Blijf met God wandelen
„Blijft door geest wandelen en gij zult in het geheel geen vleselijke begeerte volvoeren.” — GALATEN 5:16.
1. (a) Onder welke omstandigheden en hoe lang wandelde Henoch met God? (b) Hoe lang wandelde Noach met God, en welke zware verantwoordelijkheden rustten er op hem?
DE BIJBEL vertelt ons dat Henoch „met de ware God [bleef] wandelen”. In weerwil van de schokkende spraak en het goddeloze gedrag van mensen om hem heen bleef hij tot het einde van zijn leven op 365-jarige leeftijd met God wandelen (Genesis 5:23, 24; Judas 14, 15). Ook Noach „wandelde met de ware God”. Hij deed dit terwijl hij zijn gezin grootbracht, terwijl hij het hoofd bood aan een door opstandige engelen en hun gewelddadige nakomelingen beïnvloede wereld en terwijl hij zorg droeg voor alle details die betrokken waren bij het bouwen van een reusachtige ark die groter was dan enig zeevaartuig uit de oudheid. Na de Vloed bleef hij met God wandelen, zelfs toen opstand tegen Jehovah opnieuw de kop opstak in Babel. Ja, Noach bleef met God wandelen totdat hij op 950-jarige leeftijd stierf. — Genesis 6:9; 9:29.
2. Wat betekent het ’met God te wandelen’?
2 Wanneer er wordt gezegd dat deze mannen des geloofs met God ’wandelden’, gebruikt de bijbel de term in overdrachtelijke zin. Het betekent dat Henoch en Noach zich gedroegen op een wijze waardoor zij van een sterk geloof in God blijk gaven. Zij deden wat Jehovah hun gebood en regelden hun leven in overeenstemming met wat zij uit zijn bemoeienissen met de mensheid over hem wisten. (Vergelijk 2 Kronieken 7:17.) Zij gaven niet slechts te kennen dat zij verstandelijk instemden met wat God zei en deed, maar zij handelden naar alles wat hij verlangde — niet alleen naar enkele dingen, maar naar alles voor zover dat voor hen als onvolmaakte mensen mogelijk was. Zo deed Noach bijvoorbeeld precies wat God hem had geboden (Genesis 6:22). Noach liep niet op de hem gegeven richtlijnen vooruit en raakte ook niet nonchalant achterop. Als iemand die zich in een intieme verhouding met Jehovah verheugde, zich vrij voelde om tot God te bidden en goddelijke leiding waardeerde, wandelde hij met God. Doet u dat ook?
Een consequente levenswijze
3. Wat is uitermate belangrijk voor allen die opgedragen en gedoopte dienstknechten van God zijn?
3 Het is hartverwarmend te zien hoe mensen met God gaan wandelen. Terwijl zij in overeenstemming met Jehovah’s wil positieve stappen doen, geven zij blijk van geloof, zonder hetwelk niemand God kan behagen (Hebreeën 11:6). Wat zijn wij verheugd dat in de afgelopen vijf jaar elk jaar gemiddeld meer dan 320.000 personen zich aan Jehovah hebben opgedragen en zich voor de waterdoop hebben aangeboden! Maar het is ook belangrijk dat zij en wij allen met God blijven wandelen. — Mattheüs 24:13; Openbaring 2:10.
4. Waarom gingen de meeste Israëlieten die uit Egypte trokken, hoewel zij enig geloof toonden, het Beloofde Land niet binnen?
