-
Zeven jaar in gevangenissen van Rood China — En toch nog standvastig in het geloof!De Wachttoren 1966 | 1 februari
-
-
Ik merk duidelijk op dat wereldse mensen geluk putten uit al deze stoffelijke bezittingen. Als al deze dingen hun plotseling ontnomen zouden worden, zou ook hun geluk verdwijnen; zij zouden gewoon niet meer verder kunnen leven.
Wíj moeten vanzelfsprekend anders zijn. Het is niet verkeerd een mooie auto en al deze goede dingen van het leven te bezitten. Wij kunnen ervan genieten en ze kunnen absoluut onschadelijk zijn, als wij ze maar niet tot de belangrijkste bron van ons geluk en onze genoegens maken. En ik weet dat wij dit niet zullen doen als wij de geestelijke dingen de juiste plaats, namelijk de eerste plaats, toekennen.
Dat is dus mijn indruk bij het binnenstappen van een andere wereld. Ik zie dat er voorspoed is, maar dat het ook nodig is erop toe te zien dat deze voorspoed geen struikelblok wordt en ons doet vallen.”
Een hartelijk applaus van de tienduizenden aanwezigen toonde aan dat zij deze zeer van pas komende raad waardeerden en het ermee eens waren. Zij waren ook blij met de hartelijke groeten die broeder Jones van de broeders uit Hongkong, Japan en Honoloeloe meebracht, maar vooral zijn laatste woorden maakten een diepe indruk op hen, toen hij zei:
„Ten slotte ben ik ervan overtuigd dat als die paar broeders die nog in China zijn, wisten dat ik hier nu met jullie sprak, zij beslist zouden willen hebben dat ik hun liefdevolle groeten en goede wensen aan jullie allen zou overbrengen.”
De twee uur durende vergadering liep ten einde toen er in het gehele stadion langdurig en luid werd geapplaudisseerd. Na een lied en gebed begon de menigte zich te verspreiden en keerden de aanwezigen huiswaarts. Zij hadden veel geleerd en stellig zouden van duizenden lippen en uit duizenden harten gebeden opstijgen ten behoeve van onze broeders en zusters in communistisch China, die alles doen om sterk te blijven in het geloof.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1966 | 1 juni
-
-
● Wat bedoelde de apostel Petrus toen hij zei dat „geen profetie der Schrift door enige eigen uitlegging ontstaat”? — E.M., V.S.
De apostel Petrus schreef met betrekking tot profetieën: „Want dit weet gij in de eerste plaats, dat geen profetie der Schrift door enige eigen uitlegging ontstaat. Want nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd.” — 2 Petr. 1:20, 21.
De schrijver beschouwde niet de toepassing, betekenis of uitlegging van voordien opgetekende profetieën. De context toont aan dat hij de zekerheid van het profetische woord besprak, waarom christenen erop kunnen vertrouwen (2 Petr. 1:16-19). Vervolgens vestigde hij er de aandacht op dat zij vertrouwen in de in de Schrift opgetekende profetieën kunnen hebben omdat ze niet uit menselijke fantasie waren voortgesproten, maar hun oorsprong hadden uit Jehovah God zelf.
Om een voorbeeld te noemen: Mensen zouden uit zich zelf de politieke en sociale toestanden in een bepaald land kunnen waarnemen en, op grond van hun eigen interpretatie van de gegevens, een voorspelling met betrekking tot de toekomst kunnen doen. Een dergelijke persoonlijke interpretatie en de daaruit voortvloeiende profetie zou niet door God zijn geïnspireerd. Dit gebeurde met de vierhonderd valse profeten onder de regering van koning Achab van Israël. Toen hun werd gevraagd of Achab en Josafat tegen Ramoth in Gilead zouden strijden, profeteerden de beroepsprofeten een goede afloop voor de twee koningen (2 Kron. 18:4-11). Deze profetie kwam voort uit hun eigen interpretatie van de situatie.
In tegenstelling daarmee voorzei Jehovah’s profeet Micha dat Achab niet in vrede zou weerkeren. Ontsproot deze profetie uit zijn eigen interpretatie? Neen; alvorens met Achab te spreken, zei Micha: „Hetgeen mijn God zeggen zal, dàt zal ik spreken” (2 Kron. 18:13-27). De dood van Achab in de strijd bewees onloochenbaar dat de voorspelling van de valse profeten louter op hun eigen onvolmaakte menselijke redenatie was gegrond. Jehovah’s profeet Micha daarentegen had geen persoonlijke interpretatie van de gebeurtenissen gegeven, doch Jehovah was degene die inzake de aangelegenheden besliste, met het gevolg dat de profetie die hij bij monde van Micha gaf, nauwkeurig was en uitkwam.
-