Leeft de ziel na de dood voort?
„DE ZIEL: Het geestelijke deel van de mens waarvan wordt aangenomen dat het na de dood voortleeft en in staat is in een toekomstige toestand geluk of ellende te ervaren” (The Compact Edition of the Oxford English Dictionary). De meeste religies zijn het min of meer met deze definitie eens. In de New Catholic Encyclopedia staat: „De leerstelling dat de menselijke ziel onsterfelijk is en na de dood van de mens zal voortbestaan . . . is een van de hoekstenen van de christelijke filosofie en theologie.”
Het zal u daarom misschien verbazen te vernemen dat dit fundamentele geloof is ontleend aan de heidense filosofie. Lang voor Jezus’ geboorte geloofde men dat de ziel iets ontastbaars was dat afgescheiden van het lichaam kon bestaan. Aldus kon ze de dood van het lichaam overleven en in de vorm van een geest of geestelijk wezen voortleven.
De Grieken verwoordden dit geloof in filosofische termen. Socrates, de beroemde Griekse filosoof, is als volgt geciteerd: „Indien [de ziel] in zuiverheid heengaat, zonder iets van het lichaam mee te slepen, . . . gaat zij dan niet naar het haar gelijke, het onzichtbare, het goddelijke en onsterfelijke en wijze? Daar gekomen valt het haar ten deel gelukzalig te zijn, verlost van omzwerving en onverstand en angsten . . . en de andere menselijke zwakheden. . . . zij leeft voortaan waarlijk met de goden samen.” — Phaedo, 29.
Geen bijbelse leer
Hoe komt het dan dat men dit heidense geloof in de onsterfelijkheid van de ziel in de christenheid en het judaïsme begon te onderwijzen?
De New Catholic Encyclopedia drukt zich gematigd uit door te zeggen: „De idee van een ziel die na de dood voortleeft, valt niet gemakkelijk in de bijbel te bespeuren.” Het zou nauwkeuriger zijn te zeggen dat de leer van de onsterfelijkheid van de ziel in het geheel niet in de bijbel voorkomt! In die encyclopedie wordt toegegeven: „De opvatting van de menselijke ziel zelf is in het O[ude] T[estament] niet identiek aan die in de Griekse en hedendaagse filosofie.”
In het zogenoemde Oude Testament komt het Hebreeuwse woord neʹfesj, dat gewoonlijk met „ziel” is vertaald, 754 maal voor. In het zogenoemde Nieuwe Testament komt het Griekse woord psuʹche, gewoonlijk ook met „ziel” vertaald, 102 maal voor. Wanneer wij nagaan hoe deze woorden in de bijbel worden gebruikt, komt er een verrassend beeld te voorschijn.
In Genesis 2:7 lezen wij dat God de adem des levens in Adams neusgaten blies en Adam ’een levende ziel [Hebreeuws: neʹfesj] werd’. Merk op, Adam kreeg geen levende ziel; hij werd een levende ziel. Met andere woorden, de zojuist geschapen Adam was een ziel! Geen wonder dat de New Catholic Encyclopedia tot de slotsom komt: „De ziel in het O[ude] T[estament] betekent niet een deel van de mens, maar de hele mens — de mens als een levend wezen.”
Andere schriftplaatsen bevestigen dit. Leviticus 7:20 spreekt bijvoorbeeld over „de ziel die het vlees van het gemeenschapsoffer . . . eet”. Leviticus 23:30 zegt: „En iedere ziel die enig soort van werk zal verrichten.” Spreuken 25:25 zegt: „Als koud water voor een vermoeide ziel, zo is een goed bericht uit een ver land.” En Psalm 105:18 vertelt ons: „In boeien knelde men zijn voeten, in ijzers kwam zijn ziel.” Wat is het dus dat vlees kan eten, werk kan verrichten, met water verkwikt kan worden en in ijzers geslagen kan worden? Is het een afzonderlijk, geestelijk deel van de mens, of is het de mens zelf? Het antwoord is duidelijk.
