„Ik heb u het voorbeeld gegeven”
’Gij moest eigenlijk leraren zijn met het oog op de tijd.’ — HEBREEËN 5:12.
1. Waarom zullen de woorden van Hebreeën 5:12 een christen er ongetwijfeld toe brengen zich wat zorgen te maken?
WANNEER u de geïnspireerde woorden van onze thematekst leest, maakt u zich dan wat zorgen? Als dat zo is, dan bent u niet de enige. Als volgelingen van Christus weten we dat we onderwijzers moeten zijn (Mattheüs 28:19, 20). We weten dat de tijd waarin we leven het dringend noodzakelijk maakt dat we zo goed mogelijk onderwijs geven. En we weten dat ons onderwijs voor degenen die we onderwijzen zelfs het verschil kan uitmaken tussen leven en dood! (1 Timotheüs 4:16) Het is dan ook logisch dat we ons kunnen afvragen: ’Ben ik werkelijk de onderwijzer die ik eigenlijk moet zijn? Hoe kan ik vorderingen maken?’
2, 3. (a) Hoe verklaarde één onderwijzer wat het fundament van goed onderwijs is? (b) Welk voorbeeld gaf Jezus ons met betrekking tot onderwijzen?
2 Een dergelijke bezorgdheid dient ons niet te ontmoedigen. Als we onderwijs alleen bezien als iets waarvoor enkele speciale technische vaardigheden nodig zijn, dan voelen we ons misschien overweldigd bij het vooruitzicht vorderingen te moeten maken. Maar het fundament van goed onderwijs is niet de techniek maar iets veel belangrijkers. Merk op wat een ervaren leraar in een boek over dit onderwerp schreef: „Goed onderwijzen is niet een kwestie van specifieke technieken of stijlen, plannen of acties. . . . Onderwijzen is in de eerste plaats een kwestie van liefde.” Natuurlijk was dit het standpunt van een niet-religieuze leraar. Toch kunnen zijn woorden nog meer van toepassing zijn op het onderwijs dat wij als christenen geven. Hoe dat zo?
3 Ons Voorbeeld van een onderwijzer is niemand minder dan Jezus Christus, die tot zijn volgelingen zei: „Ik heb u het voorbeeld gegeven” (Johannes 13:15). Hij doelde op zijn voorbeeld in het tonen van nederigheid, maar het model dat Jezus ons verschafte, omvat beslist het belangrijkste werk dat hij als mens op aarde verrichtte — mensen het goede nieuws van Gods koninkrijk onderwijzen (Lukas 4:43). Als u nu één woord moest kiezen om Jezus’ bediening te beschrijven, zou u waarschijnlijk het woord „liefde” nemen, nietwaar? (Kolossenzen 1:15; 1 Johannes 4:8) Jezus’ liefde voor zijn hemelse Vader, Jehovah, was het belangrijkste (Johannes 14:31). Maar als onderwijzer gaf Jezus op nog twee manieren van liefde blijk. Hij hield van de waarheden die hij onderwees, en hij hield van de mensen die hij onderwees. Laten we deze twee aspecten van het voorbeeld dat hij ons heeft gegeven eens wat nader bekijken.
Een eeuwenoude liefde voor goddelijke waarheden
4. Hoe ontwikkelde Jezus liefde voor Jehovah’s onderwijzingen?
4 De houding die een onderwijzer heeft ten aanzien van datgene wat hij onderwijst, heeft een aanzienlijke invloed op de kwaliteit van zijn onderwijs. Elke onverschilligheid zal waarschijnlijk ook aan zijn leerlingen duidelijk worden en op hen overslaan. Jezus stond niet apathisch tegenover de kostbare waarheden die hij omtrent Jehovah en Zijn koninkrijk onderwees. Jezus had een diepe liefde voor de waarheid die hij onderwees. Hij had die liefde als leerling ontwikkeld. Gedurende de lange tijdsperiodes van zijn voormenselijke bestaan was de eniggeboren Zoon een enthousiaste leerling. In Jesaja 50:4, 5 staan de volgende passende woorden: „De Soevereine Heer Jehovah zelf heeft mij de tong der onderwezenen gegeven, opdat ik de vermoeide met een woord weet te antwoorden. Hij wekt morgen aan morgen; hij wekt mij het oor om te horen gelijk de onderwezenen. De Soevereine Heer Jehovah zelf heeft mij het oor geopend, en ik, van mijn kant, was niet weerspannig. Ik keerde mij niet in de tegenovergestelde richting.”
