„Een getrouwe getuige in de wolkenhemel”
REEDS lang voordat de eerste mens op aarde wandelde, scheen de maan helder aan de nachtelijke hemel. Eens werd de maan door velen aanbeden als een godin. De Griekse schrijver Plutarchus beweerde dat de maan de eindbestemming van zuivere zielen na de dood was. In de Baltische mythologie was de maan een man, de echtgenoot van de zon. Zij hadden een echtelijke twist, en de maan liep van zijn vrouw weg, zodat hij zelden samen met haar aan de hemel verscheen!
In deze tijd kijken jonge — en niet zo jonge — verliefde paartjes naar de maan en koesteren romantische gedachten. In de jaren zestig spendeerden wetenschappers er immense sommen geld aan om mensen op de maan te zetten en een paar pond gesteente mee terug te nemen voor onderzoek. Eén ding omtrent de maan is zeker. Elke dag, precies op tijd, zal ze opkomen en ondergaan. Ze is zo getrouw in haar vastgestelde omloop dat wij haar schijngestalten en eclipsen tot duizenden jaren in het verleden kunnen berekenen.
Wanneer de Israëlieten naar de maan keken, werden zij aan iets schitterends herinnerd. God beloofde dat de dynastie van koning David niet zou verdwijnen. Hij zei: „Als de maan zal die [Davids zaad] voor onbepaalde tijd stevig bevestigd worden, en als een getrouwe getuige in de wolkenhemel” (Psalm 89:35-37). Deze belofte werd vervuld in Jezus, de „Zoon van David” (Lukas 18:38). Na zijn dood werd Jezus opgewekt als een onsterfelijk geestelijk schepsel en steeg hij naar de hemel op (Handelingen 2:34-36). Mettertijd werd hij als Koning van Gods hemelse koninkrijk geïnstalleerd (Openbaring 12:10). Dat koninkrijk regeert nu en zal „tot onbepaalde tijden blijven bestaan” (Daniël 2:44). Op deze wijze zal Jezus, de onsterfelijke vertegenwoordiger van de dynastie van koning David, even lang blijven bestaan als de maan, de „getrouwe getuige in de wolkenhemel”.
Denk daarom elke keer als u de maan helder aan de nachtelijke hemel ziet schijnen, aan Gods tegenover David gedane belofte en breng dank tot uitdrukking voor het feit dat Gods koninkrijk nu regeert en voor eeuwig zal regeren, tot heerlijkheid van God en tot eeuwige zegen van de getrouwe mensheid. — Openbaring 11:15.
[Illustratieverantwoording op blz. 32]
Frank Zullo