Het interessante feit doet zich voor dat niet alleen de mens een ziel is. In Genesis 1:20 wordt ons verteld dat God in een bepaalde scheppingsperiode zei: „Dat de wateren een gewemel van levende zielen voortbrengen.” Ja, zelfs vissen zijn zielen! In een andere scheppingsperiode gaf God te kennen dat de ’huisdieren en het zich bewegend gedierte en het wild gedierte’ zielen zijn! — Genesis 1:24; vergelijk Leviticus 11:10, 46; 24:18; Numeri 31:28; Job 41:21; Ezechiël 47:9.
Het woord „ziel” in de bijbel heeft derhalve geen betrekking op een schimmige geestelijke zelfstandigheid die het lichaam na de dood verlaat. Het heeft betrekking op een persoon of een dier, of op het leven dat een persoon of een dier heeft.
Wat gebeurt er na de dood?
De bijbel is het dus duidelijk oneens met de heidense opvatting dat de mens een onsterfelijke ziel bezit. Door wie is volgens u in dit opzicht de waarheid onderwezen? Door heidense Griekse filosofen of door Gods eigen verbondsvolk? Ongetwijfeld door de leden van Gods volk, aan wie hij zijn geïnspireerde Woord heeft gegeven.
Toch blijft nog steeds de vraag bestaan: Wat gebeurt er na de dood dan wél met de ziel? Aangezien de ziel de persoon zelf is, is het duidelijk dat de ziel sterft wanneer de persoon sterft. Met andere woorden, een dode persoon is een dode ziel. Dit wordt door talrijke schriftplaatsen bevestigd. „De ziel die zondigt, díe zal sterven”, zegt Ezechiël 18:4. In Rechters 16:30 lezen wij: „Vervolgens zei Simson: ’Mijn ziel sterve met de Filistijnen.’” Zoals andere schriftplaatsen aantonen, kunnen zielen afgesneden worden (Genesis 17:14), door het zwaard gedood worden (Jozua 10:37), verstikken (Job 7:15) en verdrinken (Jona 2:5). Een overleden ziel, of een dode ziel, is een dode persoon. — Leviticus 19:28; 21:1, 11.
In welke toestand verkeren dode zielen derhalve? Eenvoudig gezegd, is de dood het tegenovergestelde van het leven. Al onze zintuigen zijn verbonden met ons fysieke lichaam. Ons vermogen om te zien, te horen en te denken, hangt af van het juist functioneren van onze ogen, oren en hersenen. Zonder ogen kunnen wij niet zien. Zonder oren kunnen wij niet horen. Zonder hersenen kunnen wij niets doen. Als iemand sterft, houden al deze fysieke organen op te functioneren. Wij houden op te bestaan.
In overeenstemming hiermee zegt Prediker 9:5, 10: „Wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust . . . Er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool [het graf], de plaats waarheen gij gaat.” Evenzo verklaart Psalm 146:3, 4: „Stelt uw vertrouwen niet op edelen, noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort. Zijn geest [levenskracht] gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.” Wanneer mensen (zielen) sterven, houden zij dus eenvoudig op te bestaan.
Van heidense leer tot kerkelijke leer
’Maar leert het Nieuwe Testament niet de onsterfelijkheid van de menselijke ziel?’, zullen sommigen misschien vragen. Beslist niet. De New Catholic Encyclopedia geeft toe: „Het N[ieuwe T[estament] blijft vasthouden aan dit [oudtestamentische] begrip van de dood.” Met andere woorden, het „Nieuwe Testament” leert dat de ziel sterft. Jezus Christus gaf te kennen niet in de onsterfelijkheid van de ziel te geloven. Hij vroeg: „Is het geoorloofd op de sabbat een goede daad te doen of een slechte daad te doen, een ziel te redden of te doden?” (Markus 3:4) De christelijke apostel Paulus onderschreef eveneens de „oudtestamentische” kijk op de ziel door Genesis 2:7 te citeren: „Zo staat er ook geschreven: ’De eerste mens, Adam, werd een levende ziel.’” — 1 Korinthiërs 15:45.
