Bijbelse hoofdpunten Psalm 1 tot 41
De psalmist bezingt Jehovah’s lof
„Lofzangen.” Dit is de betekenis van de Hebreeuwse naam voor het Boek der Psalmen, en hoe passend is die naam! Het hele boek is in feite één lang loflied op Jehovah God. De Psalmen bezingen Jehovah’s eigenschappen en machtige daden. Ze bevatten profetieën en vertellen ons ook over de gevoelens van de geïnspireerde schrijvers wanneer zij gebukt gingen onder vervolging, verraad, ontmoediging en zelfs een slecht geweten. Veel christenen hebben wanneer zij soortgelijke beproevingen ondergingen, kracht geput uit de woorden van de Psalmen.
De Psalmen zijn in vijf afzonderlijke boeken of delen verdeeld. Hier bespreken wij het eerste gedeelte, Psalm 1 tot 41.
Zich aan Jehovah’s voornemens onderwerpen
Lees alstublieft Psalm 1 tot 14. Deze groep psalmen introduceert enkele van de hoofdthema’s van het Boek der Psalmen: de belangrijkheid van de Wet, profetieën omtrent de komst van de Messiaanse Koning en gebeden om hulp onder hevige druk. Bovendien vernemen wij dat hoewel de goddelozen tijdelijk de overhand hebben, de rechtvaardigen gezegend zullen worden.
◆ 2:1 — Over wat voor „ijdels” bleven de natiën „mompelen”?
De natiën bleven „mompelen” over (of ’zinnen op’) de bestendiging van hun eigen autoriteit, in plaats van Jehovah’s Gezalfde te aanvaarden. Die woorden hadden een toepassing in de eerste eeuw G.T., toen Romeinse en Joodse autoriteiten samenwerkten om Jehovah’s gezalfde Koning, Jezus Christus, te doden (Handelingen 4:26-28). De vervulling in het groot vindt echter plaats sinds 1914, aangezien sedertdien alle natiën Gods op de troon geplaatste Koning verwerpen en trachten hun eigen soevereiniteit te bevorderen.
◆ 2:12 — Waarom het bevel: „Kust de zoon”?
In bijbelse tijden was kussen een uiting van vriendschap en werden gasten op deze wijze in iemands huis verwelkomd en onthaald. In dit vers gebiedt Jehovah de natiën zijn Zoon als zijn gezalfde Koning te kussen, of te verwelkomen. — Psalm 2:2, 6-8.
◆ 9:12 — Waarom „zoekt” Jehovah „naar bloedvergieting”?
Als een rechter die op de rechterstoel zit, zoekt Jehovah uit op wie bloedschuld rust omdat zij het bloed van zijn onschuldige volk hebben vergoten (Genesis 9:5, 6; Lukas 11:49, 50). Ook bestraft hij de schuldigen. Maar zijn bestraffingen worden niet willekeurig toegediend. De psalmist David verzekert ons: „Hij zal het luide geroep van de ellendigen zeker niet vergeten.” — Vergelijk 2 Petrus 2:9.
◆ 11:3 — Wat zijn „de fundamenten” die worden omvergehaald?
De fundamenten zijn gerechtigheid, orde en wet — de fundamenten waarop de maatschappij rust. Wanneer de maatschappelijke orde ineenstort en er geen gerechtigheid verkregen kan worden, wat dient de godvrezende persoon dan te doen? Vertrouw op Jehovah. Hij zit op zijn hemelse troon en ziet alles wat er gaande is en zal ons niet in de steek laten.
Les voor ons: Psalm 4:5 spoort godvrezende personen aan „de slachtoffers van rechtvaardigheid” te offeren. In Davids tijd moesten de Israëlieten slachtoffers op Jehovah’s altaar brengen. Maar zij moesten ook juist gemotiveerd zijn en oprecht berouw hebben (Jesaja 1:11-17). Wanneer christenen hun geestelijke slachtoffers brengen, moeten ook zij juist gemotiveerd zijn en in overeenstemming met Jehovah’s hoge maatstaven leven. — Hebreeën 13:4, 5, 15, 16; 1 Petrus 2:1, 5.
De niet te evenaren God
Lees Psalm 15 tot 24. Deze groep psalmen bevat een aantal uitingen van lof aan Jehovah. Hij is de Beschermer van zijn volk (18), Schepper en Wetgever (19), Redder (20), Beschermer van zijn uitverkoren Koning (21), de Grote Herder (23) en de Glorierijke Koning (24).
◆ 16:10 — Wie is de hier genoemde ’loyale’?