5, 6. (a) Welke ervaring beleefde Jezus klaarblijkelijk bij zijn doop, en welke uitwerking had dit op hem? (b) Welke tegenstelling tussen Jezus en Satan zien we met betrekking tot het gebruik van Gods Woord?
5 Terwijl Jezus als mens op aarde opgroeide, bleef hij goddelijke wijsheid liefhebben (Lukas 2:52). Toen beleefde hij ten tijde van zijn doop een unieke ervaring. ’De hemel werd geopend’, zegt Lukas 3:21. Klaarblijkelijk was Jezus toen in staat zich zijn voormenselijke bestaan te herinneren. Daarna vastte hij veertig dagen in de wildernis. Hij moet er zeer veel behagen in hebben geschept te mediteren over de vele periodes van onderricht die hij van Jehovah in de hemel had ontvangen. Maar zijn liefde voor Gods waarheden werd al gauw op de proef gesteld.
6 Toen Jezus moe en hongerig was, trachtte Satan hem te verlokken. Wat een tegenstelling zien we tussen deze twee zonen van God! Beiden deden aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften — maar met een totaal andere instelling. Satan verdraaide Gods Woord en gebruikte het oneerbiedig om zijn eigen zelfzuchtige doeleinden te dienen. In werkelijkheid had die opstandeling alleen maar minachting voor goddelijke waarheden. Jezus daarentegen citeerde de Schrift kennelijk heel liefdevol en maakte bij elk antwoord dat hij gaf een zorgvuldig gebruik van Gods Woord. Jezus bestond reeds lang voordat die geïnspireerde woorden voor het eerst werden opgetekend, en toch koesterde hij er eerbied voor. Het waren kostbare waarheden van zijn hemelse Vader! Hij zei tegen Satan dat zulke woorden van Jehovah veel belangrijker waren dan voedsel (Mattheüs 4:1-11). Ja, Jezus had liefde voor al de waarheden die Jehovah hem geleerd had. Maar hoe gaf hij als onderwijzer van die liefde blijk?
Liefde voor de waarheden die hij onderwees
7. Waarom weerhield Jezus zich ervan zijn eigen leringen uit te denken?
7 De liefde die Jezus voor de door hem onderwezen waarheden had, was altijd duidelijk merkbaar. Per slot van rekening zou hij gemakkelijk zijn eigen ideeën hebben kunnen ontwikkelen. Hij bezat een enorme schat aan kennis en wijsheid (Kolossenzen 2:3). Niettemin herinnerde hij zijn toehoorders er steeds weer aan dat alles wat hij onderwees niet van hemzelf was, maar van zijn hemelse Vader (Johannes 7:16; 8:28; 12:49; 14:10). Hij hield zo veel van goddelijke waarheden dat hij ze niet door zijn eigen gedachten wilde vervangen.
8. Hoe verschafte Jezus aan het begin van zijn bediening een voorbeeld ter navolging door zich steeds op Gods Woord te verlaten?
8 Toen Jezus met zijn openbare bediening begon, verschafte hij al snel een voorbeeld ter navolging. Beschouw eens de manier waarop hij aanvankelijk aan Gods volk bekendmaakte dat hij de beloofde Messias was. Verscheen hij, om dit te bewijzen, gewoonweg voor menigten, riep hij zich tot Christus uit en verrichtte hij vervolgens spectaculaire wonderen? Nee. Hij ging naar een synagoge, waar Gods volk gewoon was uit de Schrift te lezen. Daar las hij de profetie van Jesaja 61:1, 2 voor en zette uiteen dat deze profetische waarheden op hem van toepassing waren (Lukas 4:16-22). Zijn vele wonderen waren een hulp om te bewijzen dat hij Jehovah’s steun genoot. Toch verliet hij zich in zijn onderwijs altijd op Gods Woord.
