westelijke richting op en streden tegen de Frygiërs en de Lydiërs. Ten slotte werden zij door de Lydische koning Alyattes (voorganger van Croesus) uit Lydië verdreven.
In Ezechiëls profetie (welk geschrift kennelijk ca. 591 v.G.T. voltooid werd) betreffende de aanval van „Gog van het land Magog” op het weer bijeengebrachte volk van Jehovah, worden „Gomer en al zijn krijgsbenden” samen met Togarma „uit de meest afgelegen streken van het noorden, en al zijn krijgsbenden,” onder Gogs strijdkrachten genoemd. — Ez 38:2-8; zie GOG nr. 2; MAGOG nr. 2; TOGARMA.
2. De dochter van Diblaïm, die op last van Jehovah de vrouw van de profeet Hosea werd (Ho 1:2, 3). Gomer baarde daarna drie kinderen, wier betekenisvolle namen door God werden gebruikt om te voorzeggen welke rampspoed Israël zou treffen als gevolg van zijn geestelijke overspel in de vorm van afgoderij. In het verslag over de geboorte van het eerste kind, een zoon genaamd Jizreël, wordt gezegd dat Gomer „hem [Hosea] . . . een zoon baarde”. In verband met de geboorte van de volgende twee kinderen wordt echter niet vermeld dat de profeet de vader was. Derhalve neemt men aan dat zij waarschijnlijk onwettig waren (Ho 1:3-9). Uit Hosea 3:1-3 schijnt opgemaakt te kunnen worden dat Gomer, nadat zij overspel had gepleegd, door de profeet voor de prijs van een slavin gekocht en teruggenomen werd. Op deze wijze werd geïllustreerd dat Israël op grond van het door de natie betoonde berouw weer in Gods gunst hersteld zou worden.