Sommige bijbelgeleerden passen dit vers toe op getrouwen in het algemeen en voeren als ondersteuning hiervoor aan dat het woord voor ’loyale’ in sommige Hebreeuwse handschriften in het meervoud staat. Wanneer dit vers echter in de christelijke Griekse Geschriften wordt aangehaald, staat het woord in het enkelvoud, zodat er op slechts één ’loyale’ wordt geduid. Wie is dit? In eerste instantie waarschijnlijk David zelf. Maar zowel Petrus als Paulus passen dit profetische vers op Jezus toe. — Handelingen 2:25-32; 13:35-37.
◆ 21:3 — Wat was de „kroon van gelouterd goud”?
Misschien was dit een letterlijke kroon, zoals die welke de afgod Milkom (of Malkam) werd ontnomen. (Vergelijk 2 Samuël 12:29, 30.) Of misschien is de kroon eenvoudig figuurlijk, een symbool van het feit dat Davids overwinning nog meer luister aan zijn glorierijke koningschap had bijgezet. Profetisch wijst deze psalm er echter op hoe Jehovah in 1914 de kroon der heerschappij aan Jezus gaf. De „kroon van gelouterd goud” duidt op het feit dat zijn heerschappij van de allerhoogste kwaliteit is.
◆ 22:1 — Had God David verlaten?
Neen, maar toen David onder intense druk van de zijde van zijn vijanden stond, leek het zo. Davids menselijke reactie op zijn benarde situatie weerspiegelde echter geen gebrek aan geloof, want vervolgens bidt hij vol vertrouwen om bevrijding (22 vers 16-19). Het is interessant dat Jezus voordat hij aan de martelpaal stierf, een aanhaling uit deze psalm deed. Jezus’ vraag „waarom?” gaf te kennen onder welk een enorme druk hij stond, terwijl hij daarmee terzelfder tijd verklaarde onschuldig te zijn aan de valse aanklachten die tot zijn terechtstelling hadden geleid.
Les voor ons: De apostel Paulus haalt Psalm 22:22 aan en past dit vers toe op de wijze waarop Jezus Christus onder zijn gezalfde broeders de leiding neemt in het bekendmaken van Jehovah’s naam (Hebreeën 2:11, 12). Psalm 22:27 wijst op de tijd wanneer „alle families der natiën” zich bij Jehovah’s volk zullen aansluiten om hem te loven. In deze tijd is er een grote, internationale schare die samen met Jezus’ broeders God aanbidt (Openbaring 7:9). Wij dienen dicht bij deze door God in het leven geroepen organisatorische regeling te blijven.
Jehovah’s grote macht
Lees Psalm 25 tot 34. In Psalm 25 en 26 verklaart David in zijn rechtschapenheid te willen wandelen. Daarna volgen er uitingen van een moedig vertrouwen op Jehovah en, in Psalm 33, een schitterende beschrijving van Jehovah’s macht.
◆ 28:8 — Wie is Jehovah’s „gezalfde?”
In dit vers is de „gezalfde” Jehovah’s uitverkoren volk, zoals blijkt uit de parallelle regel „Jehovah is een sterkte voor zijn volk”. Deze woorden hebben dezelfde profetische strekking als de woorden in Habakuk 3:13. Ze geven te kennen dat Jehovah in de strijd van Armageddon zijn gezalfde overblijfsel zal redden.
◆ 29:5, 6 — Hoe breekt de stem van Jehovah de ceders?
In deze psalm wordt de kracht van Jehovah aanschouwelijk voorgesteld door zijn stem te vergelijken met een onweer. Het onweer trekt van de Libanon in het noorden naar de zuidelijke woestijnstreken en is ontzagwekkend (29 vers 9b). De ermee gepaard gaande windvlagen rukken aan de ceders van de Libanon en laten ze „rondhuppelen als een kalf”, terwijl de bliksem enkele bomen neervelt, ’ze breekt’. Insgelijks doen de stormwinden ’de wildernis ineenkrimpen’ (29 vers 8) door het woestijnzand op te zwepen, zodat het lijkt alsof het van angst ineenkrimpt.
◆ 33:6 — Wat is ’de geest van Jehovah’s mond’?
De hier bedoelde geest, of adem, is Jehovah’s heilige geest of werkzame kracht. Evenals onze woorden en adem gelijktijdig uit onze mond komen, zo wordt Jehovah’s woord, of bevel, hier gekoppeld aan zijn adem of geest. God gebruikte zijn heilige geest bij het scheppen van de zon, de maan en de sterren, ofte wel heel het figuurlijke heerleger van de letterlijke hemel. — Vergelijk Genesis 1:1, 2.