9. Hoe toonde Jezus in zijn gesprekken met de Farizeeën zijn loyale liefde voor Gods Woord?
9 Wanneer Jezus door zijn religieuze tegenstanders werd uitgedaagd, probeerde hij niet hen te slim af te zijn, hoewel hij hen in zo’n debat gemakkelijk had kunnen verslaan. In plaats daarvan gebruikte hij Gods Woord om hen van repliek te dienen. Roep u bijvoorbeeld eens de Farizeeën voor de geest toen ze de beschuldiging inbrachten dat Jezus’ volgelingen de sabbatswet hadden overtreden door in een veld enkele aren te plukken en op te eten terwijl ze erdoorheen liepen. Jezus antwoordde: „Hebt gij niet gelezen wat David deed toen hij en de mannen die bij hem waren, honger kregen?” (Mattheüs 12:1-5) Natuurlijk is het best mogelijk dat die zelfrechtvaardige mannen dat in 1 Samuël 21:1-6 opgetekende geïnspireerde verslag hadden gelezen. Als dat zo is, dan hadden ze niet onderscheiden dat het een belangrijke les bevatte. Maar Jezus had meer gedaan dan het verslag lezen. Hij had erover nagedacht en de erin vervatte boodschap ter harte genomen. Hij koesterde liefde voor de beginselen die Jehovah door middel van dat schriftgedeelte onderwees. Dus gebruikte hij het verslag, alsook een voorbeeld uit de Mozaïsche wet, om de redelijkheid van de Wet te onthullen. Insgelijks bewoog Jezus’ loyale liefde hem ertoe Gods Woord te verdedigen tegen de pogingen van de religieuze leiders om het voor hun eigen doelstellingen te verdraaien of het onder een verwarrende hoeveelheid menselijke overleveringen te begraven.
10. Hoe vervulde Jezus profetieën aangaande de kwaliteit van zijn onderwijs?
10 Jezus’ liefde voor de door hem onderwezen waarheid zou hem nooit toestaan louter routinematig te onderwijzen, op een manier die mat of mechanisch was. Geïnspireerde profetieën gaven te kennen dat de Messias met ’aanminnigheid op zijn lippen’ zou spreken door „bevallige woorden” te gebruiken (Psalm 45:2; Genesis 49:21). Jezus vervulde deze profetieën door zijn boodschap interessant en levendig te houden en „innemende woorden” te gebruiken als hij de waarheden, die hij zo liefhad, onderwees (Lukas 4:22). Ongetwijfeld werd zijn enthousiasme in zijn gelaatstrekken weerspiegeld en straalden zijn ogen met een levendige belangstelling voor de door hem onderwezen waarheid. Wat een genoegen moet het zijn geweest naar hem te luisteren, en wat een voortreffelijk voorbeeld voor ons ter navolging wanneer we met anderen spreken over wat we hebben geleerd!
11. Waarom maakten de bekwaamheden die Jezus als onderwijzer bezat hem nooit opgeblazen van trots?
11 Werd Jezus er door zijn immense begrip van de goddelijke waarheden en zijn aantrekkelijke manier van spreken toe bewogen om opgeblazen van trots te worden? Dat gebeurt vaak met menselijke onderwijzers. Maar bedenk dat Jezus op een godvruchtige manier wijs was. Zo’n wijsheid laat geen ruimte voor hoogmoed, want „wijsheid is bij de bescheidenen” (Spreuken 11:2). Er was nog iets waardoor Jezus ervan werd weerhouden trots of hoogmoedig te worden.
Jezus hield van de mensen die hij onderwees
12. Hoe toonde Jezus dat hij niet wilde dat zijn volgelingen zich door hem afgeschrikt zouden voelen?
12 Jezus’ diepe liefde voor mensen trad altijd aan het licht in zijn onderwijs. Zijn onderwijs schrikte mensen nooit af, in tegenstelling tot dat van trotse mensen (Prediker 8:9). Na getuige te zijn geweest van een van Jezus’ wonderen maakte verbazing zich meester van Petrus, en hij viel aan Jezus’ knieën neer. Maar Jezus wilde niet dat zijn volgelingen een ziekelijke angst voor hem hadden. Hij zei vriendelijk: „Wees niet langer bevreesd” en sprak vervolgens met Petrus over het opwindende werk, het maken van discipelen, waaraan hij een aandeel zou hebben (Lukas 5:8-10). Jezus wilde dat zijn discipelen bewogen zouden worden door hun eigen liefde voor kostbare waarheden over God, niet door angst voor hun onderwijzer.
13, 14. Op welke manieren legde Jezus empathie voor mensen aan de dag?
13 Jezus’ liefde voor de mensen die hij onderwees bleek ook duidelijk uit de empathie die hij voor hen voelde. „Bij het zien van de scharen had hij medelijden met hen, omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder” (Mattheüs 9:36). Hij was met hen in hun ellendige toestand begaan en werd ertoe bewogen hen te helpen.