4 In Mozes’ tijd vergde het geloof van een Israëlitisch gezin om het Pascha in Egypte te vieren en het bloed op de deurposten en op het bovengedeelte van de deuropening van hun huis te spatten (Exodus 12:1-28). Maar het geloof van velen wankelde toen zij bij de Rode Zee het leger van Farao vlak achter zich zagen (Exodus 14:9-12). Uit Psalm 106:12 blijkt dat toen zij veilig over de droge zeebedding waren getrokken en hadden gezien hoe het Egyptische leger door de onstuimige wateren was verdelgd, zij weer ’geloof in Jehovah’s woord hadden’. Maar korte tijd later, in de wildernis, begonnen de Israëlieten te klagen over drinkwater, voedsel en de leiding die over hen werd uitgeoefend. Het negatieve bericht van tien van de twaalf verspieders die uit het Beloofde Land terugkeerden, joeg hen vrees aan. Onder die omstandigheden hadden zij, zoals Psalm 106:24 zegt, „geen geloof in [Gods] woord”. Zij wilden terug naar Egypte (Numeri 14:1-4). Zij gaven alleen blijk van geloof wanneer zij bepaalde buitengewone tentoonspreidingen van goddelijke macht zagen. Zij bleven niet met God wandelen. Dientengevolge gingen die Israëlieten het Beloofde Land niet binnen. — Psalm 95:10, 11.
5. Hoe houden 2 Korinthiërs 13:5 en Spreuken 3:5, 6 verband met het wandelen met God?
5 De bijbel vermaant ons: „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt” (2 Korinthiërs 13:5). „In het geloof” zijn, betekent vasthouden aan het geheel van christelijke geloofsovertuigingen. Dit is uitermate belangrijk willen wij erin slagen alle dagen van ons leven met God te wandelen. Om met God te wandelen, moeten wij ook de hoedanigheid geloof aan de dag leggen door volledig op Jehovah te vertrouwen (Spreuken 3:5, 6). Er zijn talloze valstrikken en valkuilen waarin degenen die dit niet doen kunnen geraken. Wat zijn enkele daarvan?
Vermijd de strik van zelfvertrouwen
6. Wat weten alle christenen over hoererij en overspel, en hoe denken zij over deze zonden?
6 Iedereen die de bijbel heeft bestudeerd, zijn leven aan Jehovah heeft opgedragen en gedoopt is, weet dat Gods Woord hoererij en overspel veroordeelt (1 Thessalonicenzen 4:1-3; Hebreeën 13:4). Zulke personen stemmen ermee in dat dit juist is. Zij zijn van plan in overeenstemming daarmee te leven. Toch blijft seksuele immoraliteit een van Satans doeltreffendste valstrikken. Hoe komt dat?
7. Hoe raakten Israëlitische mannen in de vlakten van Moab verwikkeld in gedrag waarvan zij wisten dat het verkeerd was?
7 Aanvankelijk zullen degenen die in zulk immoreel gedrag verwikkeld raken, dit wellicht niet hebben gepland. Misschien gold dat ook voor de Israëlieten in de vlakten van Moab. In de ogen van Israëlitische mannen die het leven in de wildernis beu waren, kunnen de Moabitische en Midianitische vrouwen die hen verlokten aanvankelijk vriendelijk en gastvrij hebben geleken. Maar wat gebeurde er toen de Israëlieten ingingen op uitnodigingen om omgang te hebben met mensen die Baäl en niet Jehovah dienden, mensen die hun dochters (zelfs van vooraanstaande families) toestonden seksuele betrekkingen te hebben met mannen met wie zij niet getrouwd waren? Toen mannen uit het legerkamp van Israël zulke omgang als begeerlijk gingen bezien, werden zij ertoe verlokt dingen te doen waarvan zij wisten dat die verkeerd waren, en dit kostte hun het leven. — Numeri 22:1; 25:1-15; 31:16; Openbaring 2:14.
8. Hoe kan een christen in onze tijd ertoe worden gebracht seksuele immoraliteit te bedrijven?
8 Waardoor zou iemand in onze tijd in een soortgelijke valstrik kunnen geraken? Ofschoon hij misschien weet hoe ernstig seksuele immoraliteit is, kan hij zich, als hij niet ook het gevaar van zelfvertrouwen beseft, in een situatie begeven waar de verlokking tot kwaaddoen zijn gezonde verstand overweldigt. — Spreuken 7:6-9, 21, 22; 14:16.