Les voor ons: In Psalm 26:5 zei David dat hij de gemeente der boosdoeners had gehaat. Jehovah’s Getuigen in deze tijd mijden evenzo de omgang met boosdoeners (1 Korinthiërs 15:33). Precies zoals David grote belangstelling voor Gods huis toonde, scheppen deze ware christenen er vreugde in met elkaar om te gaan in Jehovah’s organisatie. — Psalm 26:6-8; 122:1.
„Gezegend zij Jehovah”
Lees Psalm 35 tot 41. De psalmen die in deze groep op de voorgrond treden, zijn Psalm 36, waar Jehovah als de Bron van het leven wordt geïdentificeerd, en Psalm 37, waar ons de verzekering wordt gegeven dat degenen die zich willen laten onderwijzen, uiteindelijk beloond zullen worden. Vooral opmerkelijk is ook Psalm 40, die profetische uitspraken omtrent Jezus Christus bevat.
◆ 35:19 — Waarom zouden Davids vijanden „met het oog knippen”?
De Hebreeuwse tekst noemt hen letterlijk „mijn vijanden [in] leugen”. Dat wil zeggen dat hun haat op onzuivere motieven berustte. David had niets gedaan wat hun vijandschap rechtvaardigde en hij bad of zij geen aanleiding mochten hebben om zich triomfantelijk over hem te verheugen (35 vers 19a). Vervolgens vroeg hij of zijn boosaardige vijanden geen reden zouden mogen hebben om ’met het oog te knippen’, want dit letterlijke knipogen zou te kennen geven dat zij zich verkneukelden in het succes van hun snode plannen (Spreuken 10:10; 16:29, 30). Jezus haalde dit vers aan en paste het toe op degenen die hem haatten. — Johannes 15:24, 25.
◆ 36:3 — Hadden zulke goddelozen eens wel inzicht gehad?
Gesuggereerd wordt dat zo iemand een verandering in gedrag had ondergaan en dat hij niet langer was wat hij eens beleed te zijn. Misschien had hij eens blijk gegeven van wijsheid en dingen gedaan die goed waren. Maar hij had dit alles de rug toegekeerd en was afvallig geworden. Koning Saul was iemand die de weg der wijsheid verliet door van haat jegens David blijk te geven (1 Samuël hfdst. 18). Sommige geleerden zijn zelfs van mening dat David deze woorden in Psalm 36 optekende met Saul in gedachten.
◆ 40:6 — Wat wordt bedoeld met de woorden: ’Mijn oren hebt gij geopend’?
Dit kan betekenen dat Jehovah bewerkte dat Davids oren afgestemd werden op Gods aanwijzingen, of zelfs dat Jehovah oren schiep waarmee David Zijn bevelen kon horen. Interessant is dat deze woorden in de Septuaginta als volgt worden weergegeven: „Gij hebt mij een lichaam bereid.” Wat de bron voor deze vertaling ook geweest moge zijn, ze brengt dezelfde grondgedachte over als het Hebreeuws. Dat wil zeggen, ze beklemtoont de noodzaak van gehoorzaamheid. (Vergelijk 1 Samuël 15:22; Hosea 6:6.) Paulus paste dit vers toe op Jezus Christus (Hebreeën 10:5-10). Aangezien Paulus de Septuaginta-weergave gebruikte, maakt de zinsnede „gij hebt mij een lichaam bereid” thans deel uit van „de gehele Schrift” die „door God geïnspireerd” is. — 2 Timótheüs 3:16.
Les voor ons: Psalm 37 bevat heel wat lessen voor ons die te midden van een goddeloos geslacht leven. Ook al hebben boosdoeners voorspoed, wij mogen niet afgunstig op hen zijn en niet trachten hen na te bootsen. In plaats daarvan dienen wij ’het stilzwijgen voor Jehovah te bewaren’ door geen aanmerkingen te maken maar veeleer kalm te vertrouwen dat hij op zijn eigen tijd ten behoeve van ons zal handelen. — Psalm 37:5, 7.
Ja, de Psalmen bieden vele inspirerende en vertroostende woorden. Deze eerste 41 psalmen hebben herhaaldelijk getoond dat hoe moeilijk onze omstandigheden ook mogen zijn, Jehovah ons niet in de steek zal laten. Na het lezen ervan dienen wij er beslist toe bewogen te worden de woorden te herhalen waarmee Psalm 41 besluit: „Gezegend zij Jehovah, de God van Israël, van onbepaalde tijd, ja, tot onbepaalde tijd. Amen en Amen.”