De Bijbel: Een boek van nauwkeurige profetieën — Deel 1
„Ik zal u tot een grote natie maken”
Deze achtdelige serie gaat in op een bijzonder kenmerk van de Bijbel, namelijk de profetieën (voorspellingen) die erin staan. U zult antwoord krijgen op de vraag: zijn Bijbelprofetieën gewoon door slimme mensen bedacht of zijn er aanwijzingen dat ze van God afkomstig zijn? Wij nodigen u uit het bewijsmateriaal te onderzoeken.
SCEPTICISME is typerend voor deze tijd, en veel mensen hebben ook hun twijfels over de Bijbel. Maar de meesten nemen niet de tijd om zich serieus in de Bijbel te verdiepen. Ze baseren hun mening grotendeels op wat ze van anderen horen. Hopelijk geldt dat niet voor u. Graag nemen wij u mee op een reis terug in de tijd die licht zal werpen op feiten die de betrouwbaarheid van de Bijbel ondersteunen.
Onze reis begint bij een man die bij christenen, joden en moslims nog steeds in hoog aanzien staat. Hij was een Hebreeër en leefde van 2018 tot 1843 v.Chr. Zijn naam was Abrahama.
Abraham stond centraal in enkele van de eerste profetieën in de Bijbel — voorspellingen die ook invloed hebben op ons in deze tijd. (Zie het kader „Een zegen voor de mensheid”.) Het gaat onder andere om de volgende profetieën in het Bijbelboek Genesis: (1) Abrahams nakomelingen zouden een groot volk worden. (2) Vóór die tijd zouden ze slaven worden in een vreemd land. (3) Ze zouden bevrijd worden en het land Kanaän in bezit nemen. We zullen deze voorspellingen één voor één onder de loep nemen.
Drie bijzondere profetieën
Profetie 1: „Ik zal u [Abraham] tot een grote natie maken.” — Genesis 12:2.
Vervulling: De afstammelingen van Abraham via Isaäk en Jakob (ook wel Israël genoemd) vormden de oude natie Israël: een soevereine staat met een eigen koningshuis.
Historische feiten
● De Bijbel vermeldt veel details over Abrahams stamboom, met inbegrip van zijn nakomelingen via Isaäk, Jakob en de twaalf zonen van Jakob. Het geslachtsregister omvat ook de vele koningen die over Israël of Juda regeerden. Van die regeerders worden er zeventien in onafhankelijke, niet-Bijbelse bronnen vermeld. Dat vormt een bevestiging van wat de Bijbel zegt over Abrahams afstammelingen die via Isaäk en Jakob een natie werden.b
Profetie 2: „Gij kunt voorzeker weten dat uw zaad [Abrahams nakomelingen] een inwonende vreemdeling zal worden in een land dat niet het hunne is, en zij zullen hen moeten dienen (...) Maar in het vierde geslacht zullen zij hier terugkeren.” — Genesis 15:13, 16.
Vervulling: Als gevolg van een hongersnood in Kanaän woonden vier generaties van Abrahams nakomelingen in Egypte, eerst als vreemdelingen en later als slaven die bakstenen moesten maken van stro en klei. In het geval van Abrahams achterkleinzoon Levi, die met zijn bejaarde vader, Jakob, naar Egypte verhuisde, waren de vier generaties (1) Levi zelf, (2) zijn zoon Kehath, (3) zijn kleinzoon Amram en (4) zijn achterkleinzoon Mozes (Exodus 6:16, 18, 20). In 1513 v.Chr. leidde Mozes de Israëlieten uit Egypte. (Zie de tijdbalk en het kader „Chronologie nauwkeurig opgetekend”.)
Historische feiten
● Volgens James Hoffmeier, hoogleraar archeologie van het Oude Testament en het Nabije Oosten, blijkt zowel uit Egyptische handschriften als uit archeologische vondsten dat Semieten (zoals de Hebreeën) in tijden van hongersnood met hun kudden in Egypte werden toegelaten. Maar werden de Israëlieten daar als slaven gedwongen bakstenen te maken?