9. Welke schriftuurlijke waarschuwingen kunnen ons voor immoraliteit behoeden?
9 In duidelijke bewoordingen waarschuwt Gods Woord ons dat wij ons niet om de tuin moeten laten leiden door de gedachte dat wij zo sterk zijn dat slechte omgang ons niet zal verderven. Dit omvat het kijken naar televisieprogramma’s waarin het leven van immorele mensen ten tonele wordt gevoerd en het bekijken van tijdschriften die immorele verlangens opwekken (1 Korinthiërs 10:11, 12; 15:33). Zelfs omgang met medegelovigen kan onder verkeerde omstandigheden tot ernstige problemen leiden. De aantrekkingskracht tussen de seksen is sterk. Met liefdevolle bezorgdheid heeft Jehovah’s organisatie er derhalve voor gewaarschuwd zich niet alleen en buiten het algemene gezichtsveld te bevinden met iemand van het andere geslacht die niet onze huwelijkspartner of een familielid van ons is. Teneinde met God te blijven wandelen, moeten wij de strik van zelfvertrouwen vermijden en acht slaan op de waarschuwende raad die hij ons geeft. — Psalm 85:8.
Laat u niet door mensenvrees beheersen
10. Hoe spant „het beven voor mensen” een strik?
10 Nog een gevaar wordt onderkend in Spreuken 29:25, waar staat: „Het beven voor mensen, dat spant een strik.” De strik van een jager bestaat vaak uit een lus die zich strak om de nek samentrekt, of uit touwen waarin de poten van een dier verward raken (Job 18:8-11). Insgelijks kan mensenvrees iemands vermogen om vrijuit te spreken en zich te gedragen op een wijze die God behaagt, verstikken. Het verlangen om anderen te behagen is normaal, en lompe minachting voor wat andere mensen denken, is niet christelijk. Maar er moet een goed evenwicht zijn. Wanneer bezorgdheid over mogelijke reacties van andere mensen iemand ertoe brengt te doen wat God verbiedt of na te laten wat Gods Woord gebiedt, is die persoon verstrikt.
11. (a) Wat is de bescherming om zich niet door mensenvrees te laten beheersen? (b) Hoe heeft Jehovah zijn dienstknechten die met mensenvrees worstelden, geholpen?
11 De bescherming tegen zo’n strik ligt niet in iemands innerlijke geaardheid, maar in ’vertrouwen op Jehovah’ (Spreuken 29:25b). Zelfs een persoon die van nature verlegen is, kan met vertrouwen op God moedig en standvastig blijken te zijn. Zolang wij te maken hebben met de druk van dit satanische samenstel van dingen, zullen wij op onze hoede moeten zijn voor de verstrikkende mensenvrees. Hoewel de profeet Elia een voortreffelijk bericht van moedige dienst had opgebouwd, sloeg hij toen Izebel dreigde hem ter dood te laten brengen, bevreesd op de vlucht (1 Koningen 19:2-18). Onder druk ontkende de apostel Petrus bevreesd Jezus Christus te kennen, en jaren later liet hij zich er door vrees toe brengen zich te gedragen op een wijze die in strijd was met het geloof (Markus 14:66-71; Galaten 2:11, 12). Maar zowel Elia als Petrus aanvaardde geestelijke hulp, en met vertrouwen in Jehovah bleven zij God op aanvaardbare wijze dienen.
12. Welke hedendaagse voorbeelden laten zien hoe afzonderlijke personen geholpen zijn om zich er niet door vrees van te laten weerhouden God te behagen?
12 Veel dienstknechten van Jehovah in onze tijd hebben ook geleerd hoe zij verstrikkende vrees kunnen overwinnen. Een tiener-Getuige in Guyana erkende: „Op school is de strijd om druk van leeftijdgenoten te weerstaan, heel krachtig.” Maar zij voegde eraan toe: „Dat is mijn geloof in Jehovah ook.” Toen haar onderwijzer haar ten overstaan van de hele klas vanwege haar geloof bespotte, bad zij in stilte tot Jehovah. Later gaf zij de onderwijzer onder vier ogen een tactvol getuigenis. Tijdens een bezoek aan zijn geboortedorp in Benin besloot een jongeman die Jehovah’s vereisten leerde kennen, zich te ontdoen van een afgodsbeeld dat zijn vader voor hem had vervaardigd. De jongeman wist dat het beeld levenloos was en koesterde er geen vrees voor, maar hij was zich er ook van bewust dat woedende dorpelingen hem misschien zouden trachten te doden. Hij bad tot Jehovah, en vervolgens nam hij het afgodsbeeld ’s nachts mee het bos in en ontdeed zich ervan. (Vergelijk Rechters 6:27-31.) Toen een vrouw in de Dominicaanse Republiek Jehovah begon te dienen, eiste haar echtgenoot dat zij zou kiezen tussen hem en Jehovah. De man dreigde haar met echtscheiding. Zou zij er door vrees toe worden gebracht haar geloof op te geven? Zij antwoordde: „Als er ontrouw in het spel was, zou ik mij schamen, maar ik schaam mij niet nu ik Jehovah God dien!” Zij bleef met God wandelen, en mettertijd sloot haar man zich bij haar aan in het doen van Jehovah’s wil. Met volledig vertrouwen in onze hemelse Vader kunnen ook wij het vermijden ons er door mensenvrees van te laten weerhouden datgene te doen waarvan wij weten dat het Jehovah zal behagen.