14 Let eens op de empathie die Jezus bij een andere gelegenheid toonde. Toen een vrouw met een bloedvloeiing hem in een menigte naderde en de franje van zijn kleed aanraakte, werd ze door een wonder gezond gemaakt. Jezus voelde kracht van zich uitgaan, maar hij zag niet wie er genezen was. Hij wilde de vrouw per se vinden. Waarom? Niet om haar te hekelen wegens het overtreden van de Wet of de regels van de schriftgeleerden en Farizeeën, iets waarvoor ze beducht kan zijn geweest. In plaats daarvan zei hij tot haar: „Dochter, uw geloof heeft u beter gemaakt. Ga in vrede en wees genezen van uw ernstige ziekte” (Markus 5:25-34). Let op de empathie die in deze woorden opgesloten lag. Hij zei niet slechts: „Wees gezond.” In plaats daarvan zei hij: „Wees genezen van uw ernstige ziekte.” Markus gebruikt hier een woord dat letterlijk „geselen” kan betekenen, een foltering in de vorm van zweepslagen. Aldus erkende Jezus dat haar ziekte haar lijden had bezorgd, misschien ernstige lichamelijke en emotionele pijn. Hij was met haar begaan.
15, 16. Welke voorvallen in Jezus’ bediening tonen aan dat hij naar het goede in mensen zocht?
15 Jezus toonde ook liefde voor mensen door naar het goede in hen te zoeken. Beschouw eens wat er gebeurde toen hij Nathanaël, die later een apostel werd, ontmoette. „Jezus zag Nathanaël naar zich toe komen en zei over hem: ’Zie, stellig een Israëliet in wie geen bedrog is.’” Op wonderbare wijze had Jezus gezien wat er zich in Nathanaëls hart bevond en was daardoor veel over hem te weten gekomen. Natuurlijk was Nathanaël verre van volmaakt. Hij had zijn fouten, zoals we die allemaal hebben. Ja, toen hij over Jezus hoorde, maakte hij een ietwat onbehouwen opmerking: „Kan uit Nazareth iets goeds komen?” (Johannes 1:45-51) Maar van alle dingen die van Nathanaël gezegd konden worden, koos Jezus iets prijzenswaardigs om zich op te concentreren, de eerlijkheid van de man.
16 Toen een legeroverste — misschien een niet-jood, een Romein — Jezus benaderde en hem vroeg om een zieke slaaf te genezen, wist Jezus eveneens dat de soldaat fouten had. Een legeroverste uit die dagen zou waarschijnlijk ook een verleden hebben dat gekenmerkt werd door vele gewelddaden, bloedvergieten en valse aanbidding. Toch concentreerde Jezus zich op iets goeds — het opmerkelijke geloof van de man (Mattheüs 8:5-13). Later, toen Jezus sprak tot de kwaaddoener die naast hem aan de martelpaal hing, bestrafte Jezus de man niet om zijn criminele verleden, maar moedigde hem met een hoop voor de toekomst aan (Lukas 23:43). Jezus wist heel goed dat het hebben van een negatieve, kritische kijk op anderen hen alleen maar zou ontmoedigen. Ongetwijfeld moedigden zijn pogingen om het goede in anderen te vinden velen ertoe aan nog beter hun best te doen.
Bereidheid om mensen te dienen
17, 18. Hoe gaf Jezus er blijk van anderen te willen dienen door de toewijzing te aanvaarden naar de aarde te komen?
17 Nog een krachtig bewijs van Jezus’ liefde voor de mensen die hij onderwees, was zijn bereidheid hen te dienen. In zijn voormenselijke bestaan was Gods Zoon altijd ten zeerste gesteld geweest op de mensheid (Spreuken 8:30, 31). Als Jehovah’s „Woord”, of woordvoerder, kan hij zich over veelvuldige contacten met mensen hebben verheugd (Johannes 1:1). Maar, ten dele om de mensheid rechtstreekser te onderwijzen, „heeft [hij] zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen” door zijn verheven positie in de hemel te verlaten (Filippenzen 2:7; 2 Korinthiërs 8:9). Terwijl Jezus op aarde was, verwachtte hij niet gediend te worden. In plaats daarvan zei hij: „De Zoon des mensen [is] niet gekomen . . . om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Mattheüs 20:28). Jezus leefde ten volle naar die woorden.
18 Jezus voorzag nederig in de behoeften van degenen die hij onderwees, en gaf zich graag ten behoeve van hen. Te voet doorkruiste hij het Beloofde Land en liep honderden kilometers op predikingstochten in een poging zo veel mogelijk mensen te bereiken. In tegenstelling tot de trotse Farizeeën en schriftgeleerden bleef hij nederig en gemakkelijk te benaderen. Allerlei mensen — hoogwaardigheidsbekleders, soldaten, rechtsgeleerden, vrouwen, kinderen, de armen, de zieken, ja, de paria’s van de maatschappij — benaderden hem graag, onbevreesd. Hoewel Jezus volmaakt was, was hij een mens, die moe en hongerig werd. Maar ook al was hij moe of had hij behoefte aan rust of een rustig moment om te bidden, hij stelde de behoeften van anderen boven die van hemzelf. — Markus 1:35-39.
19. Hoe heeft Jezus een voorbeeld gegeven door de wijze waarop hij nederig, geduldig en vriendelijk met zijn discipelen omging?
19 Jezus was net zo bereid zijn eigen discipelen te dienen. Dit deed hij door hen vriendelijk en geduldig te onderwijzen. Wanneer ze enkele uiterst belangrijke lessen moeilijk konden vatten, gaf hij het niet op, verloor niet zijn kalmte en ook hekelde hij hen niet. Hij bleef nieuwe wegen zoeken om duidelijk te maken wat hij bedoelde. Bedenk bijvoorbeeld eens hoe vaak de discipelen ruzieden over de vraag wie de grootste onder hen was. Keer op keer, helemaal tot de avond voor zijn terechtstelling toe, vond Jezus nieuwe wegen om hen te onderwijzen nederig met elkaar om te gaan. In deze kwestie van nederigheid, net als in alle andere dingen, kon Jezus terecht zeggen: „Ik heb u het voorbeeld gegeven.” — Johannes 13:5-15; Mattheüs 20:25; Markus 9:34-37.
20. Welke onderwijsmethode deed Jezus van de Farizeeën verschillen, en waarom was die methode doeltreffend?
20 Merk op dat Jezus zijn discipelen niet alleen vertelde hoe het moest; hij ’gaf het voorbeeld’. Hij onderwees hen door voorbeeld. Hij sprak nooit neerbuigend, uit de hoogte, tot hen, alsof hij zich te belangrijk achtte om de dingen te doen die hij hun opdroeg. Dat was de wijze waarop de Farizeeën te werk gingen. „Zij zeggen het wel, maar volbrengen het niet”, zei Jezus over hen (Mattheüs 23:3). Nederig toonde Jezus zijn leerlingen precies wat hij met zijn leringen bedoelde door ernaar te leven, ze in praktijk te brengen. Wanneer hij zijn volgelingen dus aanspoorde een eenvoudig leven vrij van materialisme te leiden, hoefden ze er niet naar te gissen wat hij bedoelde. Ze konden zijn woorden gedemonstreerd zien: „De vossen hebben holen en de vogels des hemels roestplaatsen, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om zijn hoofd neer te leggen” (Mattheüs 8:20). Jezus diende zijn discipelen door hun nederig het voorbeeld te geven.
21. Wat zal in het volgende artikel beschouwd worden?
21 Jezus was ongetwijfeld de grootste Onderwijzer die ooit op aarde heeft geleefd! Zijn liefde voor wat hij onderwees en zijn liefde voor de mensen die hij onderwees, waren voor alle oprechte mensen die hem zagen en hoorden duidelijk. Het is in deze tijd net zo duidelijk voor degenen van ons die het voorbeeld bestuderen dat hij gegeven heeft. Maar hoe kunnen we Christus’ volmaakte voorbeeld navolgen? Het volgende artikel zal deze vraag bespreken.
Wat zou u antwoorden?
• Wat is het fundament van goed onderwijs, zoals uit wiens voorbeeld blijkt?
• Op welke manieren legde Jezus liefde voor de door hem onderwezen waarheden aan de dag?
• Hoe toonde Jezus liefde voor de mensen die hij onderwees?
• Uit welke voorbeelden blijkt Jezus’ nederige bereidheid om degenen die hij onderwees, te dienen?
[Illustratie op blz. 12]
Hoe toonde Jezus dat hij de beginselen in Gods Woord liefhad?