● Hoewel de Israëlieten in Egyptische bronnen niet specifiek genoemd worden, bevestigen Egyptische grafschilderingen en boekrollen dat de Egyptenaren buitenlanders dwongen om uit stro en modder bakstenen te maken. En Egyptische teksten maken net als de Bijbel melding van „taakopleggers” die bijhielden of de doelstellingen voor de productie van bakstenen werden gehaald (Exodus 5:14, 19). Hoffmeier schrijft: „Egyptische bronnen bevestigen dat buitenlanders dwangarbeid moesten verrichten (...) in de periode waarin de Israëlieten onderdrukt werden. De conclusie is dus dat de vermelding dat de oude Hebreeën tijdens een hongersnood naar Egypte gingen (...) en vervolgens slaven werden, lijkt te kloppen.”
Profetie 3: ’Ik wil aan uw zaad na u het gehele land Kanaän geven.’ — Genesis 17:8.
Vervulling: Het volk Israël werd door Mozes uit Egypte geleid. En in 1473 v.Chr. trok het volk onder leiding van Jozua, de zoon van Nun, het land Kanaän binnen.
Historische feiten
● Hoewel er onder archeologen geen overeenstemming bestaat over het exacte jaartal, kunnen we volgens K.A. Kitchen, emeritus hoogleraar egyptologie, „spreken van een Israëlitische intocht en vestiging in Kanaän”.
● De Bijbel zegt: „Hij [Jozua] verbrandde [de Kanaänitische stad] Hazor in het vuur” (Jozua 11:10, 11). In de ruïnes van deze stad hebben archeologen drie Kanaänitische tempels opgegraven die volledig verwoest waren. Ze hebben ook aanwijzingen gevonden dat de stad in de vijftiende eeuw v.Chr. verbrand is. Deze feiten zijn in overeenstemming met de Bijbel.
● Op zo’n tien kilometer van Jeruzalem ligt een andere Kanaänitische stad van betekenis: Gibeon. Archeologen kwamen erachter dat het om deze stad ging toen ze er zo’n dertig kruikhandvatten aantroffen waarin de naam Gibeon gegraveerd stond. In tegenstelling tot de inwoners van Hazor sloten de Gibeonieten vrede met Jozua. Hij stelde ze aan als „waterputters” (Jozua 9:3-7, 23). Waarom kregen ze die taak? Uit de omschrijvingen in 2 Samuël 2:13 en Jeremia 41:12 blijkt dat in Gibeon veel water te vinden was. In overeenstemming met het Bijbelse verslag zegt de Archaeological Study Bible, New International Version dan ook: „Het opvallendste kenmerk van Gibeon is de overvloed aan water: één grote en zeven kleine bronnen.”
● Tientallen personen die in de Bijbel worden vermeld, zijn in onafhankelijke bronnen terug te vinden. Zoals al eerder gezegd, geldt dat voor zeventien koningen die van Abraham afstammen en over Israël of Juda geregeerd hebben. Onder hen bevinden zich Achab, Achaz, David, Hizkia, Manasse en Uzzia. De aanwezigheid van koninklijke dynastieën wijst duidelijk op het bestaan van een natie Israël die het land Kanaän binnengetrokken is en in bezit genomen heeft.
● In 1896 werd in Thebe (Egypte) de Merenptah-stèle ontdekt. Op deze gedenksteen pocht farao Merenptah over zijn militaire verovering van Kanaän rond 1210 v.Chr. De stèle bevat de vroegst bekende niet-Bijbelse verwijzing naar Israël. Ook dit vormt een bewijs voor het bestaan van deze natie.
Het voordeel van details
Zoals we hebben gezien, vermeldt de Bijbel veel details over mensen, plaatsen en gebeurtenissen. Die details kunnen we vergelijken met niet-Bijbelse bronnen. Ze helpen ons na te gaan of Bijbelprofetieën ook echt zijn uitgekomen. Uit de feiten blijkt dat Gods beloften aan Abraham en zijn zaad inderdaad vervuld zijn. Abrahams zaad is een natie geworden, ze zijn slaven in Egypte geweest en ze hebben Kanaän in bezit genomen. Dit doet denken aan wat de Bijbelschrijver Petrus zei toen hij nederig erkende: „Nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd” (2 Petrus 1:21).