Vermijd het raad te bagatelliseren
13. Voor welke valstrik worden wij in 1 Timotheüs 6:9 gewaarschuwd?
13 Hoewel sommige door jagers gebruikte strikken ontworpen zijn om elk dier dat toevallig op een bepaalde plaats voorbijkomt te vangen, zijn er ook strikken die dieren lokken door middel van een bedrieglijk aantrekkelijk lokaas. Voor veel mensen is rijkdom een lokaas (Mattheüs 13:22). In 1 Timotheüs 6:8, 9 moedigt de bijbel ons aan tevreden te zijn met voedsel, kleding en onderdak. Vervolgens wordt de waarschuwing gegeven: „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten.”
14. (a) Wat zou iemand ervan kunnen weerhouden de raad ter harte te nemen om tevreden te zijn met voedsel, kleding en onderdak? (b) Hoe zou een verkeerde definitie van rijkdom iemand ertoe kunnen brengen de in 1 Timotheüs 6:9 opgetekende waarschuwing te bagatelliseren? (c) In welk opzicht zou „de begeerte der ogen” sommigen kunnen verblinden voor de valstrik waarin zij terechtkomen?
14 Ondanks deze waarschuwing worden velen verstrikt omdat zij de raad niet op zichzelf toepassen. Hoe komt dat? Zou het kunnen zijn dat trots hen ertoe aanzet met alle geweld vast te houden aan een levensstijl die meer vergt dan „voedsel, kleding en onderdak”, waarmee wij zoals de bijbel ons aanspoort tevreden dienen te zijn? Bagatelliseren zij de bijbelse waarschuwing misschien omdat zij rijkdom definiëren in termen van wat zeer rijke mensen bezitten? De bijbel plaatst het besluit om rijk te worden eenvoudig tegenover tevreden zijn met voedsel, kleding en onderdak. (Vergelijk Hebreeën 13:5.) Brengt „de begeerte der ogen” — de begeerte om dingen te bezitten die zij zien, zelfs ten koste van geestelijke doeleinden — hen ertoe de belangen van de ware aanbidding naar de tweede plaats te schuiven? (1 Johannes 2:15-17; Haggaï 1:2-8) Hoeveel gelukkiger zijn degenen die de bijbelse raad werkelijk ter harte nemen en met God wandelen door de dienst van Jehovah centraal te stellen in hun leven!
Met succes het hoofd bieden aan de zorgen des levens
15. Welke situaties vormen er begrijpelijkerwijs de oorzaak van dat velen van Jehovah’s volk bezorgd zijn, en op welke valstrik moeten wij bedacht zijn wanneer wij onder zo’n druk staan?
15 Angstige bezorgdheid om aan de noodzakelijke levensbehoeften te komen, is een vaker voorkomend verschijnsel dan het besluit om rijk te worden. Veel dienstknechten van Jehovah moeten het met slechts minimale bezittingen stellen. Zij werken vele uren hard om alleen maar de hoogstnoodzakelijke kleding, een plaats om ’s nachts met hun gezin te kunnen slapen en ten minste een beetje dagelijks voedsel te hebben. Anderen worstelen met problemen omdat zijzelf of gezinsleden ziek of oud zijn. Hoe gemakkelijk zou het zijn om door zulke omstandigheden geestelijke belangen uit hun leven te laten verdringen! — Mattheüs 13:22.
