Waarschuwingen negeren en God op de proef stellen
„Zelfs toen het water tot aan hun enkels kwam, wilden zij niet vluchten.” — El País, Colombia.
DIE krantekop uit een in Colombia verschijnend dagblad vestigde de aandacht op een van de redenen voor het verschrikkelijke verlies aan mensenlevens dat veroorzaakt werd door de lawine die in november 1985 Armero teisterde. Dora Elisa Rada Esguerra, een telefoniste in Armero, die door de asregen en de buiten de oevers tredende rivier gealarmeerd was, besloot te vluchten. Vervolgens waarschuwde zij haar collega’s op de telefooncentrale voor de naderende tragedie. Later zette zij uiteen: „Zij zagen het water, dat . . . krachtig, zeer krachtig stroomde, maar zelfs toen kwamen zij niet in beweging.” Dora vluchtte uit de ten ondergang gedoemde stad.
De overige telefonistes stierven samen met zo’n 21.000 andere slachtoffers in een stroom van vulkanische modder, ijs en keien die met donderend geraas van de vulkaan Nevado del Ruiz naar beneden kwam. Onder degenen die werden meegesleurd, bevonden zich de burgemeester van de stad en het merendeel van het politiekorps, waaruit blijkt dat bijna niemand de dreiging serieus had opgevat — totdat het te laat was.
Waarom zijn zij niet gevlucht?
Tekenen en waarschuwingen kondigden de ophanden zijnde ramp aan. Waarom hebben zo veel mensen in Armero die in de wind geslagen? In de eerste plaats kwamen waarschuwingen van officiële zijde pas op een laat tijdstip, toen de stad reeds door de ramp werd getroffen. Voordien was de mensen verzocht hun kalmte te bewaren en was hun gezegd dat er wellicht een overstroming zou komen, maar dat die niet ernstig zou zijn. In plaats daarvan werd de stad door een reusachtige doodaanbrengende muur die zich via de bedding van de Lagunilla naar beneden stortte, van de kaart geveegd.
Waarschijnlijk wilden sommigen hun huizen en hun bezittingen niet verlaten omdat zij wisten dat er al gauw plunderaars op het toneel zouden verschijnen. Dit bleek werkelijk een gevaar te zijn. Enkele plunderaars werden door het leger doodgeschoten. Sommigen die de ramp overleefden, keerden naar hun ondergelopen huizen terug en bemerkten dat de sloten van de deuren stukgeschoten waren en er kostbare bezittingen waren gestolen. Maar de meerderheid van de stadsbewoners heeft niet lang genoeg geleefd om naar hun huizen terug te keren. En in de meeste gevallen stonden er geen huizen meer om naar terug te keren.
Misschien hebben anderen gedacht dat God of de maagd Maria ten behoeve van hen tussenbeide zou komen. Is het echter redelijk te verwachten dat God in deze tijd ten behoeve van bepaalde personen tussenbeide zal komen wanneer natuurrampen toeslaan? Waarom zou God ervoor zorgen dat sommigen worden gered en toelaten dat anderen, in soortgelijke omstandigheden, omkomen?
Bestaat er een deugdelijke reden om te geloven dat iemand niets kan overkomen omdat hij de speciale bescherming van God geniet? Kan een autobestuurder bijvoorbeeld op zijn „engelbewaarder” of „lievelingsheilige” vertrouwen? Er zijn bij auto-ongelukken te veel oprechte katholieken omgekomen die een medaille van de „heilige” Christoffel bij zich droegen om dat te kunnen geloven. Of dient een christen te geloven dat hij Gods speciale bescherming geniet wanneer hij per vliegtuig reist? Wat valt er over speciale bescherming te zeggen wanneer men aan de een of andere gevaarlijke sport deelneemt? Is het redelijk God onder zulke omstandigheden op de proef te stellen?
Jehovah’s hand is niet te kort
De Schrift helpt ons te begrijpen dat er situaties zijn waarin Jehovah God misschien ten behoeve van zijn volk tussenbeide komt wanneer er inbreuk wordt gemaakt op de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk of wanneer zijn gemeente wordt bedreigd. De profeet Jesaja geeft ons de verzekering: „Ziet! De hand van Jehovah is niet te kort geworden zodat ze niet redden kan, noch is zijn oor te zwaar geworden zodat het niet horen kan.” — Jesaja 59:1.
De bijbel verschaft duidelijke voorbeelden waaruit blijkt dat Jehovah zijn beschermende hand heeft aangewend in verband met de apostelen. Koning Herodes, die naar de gunst van de joden dong, liet Petrus onder strenge bewaking in de gevangenis zetten. De gemeente in Jeruzalem bad vurig voor hem. Wat gebeurde er? Jehovah’s engel kwam en bevrijdde Petrus uit de gevangenis. Zelfs Petrus was verbijsterd over wat er gebeurde. Ten slotte besefte hij wat er aan de hand was en zei: „Nu weet ik inderdaad dat Jehovah zijn engel heeft uitgezonden en mij uit de hand van Herodes . . . heeft bevrijd.” — Handelingen 12:1-11.
Hetzelfde verslag vertelt ons dat Herodes de apostel Jakobus, de broer van Johannes, reeds had laten ombrengen. Jehovah stond toe dat hij de marteldood stierf. Het is derhalve duidelijk dat hoewel Jehovah in bescherming en bevrijding kan voorzien, hij ook kan toestaan dat gebeurtenissen hun beloop hebben, zodat sommigen van zijn toegewijde dienstknechten in de gelegenheid worden gesteld hun rechtschapenheid zelfs tot in de dood te bewijzen. De woorden van Jakobus, de halfbroer van Jezus, zijn passend: „Gij [weet] niet . . . wat uw leven morgen zal zijn. Want gij zijt een nevel, die voor een korte tijd verschijnt en dan verdwijnt. In plaats daarvan zoudt gij moeten zeggen: ’Indien Jehovah wil, zullen wij leven en ook dit of dat doen.’” — Jakobus 4:14, 15; vergelijk Job 2:3-5.
Eén ding is zeker: wanneer zich natuurrampen of ongelukken voordoen, geldt voor alle mensen zonder onderscheid het bijbelse beginsel: „Tijd en onvoorziene gebeurtenissen treffen hen allen” (Prediker 9:11). En hoewel het passend is in tijden van vervolging om hulp en bescherming te bidden, moeten wij beseffen dat „vervolging onvermijdelijk is voor degenen die vastbesloten zijn een echt christelijk leven te leiden”. — 2 Timótheüs 3:12, Phillips.
Een geest van gezond verstand
Hoewel Jehovah in het verleden weliswaar handelend is opgetreden om zijn volk te beschermen — zoals toen hij Israël uit Egypte en van Farao’s legers bevrijdde — zou het aanmatigend zijn te denken dat God elke christen tegen de gevolgen van „tijd en onvoorziene gebeurtenissen” of tegen de consequenties van zijn eigen onvoorzichtige handelwijze moet beschermen. Paulus’ brief aan de christenen in Rome, van wie sommigen misschien later in de arena als martelaren zijn gestorven, houdt hiermee verband: „Ik [zeg] tot een ieder onder u, niet meer van zichzelf te denken dan nodig is, maar met een gezond verstand te denken, een ieder naar de mate van geloof die God hem heeft toebedeeld” (Romeinen 12:3). De vertaling van J. B. Phillips zegt: „Probeer een gezonde kijk op uw bekwaamheden te krijgen.”
De hier onder woorden gebrachte raad heeft, hoewel die in een andere context staat, dezelfde toepassing in deze tijd. Geeft een christen blijk van „gezond verstand” als hij zich inbeeldt dat hij achteloos of onder invloed kan rijden zonder dat hem iets zal overkomen omdat hij Gods bescherming geniet? Heeft de christen dan ’een gezonde kijk op zijn bekwaamheden’? En heeft hij, als hij zijn medemens in gevaar brengt, werkelijk ’zijn naaste lief als zichzelf’? — Matthéüs 22:39.
Laten wij de geest van gezond verstand eens toepassen op de situatie dat mensen zich hebben gevestigd in aardbevingsgevoelige gebieden of op plaatsen waar actieve vulkanen een latent doch wezenlijk gevaar vormen. Een goed voorbeeld is het reeds aangehaalde gebied rond de vulkaan Nevado del Ruiz in Colombia. Volgens het Colombiaanse dagblad El País kwam de architect César Zárate in 1982 gereed met een studie waarin te kennen werd gegeven dat Armero al eerder door de Lagunilla was overstroomd en dat de bescherming van de stad nog steeds veel te wensen overliet. Ook was bekend dat de vulkaan Nevado del Ruiz sedert 1570 zesmaal was uitgebarsten. Volgens geschiedkundige bronnen heeft de vulkaan een geregelde cyclus van activiteit met een wisselende frequentie van 140 jaar en 9 maanden en 110 jaar en 2 maanden.
Deze inlichtingen werden enkele weken voordat Armero door de ramp werd getroffen, naar de zondageditie van de Colombiaanse krant El Tiempo gezonden. Het artikel stelde nadrukkelijk: „De volgende overstroming . . . zal omstreeks midden november van dit jaar plaatsvinden. De kenmerkende tekenen zijn reeds waargenomen: rook uit de ’Arenas’-krater. Een asregen en gas. Verontreiniging van het water en de oogst. Walgelijke stank. . . . Een rommelend geluid dat op 11 september uit de vulkaan opsteeg. Geleidelijke dooi van de sneeuwkap . . . Daarom is het tijd om maatregelen te treffen.”
Het artikel werd echter niet gepubliceerd. Misschien bezag men het als een nodeloze onheilstijding. De redacteurs van El Tiempo schreven het later toe aan „een gebrek aan vooruitziendheid, een gebrek aan intuïtie, of het naïeve geloof dat er niets zou gebeuren”.
Maar precies op de berekende tijd explodeerde op de avond van 13 november de top van de Nevado del Ruiz. Meer dan 20.000 mensen kwamen in Armero om het leven, en in Chinchiná en andere nabijgelegen steden vielen duizenden slachtoffers te betreuren. Onder degenen die in Armero stierven, bevonden zich 41 getuigen van Jehovah en personen die met hen verbonden waren. Sommigen waren zo onverstandig geweest naar de lagergelegen Koninkrijkszaal te vluchten. Zij werden ermee weggevaagd en begraven. Gelukkig zagen andere Getuigen kans naar hogere grond te vluchten en werden gered.
Natuurlijk is het gemakkelijk om achteraf te zeggen hoe men had moeten handelen. Toch kan men op zijn minst lering uit zulke verschrikkelijke gebeurtenissen trekken.
Waarschuwingen uit de oudheid genegeerd
De bijbel verschaft voorbeelden van sommigen die tijdige waarschuwingen hebben genegeerd of van mening waren dat ’het in hun tijd niet zou kunnen gebeuren’ of in het deel van de aarde waar zij woonden, niet zou kunnen plaatsvinden. Eén duidelijk geval heeft zich voorgedaan toen Lot werd gewaarschuwd uit Sodom en Gomorra te vluchten. Hij alarmeerde zijn schoonzoons en zei: „Staat op! Gaat uit deze plaats, want Jehovah verderft de stad!” Hoe reageerden zij? „In de ogen van zijn schoonzoons scheen [Lot] als iemand te zijn die schertste.” Het ’schertsen’ was echter van korte duur. Jehovah liet zwavel en vuur op de ten ondergang gedoemde, perverse steden regenen. De schoonzoons stierven samen met de immorele bewoners van die streek. Kennelijk vluchtte Lots vrouw wel uit Sodom maar werd zij door twijfels en bange vermoedens bestormd. Zij „ging van achter [Lot] omkijken, en zij werd een zoutpilaar”. — Genesis 19:12-26.
Meer dan 1900 jaar geleden profeteerde Jezus dat het oude Jeruzalem een verschrikkelijke verwoesting zou ondergaan. Hij verschafte specifieke details van gebeurtenissen die vóór de verwoesting van de stad zouden plaatsvinden en zei: „Wanneer gij . . . Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is.” Verder waarschuwde hij: „Laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten, en laten zij die in haar midden zijn, eruit trekken, en laten zij die zich in de landstreken bevinden, er niet binnengaan.” — Lukas 21:20-24.
Toen de Romeinse legers in het jaar 66 G.T. Jeruzalem insloten, herkenden de christenen in die stad het door Jezus gegeven teken. Vervolgens trok generaal Cestius Gallus, terwijl de algehele overwinning binnen zijn bereik lag, op onverklaarbare wijze zijn troepen terug. Dat was de gelegenheid waarop de christenen hadden gewacht en zij vluchtten naar de overzijde van de Jordaan. In 70 G.T. keerden de Romeinen onder generaal Titus terug en verwoestten Jeruzalem. Honderdduizenden joden die in de ten ondergang gedoemde stad waren gebleven, kwamen tijdens het beleg en de strijd om het leven.