In de eeuwen nadat Israël zich in Kanaän gevestigd had, nam de geschiedenis van de natie een drastische wending, met tragische gevolgen. Ook deze gevolgen waren door Bijbelschrijvers voorzegd. De volgende uitgave zal daarop ingaan.
[Voetnoten]
a Abraham werd eerst Abram genoemd.
b Zie 1 Kronieken 1:27-34; 2:1-15; 3:1-24. Tijdens de regering van Rehabeam, de zoon van koning Salomo, viel Israël uiteen in een noordelijk en een zuidelijk koninkrijk. Daarna waren er twee koningshuizen die in Israël regeerden (1 Koningen 12:1-24).
[Kader op blz. 17]
EEN ZEGEN VOOR DE MENSHEID
God beloofde dat mensen uit „alle natiën” door middel van Abrahams zaad gezegend zouden worden (Genesis 22:18). De belangrijkste reden dat God Abrahams nakomelingen tot een natie maakte, was om de Messiasc voort te brengen, die zijn leven voor de hele mensheid zou geven. Gods belofte aan Abraham heeft dus ook betekenis voor u! Johannes 3:16 zegt: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.”
[Voetnoot]
c In deel 3 en 4 van deze serie zullen profetieën behandeld worden die specifiek over de identiteit van de Messias gaan.
[Kader op blz. 17]
CHRONOLOGIE NAUWKEURIG OPGETEKEND
De waarde van de nauwkeurig opgetekende chronologie in de Bijbel blijkt bijvoorbeeld uit 1 Koningen 6:1, waar wordt vermeld wanneer koning Salomo met de bouw van de tempel in Jeruzalem begon. Er staat: „Nu geschiedde het in het vierhonderd tachtigste jaar [479 volle jaren] nadat de zonen van Israël uit het land Egypte waren getrokken, in het vierde jaar [van Salomo’s regering], in de maand Ziv, dat is de tweede maand, nadat Salomo koning over Israël was geworden, dat hij ertoe overging het huis voor Jehovah te bouwen.”
Volgens de Bijbelse chronologie was Salomo’s vierde regeringsjaar in 1034 v.Chr. Als we dan 479 jaar terugtellen, komen we uit op 1513 v.Chr. als het jaar van Israëls uittocht uit Egypte.
[Kader op blz. 18]
ABRAHAM EN DE ARCHEOLOGIE
● Op kleitabletten van zo’n tweeduizend jaar voor onze jaartelling worden steden vermeld die overeenkomen met de namen van Abrahams familieleden, zoals Peleg, Serug, Nahor, Terah en Haran (Genesis 11:17-32).
● In Genesis 11:31 staat dat Abraham en zijn familie uit „Ur der Chaldeeën” trokken. De ruïnes van deze stad zijn ontdekt in het zuidoosten van Irak. De Bijbel zegt ook dat Abrahams vader, Terah, overleed in de stad Haran, waarschijnlijk het huidige Harran (Turkije). En volgens de Bijbel stierf Abrahams vrouw, Sara, in Hebron, een van de oudste nog bewoonde steden van het Midden-Oosten (Genesis 11:32; 23:2).
[Tabel op blz. 16, 17]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
TIJDBALK VAN ABRAHAMS ZAAD EN DE UITTOCHT VAN ISRAËL
Vier generaties van Abrahams nakomelingen
Levi
Kehath
Amram
Mozes
(v.Chr.)
1843 Abraham sterft
1728 Jakob gaat met zijn gezin naar Egypte
1711 Jakob sterft
1657 Jozef sterft
1593 Mozes geboren
1513 Mozes leidt Israël uit Egypte
1473 Mozes sterft. Jozua leidt de Israëlieten Kanaän binnen
Tijd van de rechters
1117 Samuël zalft Saul als eerste koning van Israël
1107 David geboren
1070 David wordt koning van Israël
1034 Salomo begint de tempel te bouwen
[Illustratie op blz. 17]
De stèle van Tel Dan met de inscriptie „Huis van David” is één van de bronnen waarin koningen uit de geslachtslijn van Abraham worden vermeld die over Israël of Juda hebben geregeerd
[Verantwoording]
© Israel Museum, Jerusalem/The Bridgeman Art Library International