In vertrouwen dienen als Jehovah’s medewerkers
„Hij heeft u verteld, o aardse mens, wat goed is. En wat vraagt Jehovah van u terug dan gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met uw God?” — MICHA 6:8.
1. Welke schriftuurlijke basis is er om al Jehovah’s dienstknechten in deze tijd zijn „medewerkers” te noemen?
DE CHRISTELIJKE apostel Johannes schreef: „Ziet welk een liefde de Vader ons gegeven heeft, zodat wij kinderen van God genoemd zouden worden; en dat zijn wij ook” (1 Johannes 3:1). En de apostel Paulus zei over zichzelf en zijn metgezel Apollos: „Wij zijn Gods medewerkers” (1 Korinthiërs 3:9). Beide verklaringen zijn afkomstig van en hebben betrekking op gezalfde volgelingen van Jezus Christus. In principe zijn ze echter op alle ware dienstknechten van God van toepassing. Ze zouden dus geparafraseerd kunnen worden tot: ’Ziet welk een liefde de Vader ons heeft geschonken dat wij Jehovah’s medewerkers zouden zijn.’
2. Waarom is het voor Jehovah’s dienstknechten mogelijk zijn medewerkers te zijn?
2 Hoe is het voor zwakke, onvolmaakte mensen mogelijk medewerkers te zijn van de grote Schepper, die oneindig is in macht en wijsheid, volmaakt is in gerechtigheid en de personificatie is van liefde? Dit is mogelijk omdat onze eerste ouders gemaakt zijn naar het beeld en de gelijkenis van de Schepper en zijn medewerker, het Woord of de Logos (Genesis 1:26, 27; Johannes 1:1). Onze eerste ouders werden dus begiftigd met een mate van wijsheid, gerechtigheid, macht en liefde. Daarom kon Jehovah bij monde van zijn profeet tot zijn aardse dienstknechten zeggen: „Hij heeft u verteld, o aardse mens, wat goed is. En wat vraagt Jehovah van u terug dan gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met uw God?” — Micha 6:8.
3. Wat impliceren de woorden in Micha 6:8, en wat wordt er van iemand vereist voordat hij een van Jehovah’s medewerkers kan zijn?
3 Wanneer wij lezen, „Wat vraagt Jehovah van u terug dan . . .?” schijnen deze woorden te impliceren dat wat volgt, in grote trekken samenvat welke verantwoordelijkheid de aardse mens heeft tegenover God en zijn medemens. In welke mate dit inderdaad het geval is, zal duidelijk worden naarmate onze bespreking vordert. Natuurlijk kan niet zo maar iedereen met Jehovah wandelen. Dit voorrecht is voorbehouden aan hen die hem om zo te zeggen „volgens afspraak ontmoet hebben” (Amos 3:3). Hoe dan wel? Doordat zij zich onvoorwaardelijk aan Jehovah hebben opgedragen en dit door de waterdoop hebben gesymboliseerd, zoals in het vorige artikel duidelijk is gemaakt. Wat betekent Micha 6:8 dus voor deze personen?
’Gerechtigheid oefenen’
4. Wat betekent het in de grond der zaak om „gerechtigheid te oefenen”?
4 Om te beginnen is er het vereiste „gerechtigheid te oefenen”. Als medewerkers van Jehovah God moeten wij een goed geweten bewaren. „Gerechtigheid te oefenen” betekent in de grond der zaak te doen wat juist is, wat door God van ons gevraagd wordt. Dit betekent dat wij onze verplichtingen moeten nakomen, waarvan de belangrijkste is dat wij Jehovah exclusieve toewijding schenken (Nahum 1:2). Hij tolereert geen mededinging. Wij kunnen eenvoudig niet twee meesters als slaaf dienen. — 1 Korinthiërs 10:22; Matthéüs 6:24.
5. Hoe heeft Jezus Christus getoond dat hij rechtvaardigheid liefhad en goddeloosheid haatte?
5 Om „gerechtigheid te oefenen” moeten wij bovendien net als Jezus Christus ’rechtvaardigheid liefhebben en goddeloosheid haten’. Vanwege zijn liefde voor rechtvaardigheid bleef hij „schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars” (Psalm 45:7; Hebreeën 7:26). En omdat Jezus goddeloosheid haatte, hekelde hij met gerechtvaardigde verontwaardiging de huichelachtige en hebzuchtige religieuze leiders van zijn tijd. — Matthéüs 23:13-36; Johannes 8:44.
6. Waarom is het niet voldoende als wij er verstandelijk mee instemmen dat wij het verbodene moeten mijden omdat het slecht is?
6 Zoals uit Jezus’ voorbeeld blijkt, is het niet voldoende om rechtvaardigheid lief te hebben. Wij moeten ook haten — ja, verafschuwen, verfoeien, walgen van, sterke afkeer hebben van — wat slecht is. Omdat onze neigingen van onze jeugd af slecht zijn en ons hart bedrieglijk en verraderlijk is, is het niet voldoende er verstandelijk mee in te stemmen dat het slechte verboden is (Genesis 8:21; Jeremia 17:9). Als wij niet krachtig weerstand bieden aan zondige neigingen en verleidingen zullen wij voor de verlokkingen ervan bezwijken. Wij moeten dezelfde sterke afkeer hebben van het slechte als Pinehas aan de dag legde toen hij een lans nam en daarmee het paar doorstak dat verenigd was in de immorele aanbidding van de Baäl van Peor. — Numeri 25:5-8.
7. Welk getuigenis hebben wij dat Jehovah geen personen als zijn medewerkers gebruikt die goddeloos zijn?
7 Personen die goddeloos zijn, wil Jehovah niet als zijn medewerkers hebben en zal hij ook beslist niet als zodanig gebruiken. Dit wordt duidelijk gemaakt in Psalm 50:16-18, waar wij lezen: „Maar tot de goddeloze zal God moeten zeggen: ’Wat voor recht hebt gij om mijn voorschriften op te sommen, en mijn verbond in uw mond te nemen? Zie, gij — gij hebt streng onderricht gehaat, en gij blijft mijn woorden achter u werpen. Wanneer gij ook maar een dief zaagt, waart gij zelfs ingenomen met hem; en uw deel was met overspelers.’”
8. Welk voorval onderstreept dat wij smaad kunnen veroorzaken wanneer wij voor kwaaddoen bezwijken?
8 Het kan heel goed zijn dat wij ons druk bezighouden met Jehovah’s dienst en heel actief het goede nieuws van Gods koninkrijk prediken. Maar als wij er niet terdege voor zorgen zelfbeheersing te oefenen, zouden wij vanwege vleselijke zwakheden overtredingen kunnen begaan en smaad op Jehovah’s naam kunnen brengen. Zo pleegde enkele jaren geleden een ouderling overspel met een geestelijke zuster die een ongelovige echtgenoot had. Op de avond dat de uitsluiting van de voormalige ouderling werd bekendgemaakt, kwam de woedende echtgenoot de Koninkrijkszaal binnen met een jachtgeweer en vuurde schoten af op de twee schuldigen. Geen van beiden werd gedood, maar de volgende dag was het wel voorpaginanieuws in de grootste krant van de Verenigde Staten! Werkelijk, kwaaddoen brengt smaad. — Spreuken 6:32.
9. Wat moeten wij volgens Spreuken 4:23 behoeden, en waarom?
9 Terecht wordt ons dan ook de raad gegeven: „Beveilig uw hart, ja, meer dan al het andere dat te behoeden is, want daaruit zijn de oorsprongen van het leven” (Spreuken 4:23). Ja, wij moeten ons zelfdiscipline opleggen ten aanzien van de dingen waar wij ons figuurlijke hart bij laten stilstaan. Steeds meer brengen televisie, tijdschriften en andere media onreine dingen, met inbegrip van pornografie. Wij moeten daarom zeer selectief zijn ten aanzien van de dingen waarnaar wij kijken of luisteren of die wij lezen. Ook de controle over onze gedachten is belangrijk! Zo zouden wij er bijvoorbeeld gemakkelijk genoegen aan kunnen ontlenen in onze geest seksuele fantasieën op te roepen, dingen waarover wij niet zouden piekeren om ze werkelijk te willen proberen (Matthéüs 5:28). Maar vaak resulteren zulke gedachten in slechte handelingen. In plaats van onze geest bij zulke dingen te laten stilstaan, moeten wij dus de vrucht van de geest, zelfbeheersing, aan de dag leggen en de dingen overdenken die in Filippenzen 4:8 worden opgesomd. — Galaten 5:22, 23.
’Goedheid liefhebben’
10, 11. (a) Welk onderscheid kan gemaakt worden tussen getrouwheid en loyaliteit? (b) Hoe heeft Gods Zoon getrouwheid en loyaliteit aan de dag gelegd?
10 Het tweede vereiste dat in Micha 6:8 wordt genoemd, is dat wij ’goedheid liefhebben’. „Loyaliteit liefhebben” zegt The New English Bible hier. Een voetnoot in de New World Translation Reference Bible laat zien dat het Hebreeuwse woord cheʹsedh, dat met goedheid is weergegeven, ook kan worden vertaald met „liefderijke goedheid” of „loyale liefde”. Volgens woordenboeken „denkt men bij loyaal aan een krachtige weerstand tegen elke verleiding om te deserteren of te verraden”. „Loyaal voegt aan getrouw de gedachte toe dat men de wens heeft steun te verlenen aan en te strijden voor de persoon of de zaak, zelfs tegen een grote overmacht.” Het is belangwekkend dat wij ook in de Schrift een gering verschil vinden in het gebruik van deze woorden. Het begrip „loyaliteit” wordt nooit gebruikt voor onbezielde dingen. Dat is echter wel herhaaldelijk het geval met het woord „getrouw”. Zo wordt de maan „een getrouwe getuige in de wolkenhemel” genoemd (Psalm 89:37). En ook wordt van Gods woorden gezegd dat ze getrouw zijn, dat wil zeggen betrouwbaar (Openbaring 21:5; 22:6).a Loyaliteit echter wordt alleen aan Jehovah God en zijn goedgekeurde dienstknechten toegeschreven. In overeenstemming daarmee lezen wij met betrekking tot Jehovah: „Jegens iemand die loyaal is, zult gij loyaal handelen.” — 2 Samuël 22:26.
11 De Zoon van God was getrouw en loyaal aan Jehovah in de hemel. Op aarde onderging hij als de mens Jezus Christus beproevingen en bewees hij door zijn gehoorzaamheid dat hij als mens zowel getrouw als loyaal was. Dit wordt aangetoond door Hebreeën 5:7-9, waar wij lezen: „In de dagen van zijn vlees heeft Christus, met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan Degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd wegens zijn godvruchtige vrees verhoord. Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden; en nadat hij tot volmaaktheid was gebracht, is hij voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak van eeuwige redding geworden.”
Beproevingen op loyaliteit
12. Wat kan soms een test vormen op onze loyaliteit, en hoe hebben sommigen op zulke beproevingen gereageerd?
12 Loyaliteit jegens Jehovah God vergt van ons dat wij ook loyaal zijn jegens zijn dienstknechten op aarde, onze medechristenen. De apostel Johannes maakt dit duidelijk wanneer hij ons onder de aandacht brengt: „Wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben” (1 Johannes 4:20). De onvolmaaktheden van anderen kunnen in dit opzicht een beproeving op onze loyaliteit vormen. Zo hebben sommigen, nadat zij iets krenkends hadden ervaren, van een zwakheid in hun loyaliteit jegens Jehovah’s organisatie blijk gegeven door van christelijke vergaderingen weg te blijven. Een andere test op onze loyaliteit jegens onze broeders doet zich voor wanneer degenen die Jehovah gebruikt om de leiding te nemen, een beoordelingsfout maken. Nu en dan zijn dergelijke fouten door iemand aangegrepen als een excuus om aanstoot te nemen en zich van Jehovah’s zichtbare organisatie los te maken. Maar is hun handelwijze gerechtvaardigd? Geenszins!
13. Waarom is het niet gerechtvaardigd zich van Jehovah’s organisatie af te scheiden, en welke alternatieven hebben zulke deloyalen dan nog?
13 Waarom zijn dergelijke personen niet te rechtvaardigen als zij Gods organisatie verlaten? Omdat zijn Woord ons verzekert: „Overvloedige vrede behoort hun toe die [Jehovah’s] wet liefhebben, en voor hen is er geen struikelblok” (Psalm 119:165). Bovendien wordt ons geboden ’intense liefde voor elkaar te hebben, want liefde bedekt een menigte van zonden’ (1 Petrus 4:8; Spreuken 10:12). En veronderstel verder dat iemand zich van Jehovah’s volk afscheidt. Waar kan hij heen? Wordt hij niet geconfronteerd met dezelfde kwestie als waar Jezus’ apostelen voor kwamen te staan toen hij hun vroeg of zij hem ook wilden verlaten? De apostel Petrus gaf terecht ten antwoord: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven” (Johannes 6:68). De enige andere mogelijkheden zijn zich tot „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, te wenden of zich in de klauwen van Satans politieke ’wilde beest’ te begeven (Openbaring 13:1; 18:1-5). Voor het merendeel hebben de deloyalen die Jehovah’s zichtbare organisatie hebben verlaten, gemene zaak gemaakt met degenen die in het godonterende „Babylon de Grote” zijn.
’Bescheiden wandelen met uw God’
14, 15. (a) Welke betekenissen heeft het Nederlandse woord „bescheiden”? (b) Welke betekenis van „bescheiden” interesseert ons hier, en om welke redenen? (c) Waarom dienen christenen ’geen opgeblazen kijk te hebben op hun bekwaamheden of waarde’?
14 Het Nederlandse woord „bescheidenheid” heeft verscheidene betekenissen. Het kan betrekking hebben op dat wat eenvoudig is, „beperkt in grootte, hoeveelheid of omvang”. Het kan ook de betekenis hebben van kuisheid, zedige ingetogenheid, „zich houdend aan de fatsoensnormen voor kleding en gedrag” (1 Timótheüs 2:9). En dan is er de betekenis van „bescheiden” waarmee wij ons speciaal willen bezighouden, namelijk zich bewust zijn van zijn beperkingen of „geen opgeblazen kijk hebben op zijn bekwaamheden of waarde”. Wij zouden nooit een van Jehovah’s medewerkers kunnen zijn als wij een te hoge dunk van onszelf zouden hebben en de aandacht op onszelf zouden vestigen in plaats van die in de eerste plaats op Jehovah God te richten.
15 ’Geen opgeblazen kijk hebben op onze bekwaamheden of waarde’ is kennelijk de betekenis die wij moeten hechten aan het Hebreeuwse woord dat in Micha 6:8 met „bescheiden” is weergegeven. Dit blijkt uit de manier waarop het woord is gebruikt op de enige andere plaats waar het in de Hebreeuwse Geschriften voorkomt. In Spreuken 11:2 wordt het niet met seksuele onreinheid gecontrasteerd maar met overmoed, welke voortkomt uit het hebben van een te hoge dunk van zichzelf. Daar lezen wij: „Is overmoed gekomen? Dan zal oneer komen; maar wijsheid is bij de bescheidenen.” Bescheiden zijn gaat hand in hand met de vrees voor Jehovah, welke ook in verband wordt gebracht met wijsheid (Psalm 111:10). Een bescheiden persoon heeft vrees voor Jehovah omdat hij beseft hoe groot het verschil is tussen hem en God, tussen Jehovah’s rechtvaardigheid en macht en zijn eigen onvolmaaktheid en zwakheden. De bescheiden persoon zal daarom met vrees en beven zijn redding bewerken. — Filippenzen 2:12.
16. Wat zijn enkele schriftplaatsen die tonen waarom christenen bescheiden dienen te zijn?
16 Er zijn o zo veel redenen waarom Jehovah’s medewerkers bescheiden dienen te zijn! Ongeacht de wijsheid die wij wellicht hebben, de fysieke kracht waarmee wij misschien begiftigd zijn of de materiële rijkdom die wij kunnen bezitten, wij hebben geen gronden om te roemen (Jeremia 9:23). Waarom niet? Vanwege het beginsel dat staat uiteengezet in 1 Korinthiërs 4:7: „Wie doet u van een ander verschillen? Ja, wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? Indien gij het nu inderdaad hebt ontvangen, waarom roemt gij dan alsof gij het niet hadt ontvangen?” Ook de vruchten van onze bediening geven ons geen enkele reden om te roemen, want wat lezen wij in 1 Korinthiërs 3:6, 7? Daar zei Paulus: „Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God bleef het wasdom geven, zodat noch hij die plant iets is, noch hij die begiet, maar God, die het wasdom geeft.” Ook Jezus’ woorden in Lukas 17:10 behoren ertoe bij te dragen ons bescheiden te houden, want hij zei: „Wanneer gij alles hebt gedaan wat u is opgedragen, [moet gij] zeggen: ’Wij zijn onnutte slaven. Wij hebben gedaan wat wij moesten doen.’”
17. Waarom is bescheiden zijn werkelijk de weg der wijsheid?
17 Bescheiden zijn is waarlijk de weg der wijsheid. Bescheidenheid stelt ons in staat tevreden te zijn, waar wij ook mogen dienen. Als wij bescheiden zijn, zullen wij niet op ambitieuze wijze proberen te schitteren maar zullen wij er tevreden mee zijn ons als „een mindere” te gedragen (Lukas 9:48). Dan zullen wij ook de houding bezitten van de psalmist die verklaarde: „Eén dag in uw voorhoven is beter dan duizend elders. Ik heb verkozen aan de drempel in het huis van mijn God te staan boven het rondgaan in de tenten der goddeloosheid” (Psalm 84:10). Als wij bescheiden zijn, zullen wij bovendien de liefde hebben die ons ertoe zal bewegen de leiding te nemen in het betonen van eer aan anderen. — Romeinen 12:10.