In deze gevallen werd weliswaar een goddelijke waarschuwing gegeven. Maar waar het om gaat, is dat slechts weinigen de boodschap ter harte namen en ontkwamen. De meerderheid sloeg er geen acht op. Zij weigerden de van God afkomstige waarschuwing serieus te nemen.
Op welke wijze kunnen wij God terecht op de proef stellen?
Zelfs bij natuurrampen beschikken wij vaak over waarschuwingssignalen — wat er al eerder in het gebied heeft plaatsgevonden, recente aanwijzingen of wetenschappelijke gegevens — waardoor te kennen wordt gegeven dat binnen een bepaald tijdsbestek de kans op gevaar heel groot is. Misschien wordt een gebied vaak door overstromingen geteisterd. Dan moet een redelijk denkend persoon alle factoren tegen elkaar afwegen om te beslissen of het nodig en doenlijk is naar een ander gebied te verhuizen. Natuurlijk is het onmogelijk te voorspellen wanneer en waar elke natuurramp zal toeslaan. Niettemin kunnen wij de wet van de gemiddelden en ook de veiligheidsmarge in aanmerking nemen als het ergste gebeurt. Maar het is niet redelijk speciale bescherming van God te verwachten. Doen wij dat wel, dan zouden wij God op de proef stellen op een wijze die niet geoorloofd of evenwichtig is.
Jehovah nodigt ons echter uit hem in een ander opzicht op de proef te stellen. Reeds in de tijd van de profeet Maleachi stelde Israël God ten onrechte op de proef door ondeugdelijke offers op het altaar aan te bieden. Door hun verontreinigd brood en kreupele offerdieren gaven zij er blijk van Jehovah’s tafel te verachten. Bij monde van Maleachi nodigde Jehovah hen uit zich om te keren en hun handelwijze recht te zetten. „’Brengt al de tienden in de voorraadschuur, opdat er voedsel in mijn huis mag komen; en stelt mij alstublieft daarin op de proef’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd, ’of ik voor ulieden niet de sluizen van de hemel zal openen en werkelijk een zegen over u zal uitgieten totdat er geen gebrek meer is.’” — Maleachi 3:10.
Ja, met betrekking tot geestelijke zegeningen kunnen wij Jehovah’s getrouwheid ’op de proef stellen’ of toetsen. Indien wij eerst zijn koninkrijk en zijn rechtvaardigheid zoeken, dan zullen ons, zoals Jezus heeft gezegd, alle ’andere dingen worden toegevoegd’. Jezus zei ook: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en er zal u opengedaan worden.” Indien onvolmaakte mensen goede gaven aan hun kinderen geven, „hoeveel te meer zal dan uw Vader, die in de hemelen is, goede dingen geven aan wie hem [in overeenstemming met zijn wil] erom vragen!” — Matthéüs 6:33; 7:7-11; 1 Johannes 5:14.
Vooral in deze tijd worden de natiën gewaarschuwd dat Jehovah binnenkort zijn vergeldingsactie zal ondernemen tegen alle delen van Satans samenstel van dingen (Openbaring 16:14, 16; 18:20). Miljoenen verstandige mensen slaan acht op deze boodschap die door Jehovah’s Getuigen wordt gepredikt en scharen zich aan de zijde van Gods Koninkrijksheerschappij. Zij trekken zich terug uit het corrupte politieke en religieuze bondgenootschap voordat het te laat is (Openbaring 18:4). Aldus bereiden zij zich voor op eeuwig leven onder Christus’ heerschappij over onze aarde, die veranderd zal worden in een paradijs waar gerechtigheid en rechtvaardigheid zullen wonen. Slaat u acht op deze waarschuwing? — 2 Petrus 3:13; Titus 1:2.
[Illustratie op blz. 21]
Een in de puinhopen van Armero gevonden diploma is een grimmige herinnering aan de onachtzaamheid van duizenden
[Illustratie op blz. 22]
Getuigt uw rijgedrag van christelijk gezond verstand?
[Illustraties op blz. 23]
De thans verlaten plaats waar eens Armero lag. Meer dan 20.000 personen vonden hier de dood
Deze totaal vernielde auto typeert de ramp die Armero trof