16. Hoe helpt Jehovah ons het hoofd te bieden aan de druk van het leven?
16 Jehovah vertelt ons liefdevol over de bevrijding die wij onder het Messiaanse koninkrijk zullen ervaren (Psalm 72:1-4, 16; Jesaja 25:7, 8). Hij helpt ons ook om nu het hoofd te bieden aan de druk van het leven door ons raad te geven hoe wij juiste prioriteiten moeten blijven stellen (Mattheüs 4:4; 6:25-34). Door middel van het verslag over de manier waarop hij zijn dienstknechten in het verleden heeft geholpen, stelt Jehovah ons gerust (Jeremia 37:21; Jakobus 5:11). Hij versterkt ons met de kennis dat, ongeacht welke tegenspoed ons ook treft, zijn liefde voor zijn loyale dienstknechten onveranderd blijft (Romeinen 8:35-39). Tot degenen die hun vertrouwen op Jehovah stellen, zegt hij: „Ik wil u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten.” — Hebreeën 13:5.
17. Geef voorbeelden van de wijze waarop afzonderlijke personen die zware tegenspoed ondervinden, in staat zijn geweest met God te blijven wandelen.
17 Gesterkt door deze kennis blijven ware christenen met God wandelen in plaats van af te wijken naar de wegen van de wereld. Een gangbare wereldse filosofie onder de armen in veel landen is dat het geen stelen is wanneer u om uw gezin van voedsel te voorzien, iets wegneemt van iemand die meer bezit dan u. Maar degenen die door geloof wandelen, verwerpen die zienswijze. De waarde die zij aan Gods goedkeuring hechten, gaat al het andere te boven en daarom zien zij voor de beloning van hun eerlijke gedrag naar hem op (Spreuken 30:8, 9; 1 Korinthiërs 10:13; Hebreeën 13:18). Een weduwe in India ontdekte dat bereidheid tot werken, gekoppeld aan vindingrijkheid, haar hielp het hoofd boven water te houden. In plaats van gebelgd te zijn over haar levenslot, was zij zich ervan bewust dat als zij Gods koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid op de eerste plaats in haar leven stelde, Jehovah haar krachtsinspanningen zou zegenen om in de noodzakelijke levensbehoeften van haarzelf en die van haar zoon te voorzien (Mattheüs 6:33, 34). Vele duizenden over de hele aarde tonen dat, ongeacht de tegenspoed die zij wellicht ondervinden, Jehovah hun toevlucht en vesting is (Psalm 91:2). Kan dat ook van u worden gezegd?
18. Wat is de sleutel om de valstrikken van Satans wereld te vermijden?
18 Zolang wij in het huidige samenstel van dingen leven, zullen er valstrikken zijn die wij moeten vermijden (1 Johannes 5:19). De bijbel onthult welke dat zijn en laat ons zien hoe wij ze kunnen vermijden. Degenen die Jehovah werkelijk liefhebben en een gezonde vrees hebben om hem te mishagen, kunnen met succes het hoofd bieden aan zulke valstrikken. Als zij ’door geest blijven wandelen’, zullen zij niet voor de wegen van de wereld zwichten (Galaten 5:16-25). Voor allen die hun leven werkelijk rondom hun verhouding tot Jehovah opbouwen, is er het grootse vooruitzicht om met God te wandelen en zich voor eeuwig in vertrouwelijke omgang met hem te verheugen. — Psalm 25:14.
Wat is uw commentaar?
◻ Hoe kan zelfvertrouwen een strik zijn?
◻ Wat kan ons ervoor behoeden door mensenvrees beheerst te worden?
◻ Wat zou ons ertoe kunnen brengen de raad over het gevaar dat erin schuilt rijkdom na te jagen, niet toe te passen?
◻ Wat kan ons in staat stellen het te vermijden door zorgen des levens verstrikt te worden?
[Illustratie op blz. 16, 17]
Velen blijven gedurende hun hele leven met God wandelen