Bescheidenheid passend voor de jeugd
18. (a) Waarom is bescheidenheid speciaal passend voor jongeren? (b) Welk bericht aangaande moderne jongeren bevestigt de noodzaak van bescheidenheid?
18 Vooral christelijke jongeren betaamt het zich te tooien met het gewaad van bescheidenheid. Wat een voortreffelijk voorbeeld heeft Elíhu hun verschaft! Hoewel hij de correcte antwoorden wist, was hij bereid respectvol te wachten totdat de oudere mannen hadden gesproken (Job 32:6, 7). Vaak zijn jongeren geneigd tot zelfvertrouwen en zijn zij zich niet zo sterk bewust van hun beperkingen. Omdat zij over fysieke kracht beschikken en wat kennis hebben verworven, kijken zij misschien neer op degenen die ouder zijn. Maar kennis is niet synoniem met wijsheid, hetgeen de toepassing is van kennis. Typerend is het droeve bericht dat moderne jongeren in de Verenigde Staten opbouwen. Daar gaat het bij 63 procent van de arrestaties voor ernstige misdrijven om jonge mensen van hooguit 24 jaar, waarbij zelfs 30 procent van de arrestanten jonger is dan 18. Er wordt ook gerapporteerd dat „rijden onder invloed van alcohol of drugs de voornaamste doodsoorzaak vormt voor Amerikanen in de leeftijd van 15 tot 24”. In dat land „eindigen steeds meer tienerhuwelijken in echtscheiding”, terwijl er wordt bericht dat „huwelijken meer kans maken intact te blijven als bruid en bruidegom enkele jaartjes meer wijsheid achter zich hebben wanneer zij naar het altaar gaan”.
19. Welke schriftuurlijke raad zullen jongeren wijselijk ter harte willen nemen?
19 Hoe verstandig is dan de raad van Gods Woord! Heel passend worden jongeren erin geïnstrueerd hun vader en hun moeder te eren en hun in alles gehoorzaam te zijn (Efeziërs 6:1-3; Kolossenzen 3:20). Jongeren dienen vooral deze wijze raad ter harte te nemen: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand. Sla in al uw wegen acht op hem, en híj zal uw paden recht maken.” — Spreuken 3:5, 6.
20. Welke beloningen kunnen alle opgedragen en gedoopte personen verwachten als zij acht slaan op Micha 6:8?
20 Welke beloningen kunnen wij allen verwachten als wij, na vertrouwen in Jehovah te hebben gedemonstreerd door opdracht en doop, ’gerechtigheid oefenen, loyale liefde aan de dag leggen en bescheiden wandelen met onze God’? Het allerbelangrijkste is dat wij Gods goedkeuring zullen bezitten omdat wij voldoen aan zijn vereisten en aldus zijn hart zullen verheugen door een aandeel te hebben aan de heiliging van zijn grote en vrees inboezemende naam (Spreuken 27:11). Bovendien zullen wij in ons eigen leven de waarheid beseffen van het beginsel dat ’godvruchtige toewijding nuttig is voor alle dingen, daar ze een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven’. — 1 Timótheüs 4:8.
[Voetnoten]
a In het westelijke deel van de Verenigde Staten is een geiser, een springbron, die nu al vele jaren gemiddeld eens in de 65 minuten spuit. Hij heeft zich hiermee de naam Old Faithful (Oude Getrouwe) verworven.
Wat zijn uw antwoorden?
◻ Wat wordt er vereist om in overeenstemming met Micha 6:8 „gerechtigheid te oefenen”?
◻ Hoe houdt loyaliteit jegens Jehovah verband met onze relatie tot medechristenen?
◻ Waarom dienen wij ’bescheiden te wandelen met God’?
◻ Waarom is bescheidenheid speciaal passend voor christelijke jongeren?
[Illustratie op blz. 17]
Behoedt u uw hart door selectief te zijn in uw kijk-, luister- en leesgewoonten?
[Illustratie op blz. 18]
Petrus wist dat hij nergens anders heen kon, omdat Jezus „woorden van eeuwig leven” had. Bent u net zo vastbesloten loyaal te blijven aan Jehovah’s organisatie?