Hoe werd de platonische denkwijze derhalve een kerkelijke leer? De Encyclopædia of Religion and Ethics, door James Hastings, legt uit: „Toen het christelijke evangelie de joodse synagoge verliet en in de arena van het Romeinse Rijk terechtkwam, werd een fundamenteel Hebreeuwse opvatting van de ziel overgeheveld naar een milieu van Grieks denken, met geen geringe consequenties in het aanpassingsproces.” Kerkleraren trachtten hun boodschap „begrijpelijk te maken voor een Grieks denkende wereld” door zich te bedienen van „de geijkte termen en opvattingen van de Griekse psychologie”. Ook joodse theologen begonnen in hun geschriften blijk te geven van „krachtige invloeden van het platonisme”. — Encyclopædia Judaica.
Aldus werd de bijbelse leer over de ziel terzijde geschoven en vervangen door een leerstelling die onmiskenbaar heidens was. Dit kan op generlei wijze gerechtvaardigd worden op grond van de overweging dat het christendom hierdoor aantrekkelijker werd voor de grote massa. Toen de apostel Paulus in Athene, het hartje van de Griekse cultuur, predikte, onderwees hij niet de platonische leerstelling van de ziel. Integendeel, hij predikte de christelijke leer van de opstanding, ook al hadden vele van zijn Griekse luisteraars er moeite mee datgene wat hij zei te aanvaarden. — Handelingen 17:22-32.
De apostel Paulus waarschuwde zelfs tegen elke vermenging van op de bijbel gebaseerde waarheid en heidendom toen hij zei: „Wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? Welke overeenstemming bestaat er voorts tussen Christus en Belial?” (2 Korinthiërs 6:14, 15) Er kan geen twijfel over bestaan dat de christenheid, door toe te laten dat een heidense leer een van de hoekstenen van haar filosofie en theologie werd, grote smaad heeft geworpen op God zelf!
Hoop voor de doden
Iedereen is vrij om te geloven wat hij wil. Toch kan niet worden ontkend dat de leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel onschriftuurlijk is. Bestaat er voor de mens dan geen hoop op leven na de dood?
Nadat Job de vraag had gesteld: „Kan [de mens] opnieuw leven?”, gaf hij het geïnspireerde antwoord. Hij zei: „Gij [Jehovah] zult roepen, en ikzelf zal u antwoorden. Naar het werk van uw handen zult gij een vurig verlangen hebben” (Job 14:14, 15). Ja, de bijbel biedt de opstandingshoop voor allen die in Gods herinnering voortleven. Hij heeft het vurige verlangen zijn getrouwe dienstknechten, zoals Job, tot leven terug te roepen! Christus Jezus bevestigde de realiteit van deze hoop door te zeggen: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.” — Johannes 5:28, 29.
Als de tijd voor de vervulling van die profetie aanbreekt, zo wordt in Jesaja 25:8 beloofd, zal God „werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen”. Dit betekent een wereld waarin, zoals Openbaring 21:4 zegt, ’de dood niet meer zal zijn’. Zou u graag in een wereld leven waar geen begrafenissen of begrafenisaula’s en geen grafstenen of begraafplaatsen zijn en waar in plaats van tranen van verdriet alleen vreugdetranen worden vergoten?
Het is waar dat u het geloof in de leer van de onsterfelijke ziel misschien van huis uit hebt meegekregen. Maar door de bijbel te bestuderen, kunt u geloof ontwikkelen in de bevrijding biedende beloften van de bijbel.a U kunt ook te weten komen wat u moet doen om de bijbelse belofte te beërven die behelst dat mensen, in plaats van als een onsterfelijke ziel in leven te blijven, „eeuwig leven” ontvangen in een aards Paradijs! — Johannes 17:3; Lukas 23:43.
[Voetnoten]
a Als u hier belangstelling voor hebt, voel u dan alstublieft vrij om de uitgevers van dit tijdschrift te schrijven of u in verbinding te stellen met de plaatselijke Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen.