IKABOD
(I̱kabod) [Waar is de heerlijkheid?].
Zoon van Pinehas, geboren na diens dood; broer van Ahitub; kleinzoon van de hogepriester Eli. De naam Ikabod, die hem bij zijn geboorte door zijn stervende moeder werd gegeven, duidde erop dat de heerlijkheid van Israël geweken was omdat de Ark was buitgemaakt en Pinehas en Eli gestorven waren. — 1Sa 4:17-22; 14:3.