PELIKAAN
[Hebr.: qa·ʼathʹ].
De vertalers van de Griekse Septuaginta en de Latijnse Vulgaat vereenzelvigden het Hebreeuwse woord qa·ʼathʹ met de „pelikaan”. De pelikaan behoort tot de in de Mozaïsche wet genoemde „onreine” vogels. — Le 11:13, 18; De 14:11, 12, 17.
De pelikaan is een van de grootste vliegende vogels. Hij wordt ruim 1,5 m lang en bereikt een majestueuze vleugelspanwijdte van 2,5 m of meer. De geelachtige snavel is lang en heeft een haakvormig uiteinde; de grote rekbare keelzak daaronder valt nauwelijks op wanneer die leeg is. Hoewel pelikanen onbeholpen zijn op het land, zijn het krachtige, gracieuze vliegers, en men heeft reeds waargenomen dat hun nestplaatsen wel zo’n 100 km van hun visgebieden vandaan lagen. Het zijn uitstekende vissers, en daar hun poten zwemvliezen hebben, kunnen ze zich in het water snel bewegen.
Wanneer de pelikaan zich volgepropt heeft, vliegt hij dikwijls naar een eenzame plaats, waar hij een melancholische houding aanneemt. Hij laat zijn kop op de schouders zakken en zit dan zo bewegingloos dat men hem van een afstand voor een witte steen zou kunnen houden. Hij kan die houding soms urenlang volhouden, zodat hij een passend beeld is van de melancholische inactiviteit waarop de psalmist doelt wanneer hij de bitterheid van zijn kommer illustreert en schrijft: „Ik lijk wel de pelikaan van de wildernis” (Ps 102:6). Hier wordt met „wildernis” niet noodzakelijkerwijs een woestijn bedoeld, maar eenvoudig een streek ver van de woonplaatsen van mensen vandaan, misschien een moeras. In bepaalde jaargetijden zijn de moerassen van het noordelijke Jordaandal nog steeds de plaats waar pelikanen zich ophouden. In Israël worden drie soorten pelikanen aangetroffen. De soort die het meest voorkomt is de roze of witte pelikaan (Pelecanus onocrotalus); de kroeskoppelikaan (Pelecanus crispus) en de roodrugpelikaan (Pelecanus rufescens) worden minder vaak waargenomen.
De pelikaan toont een uitgesproken voorkeur voor onontgonnen gebieden, waar hij niet door de mens wordt gestoord. Daar nestelt hij, broedt zijn jongen uit en rust na het vissen uit. Wegens zijn voorliefde voor eenzame, woeste plaatsen wordt deze vogel in de bijbel gebruikt als symbool van volledige verwoesting. Om Edoms komende verwoesting af te beelden, voorzei Jesaja dat de pelikaan dat land in bezit zou nemen (Jes 34:11). Zefanja profeteerde dat er pelikanen tussen de zuilenkapitelen van Nineve zouden wonen, aldus te kennen gevend dat Nineve een volkomen verlaten woestenij zou worden. — Ze 2:13, 14.